Als we het hebben over DNA, denken we meestal aan het genetisch materiaal van de chromosomen. Dit DNA bepaalt onze aanleg voor eigenschappen, zoals oogkleur. Het is te vinden in de kern van elke cel in ons lichaam, en ieder mens krijgt de helft van de chromosomen van de vader, en de helft van de moeder. De eerste celkern van een embryo ontstaat door de versmelting van hun ei- en zaadcel: die bevatten elk de helft van het chromosomale DNA.
Maar buiten de kern is nog een beetje DNA te vinden, namelijk in de mitochondriën. De mitochondriën zijn verantwoordelijk voor het creëren van energie in de cel, en het coördineren daarvan is één van de taken van mitochondriaal DNA (mtDNA). Dit betekent dat fouten op dit mtDNA resulteren in afwijkingen in de energievoorziening van bepaalde plaatsen in het lichaam. Deze aandoeningen kunnen heel ernstig zijn en bovendien altijd ongeneeslijk. Ze kunnen het hele lichaam beïnvloeden en er bestaan dan ook vele voorbeelden, waaronder bepaalde vormen van suikerziekte, dwerggroei en epilepsie.