tegenlicht > thema's > voedsel
'we moeten ons voedselsysteem weer gezellig maken'
Terwijl andere landen trots zijn op de smaak en kwaliteit van hun voedsel, lijken we in Nederland vooral trots op hoeveel ‘ons kleine landje’ produceert. Maar de intensieve invoer, productie en uitvoer van exportland Nederland heeft ook zijn keerzijde. ‘Het begint één grote, ongezellige plantage te worden.’ Hoe kan het anders?
Lotte Schuengel, 11 november 2022
Ondanks de boerenprotesten maakte de Nederlandse agrarische sector ook dit jaar een recordomzet. In enorme kassen, stallen en op uitgestrekte velden produceren we groenten, vlees, zuivel en bloemen voor de wereldmarkt. De optelsom van dit alles was vorig jaar goed voor 104 miljard euro. Een recordbedrag, dat ons wederom op plek twee zette van ‘s werelds grootste landbouwexporteurs.
De implicaties van deze enormiteit tekenen zich steeds duidelijker af. Nog altijd is 66 procent van het Nederlands grondoppervlak landbouwgrond. Door steeds intensiever gebruik daarvan verzakt de bodem, verschraalt de biodiversiteit en heeft Nederland de hoogste stikstofuitstoot in Europa. Met grote gevolgen voor de natuur, de politiek en de manier waarop we met elkaar omgaan.
een logistiek proces
‘Het is alsof we van Nederland één grote plantage hebben gemaakt,’ vindt Clemens Driessen. Als cultureel geograaf (‘een filosoof die ook naar buiten mag’) houdt hij zich aan de Wageningen Universiteit bezig met de relaties tussen mensen, dieren en planten binnen het voedselsysteem.
Volgens hem is in de afgelopen decennia de voedselproductie steeds verder gereduceerd tot een logistiek proces. ‘Van de grootschalige tuinbouw tot de megastallen: alles ziet eruit als een distributiecentrum. In deze ruimtes is alles helemaal geoptimaliseerd voor één functie en is al het leven gereduceerd tot het meest optimale, op een manier waarbij mensen, dieren en planten bij elkaar staan, die daar eigenlijk niet willen zijn.’
'van de grootschalige tuinbouw tot de megastallen: alles ziet eruit als een distributiecentrum'
Driessen noemt het vervreemdend. ‘Als alles op zo’n plek alleen wordt gedefinieerd op basis van efficiëntie, dan is er weinig plek voor andersoortige relaties. De mensen die er werken worden een soort machines.’ Denk aan de glastuinbouw, slachthuizen of verpakkingsfabrieken. ‘Heel veel van die arbeid gebeurt door mensen die in zekere zin onzichtbaar zijn. Die komen nooit aan het woord. Wij weten niet hoe ze het daar vinden, en dat vinden we ook helemaal niet belangrijk. Idealiter gebruiken we dan ook robots voor het werk dat zij doen. En tot die tijd doen zij het werk als robots.’
het tijdperk van de plantage
Volgens sommige klimaatfilosofen leven we nu niet in het Antropoceen (tijdperk van de mens), maar in het "Plantationoceen". Niet de mens als soort an sich is schuldig aan de degradatie van biodiversiteit en de verandering van het klimaat. Het zijn specifiek het kolonialisme en kapitalisme, die de economie, de natuur en sociale relaties ordenen volgens de logica van de plantage. Lokaal beheerde kleinschalige boerderijen, weilanden of bossen worden getransformeerd tot omsloten, intensieve ‘plantages’, die worden uitgeput met behulp van slavernij of andere vormen van uitgebuite, vervreemde en vaak getransporteerde arbeid. Op de plantage heiligt het doel van opschaling de middelen, en zijn er geen zelfstandige boeren meer.
Hierin zijn het niet per se de boeren die het land uitbuiten. Grote bedrijven die belang hebben bij de huidige ketens, zoals FrieslandCampina, kalvermester Van Drie en voerbedrijven als Forfarmers zijn uiteindelijk degenen die het meeste geld in hun zakken kunnen steken. Maar we voorzien wel de wereld van voedsel, toch? Volgens Driessen is dat een mythe. We hebben de wereld juist in een houdgreep. ‘Doordat wij hier zoveel voor zo weinig produceren, is het op andere plekken niet meer economisch rendabel om het zelf te doen.’
