‘Meneer Liu, de eigenaar van het Asia & Africa Hotel in de hoofdstad Antananarivo, waar we logeerden, is een energieke, grappige man. Hij was al in 1980 naar Madagaskar gekomen. Als jonge kraanmachinist, om een weg aan te leggen. Dat was ontwikkelingshulp.
'China, toen zelf nog een ontwikkelingsland, investeert al sinds de jaren zestig veel in relaties met Afrikaanse landen, en dat heeft het land in 1970 een permanente zetel in de Veiligheidsraad van de VN opgeleverd, heel belangrijk voor de macht van China in de wereld.
'Ik ging met meneer Liu golfen, en naar een massage, en intussen vertelde me dat hij na acht jaar zwoegen in de wegenbouw genoeg geld had gespaard om met een vriend voor zichzelf te beginnen. Ze lieten twee rijstpelmachines uit China komen.
'Zijn vrouw, die nog iets later overkwam, zei dat het een moeizaam begin was, omdat de bevolking helemaal geen ervaring met machines had. Alles ging nog met de hand, en ze hadden natuurlijk ook geen geld om zo’n machine te kopen. Maar uiteindelijk kwam er schot in de machinehandel.
'Ze hebben de hele Malagassische landbouw gemoderniseerd, zeggen ze, en nu hebben ze daarnaast dus ook nog een luxe hotel. En dat in een van de armste landen ter wereld. Daar heb ik veel respect voor, ook omdat ze met hun bedrijf echt hebben bijgedragen aan een hogere levensstandaard van de bevolking. Twintig jaar geleden had bijna niemand hier schoenen, zei mevrouw Liu, en nu bijna iedereen.'