'op de plantage heiligt het doel van opschaling de middelen, en zijn er geen zelfstandige boeren meer'
Toch helpt Nederland met haar enorme vleesindustrie ook met het maken van plantages elders in de wereld. Onze veeteelt is namelijk grotendeels afhankelijk van de invoer van sojameel. Vergeleken met bijvoorbeeld gras of granen, zorgt het eiwitrijke soja er voor dat dieren zich sneller ontwikkelen, groter en dikker worden, en in het geval van koeien meer melk geven. Het is bovendien relatief goedkoop. Boeren die onder druk staan om zo winstgevend mogelijk te zijn, kunnen het zich amper veroorloven ander voer te gebruiken dan soja.
Omdat we zelf weinig soja telen, doen we goede zaken met Brazilië. Vorig jaar nog was de Nederlandse import uit Brazilië met 1,1 miljard euro zelfs het hoogste ooit gemeten. Daarmee is Nederland na China ‘s werelds grootste importeur van Braziliaanse soja. De productie daarvan gaat vaak gepaard met ontbossing en de verjaging van lokale volkeren in het Amazonewoud, dat in de wildste dromen van Bolsonaro ‘s werelds grootste plantage moest worden.
'ons kleine landje'
Dat zoveel mensen trots zijn op hoe ‘ons kleine landje’ zoveel kan produceren, noemt Driessen ‘maf’. ‘In Italië zijn ze ook trots op hun voedsel, maar dan vooral op de smaak ervan en op de rol van het landschap en de regio. Ze weten: de granen op die flank van die heuvel, die zijn het beste voor bepaalde pasta. Enzovoort. In Nederland lijkt het alsof we alleen maar trots zijn op het feit dat we zoveel kunnen maken.’
Dat betekent niet dat we niet kritisch zijn op ons voedsel. We zijn enorm kritisch, maar daarin voert een oppervlakkig soort esthetiek de boventoon. Tomaten moeten perfect rond en rood zijn, op de sla mogen geen plekjes zitten, koekjes mogen niet het minste beetje aanbranden. Maar aan de achterkant van die glimmende hoorn des overvloeds zitten de uitwassen van een systeem dat uit zijn voegen barst.
'een kwart van al het geproduceerde voedsel eindigt in de afvalbak'
Een kwart van al het voedsel dat wordt geproduceerd eindigt in de afvalbak. Een bedrijf dat zulke reststromen verwerkt, is het Limburgse Nijsen. Onder het motto “food for feed for food” tovert Nijsen koekjes die net te lang zijn gebakken of stroopwafels die niet rond genoeg zijn om tot “hoogwaardig kippen- en varkensvoer”. In De Voedsel BV vertelt een medewerker over een rondleiding die hij gaf aan mensen uit de Filipijnen. Bij de aanblik van torenhoge stapels kratten tot de nok gevuld met afgedankte fruitrepen, wierp een lid van de delegatie zich op zijn knieën en zei: ‘ik begrijp dit niet meer.’
maak het iets gezelliger
We hebben veel te lang van boeren geëist dat ze alsmaar meer produceren, voor de wereldmarkt, vindt Driessen. 'We zeiden: een goede boer is een productieve boer. We zijn een exportland, waar een klein land groot in kan zijn, tralala. En dan ineens kan het niet meer. Dan is een goede boer een boer die geen stikstof uitstoot in een straal van 500 meter bij een natuurgebied, volgens ons laatste rekenmodel. Dan trekken we miljarden uit om dat ene probleem op te lossen, terwijl dat verder het hele systeem op geen enkele manier verbetert en alleen maar tot frustratie leidt.’
Volgens Driessen zou voedselproductie over veel meer moeten gaan dan alleen efficiëntie en modellen. ‘Wat iets als een boerderij betekenisvol maakt als plek, is het idee dat er van alles speelt, dat er een boer is die expert is in het maken van keuzes, en dat het er ook gezellig is. Dat het er niet alleen maar gaat over zo efficiënt mogelijk industrieel produceren, maar ook over relaties tussen mensen, tussen mensen en dieren, over smaak, over familie.’
'wat een boerderij betekenisvol maakt als plek, is het idee dat er van alles speelt, dat het er ook gezellig is'
Kijk je naar het voedselsysteem vanuit het perspectief van gezelligheid, dan valt het nogal tegen. ‘Dan hebben we wel optimale productie en zo min mogelijk kosten. Maar binnen deze extreme omstandigheden is de mogelijkheid voor andersoortige relaties vrijwel onmogelijk.’
Dat kunnen de meest simpele en kleine interacties zijn. Zo sprak Driessen een Nederlandse komkommerteler. ‘Normaal werd hij altijd op vrijdag gebeld door een Scandinavische supermarkt. Die zei dan: de komkommers zijn deze week hard gegaan, dus we doen nog een bestelling. En dan gingen ze het hebben over de prijs en nog een beetje met elkaar kletsen. Maar sinds kort krijgt hij de bestellingen gewoon op WhatsApp, in de vorm van een lijstje met de hoeveelheden en prijzen. Dat vond hij wel jammer.’
spelen met varkens
Ook in de relaties tussen mensen en dieren valt nog een wereld te winnen. Een aantal jaar geleden ontwikkelde Driessen samen met game designers van de HKU het spelletje ‘Playing with Pigs.’ Hiermee wilde hij onderzoeken of we andere soorten interactie met gedomesticeerde varkens kunnen verzinnen dan alleen instrumentele relaties. Hoe kan een boer er bijvoorbeeld voor zorgen dat zijn of haar varkens zich niet vervelen? Het is namelijk vastgesteld dat wanneer varkens niets interessants hebben om zich mee bezig te houden, ze uit verveling in elkaars staart gaan bijten en agressief worden.
Zowel in de landbouw als in onze cultuur hebben we een buitenproportionele afstand gecreëerd tussen varkens en mensen. Ze zijn nergens te zien, terwijl er ruim elf miljoen in Nederland wonen. Meer dan koeien, die je nog wel eens in de wei ziet grazen. En veel meer dan de kleine twee miljoen honden, die je continu om je heen ziet en waar mensen zich emotioneel toe verhouden.
‘Bijna de enige plek waar mensen in aanraking komen met varkens, is als ze geseald in plastic in de schappen liggen. Als alle geschiedenis en betekenis eraf is gepoetst.’ Terwijl varkens evengoed interessante wezens zijn waarmee we betekenisvolle relaties kunnen opbouwen. Sterker nog, boeren doen dat al, vertelt Driessen. Maar dat gebeurt slechts in de marges van die extreme, intensieve omstandigheden die in het kader van efficiëntie zulke interacties bijna niet meer toestaan. ‘Een gesprek met een boer over zijn of haar varkens gaat misschien eerst over hoeveel het er zijn, hun gewicht en wat ze eten. Maar als je doorvraagt krijg je ineens allerlei verhalen die er ook zijn, over hun gedrag en over de individuele persoonlijkheid van allerlei varkens.’
'als je doorvraagt, hebben boeren allemaal verhalen over het gedrag en de persoonlijkheid van hun varkens'
Kweekvlees kan misschien helpen onze relatie tot dieren te herstellen, denkt Driessen. Dat lijkt tegenstrijdig: als we vlees gaan kweken, dan komen we helemaal niet meer in contact met levende varkens, koeien en kippen. Maar eigenlijk komen we dat nu ook al bijna niet.
Driessen stelt zich een kweekvleesboerderij voor met ‘allerlei vrolijke dieren die daar een ecologische functie vervullen, maar die we misschien niet meer hoeven dood te maken of dagelijks uit te melken. Zou dit misschien juist dé manier kunnen zijn waarbij we ons op een manier kunnen verhouden tot dieren die nu onmogelijk lijkt?’
Want ook bij hightech voedsel zoals kweekvlees is het belangrijk dat het element ‘gezelligheid’ bewaard blijft, vindt Driessen. ‘Moet dat altijd in een steriele clean room, of kan dat ook op een andere, gezellige manier? Waarbij het productieproces in connectie staat met het lokale landschap, bijvoorbeeld een plek waar de voedingsstoffen groeien waarmee de cellen gevoed kunnen worden? Om te voorkomen dat zo’n modern hightech voedselsysteem ook meteen meegaat in de plantagelogica.’