The Mind of the Universe (10): De Verbinder
In de laatste aflevering van The Mind of the Universe gaat Robbert Dijkgraaf op zoek naar de grote synthese. Transformeert de mensheid tot iets totaal anders? Steun voor dit idee komt vanuit de evolutietheorie en de computertechnologie, maar de drijfveer is in wezen religieus.
Virtual reality gaat onze wereld veranderen.’ Carolina Cruz-Neira, pionier op het gebied van virtual reality, speelt op de Eindhovense Fontys Hogeschool een thuiswedstrijd voor een volle zaal, hoewel ze uit de VS is overgevlogen voor dit evenement. De ruim 200 bezoekers die op deze tweede editie van The Mind Live zijn afgekomen, hebben vooraf met behulp van een virtualrealitybril met het fenomeen kennis kunnen maken. Avontuurlijke fietstochten maken op een hometrainer, of objecten in de ruimte zien zweven die niet echt zijn, maar die je wel beet kunt pakken: vroeger moest je daarvoor naar een instituut met een supercomputer. Tegenwoordig kan zelfs een laptop de berekeningen aan die nodig zijn om een tamelijk realistisch en interactief 3D-beeld te creeëren. Alleen de bril zelf is nog steeds een relatief groot en zwaar ding.
Ter introductie kijkt het publiek naar een preview van de aflevering van The Mind of the Universe waarin Cruz-Neira zit. Het fascinerendste beeld in dat fragment komt niet uit de virtuele, maar de echte wereld: we zien haar zoontje van zes thuis met zo’n lompe virtualrealitybril op, terwijl hij met zijn armen in de lucht zijn particuliere werkelijkheid staat te dirigeren. Moeder Cruz-Neira vertelt de zaal dat ze vol ontzag is voor het vermogen van haar zoontje om zich onder te dompelen in de virtuele wereld. Hij kan dat zelfs beter dan zij zelf, want hij is er mee opgegroeid. Als contrast zien we haar bejaarde ouders met de bril op stuntelen: die krijgen het nooit meer onder de knie.
Maar als haar zoontje de bril af zet en je hoort hem praten met een echt mens, klinkt hij als een vierjarige. Misschien geeft dit fragment een verkeerde indruk, maar je kunt je voorstellen hoe kinderen die zich van jongs af aan verliezen in de virtuele wereld, sociaal en verbaal op achterstand raken. De meeste kinderen spelen nu al nauwelijks meer buiten. Lekker makkelijk voor de ouders, want een kind dat aan een scherm gekleefd zit, valt niet uit een boom, maar is dit waar we naar toe willen?
Seksfilms
De naïviteit van wetenschappers die met hart en ziel aan een nieuwe technologie werken, blijkt ook uit een anekdote van Cruz-Neira: toen ze in 1992 de eerste virtualrealitycave had gemaakt (een kamer met 3D-projectie op alle wanden), kreeg ze een journalist op bezoek die vroeg of je in zo’n cave ook seksfilms kan afspelen. Wat dat voor krantenartikel opleverde laat zich raden. Cruz-Neira: ‘Plotseling was ik de grote “madam” van de virtuele seks geworden.’ Daar kon de zaal om lachen, maar het is een serieus punt. Cruz-Neira en haar collega’s denken dat virtual reality heel nuttig zal zijn voor wetenschappers om de opvouwing van geneeskrachtige eiwitmoleculen te onderzoeken, of andere verheven zaken. Maar ga er maar van uit, dat als de burger thuis over geavanceerde virtual reality beschikt, die vooral gebruikt zal worden voor gewelddadige games en interactieve 3D-porno.
The Mind Live is een van de extra’s die van The Mind of the Universe meer moeten maken dan een tiental uren televisie, net als de gelijknamige website. En er is al buitenlandse belangstelling. Regisseur Gijs Meyer Swantee: ‘In China is de serie ondertiteld en online gezet. Daar hebben al een half miljoen mensen gekeken.’ Hij en eindredacteur Rob van Hattum zijn op zoek naar partners voor een vervolgproject.
Na negen afleveringen, waarin een breed palet onderzoekers aan het woord kwam, zou het mooi zijn als in de laatste aflevering, ‘De verbinder’, losse eindjes aan elkaar geknoopt konden worden. Ook in dat opzicht wil The Mind of the Universe, met boegbeeld Robbert Dijkgraaf, nadrukkelijk méér zijn dan een serie opzichzelfstaande tv-documentaires.
Opmerkelijk is dat in ‘De verbinder’ Dijkgraaf zelf de interviews doet. Misschien is het de achteloze kijker niet eens opgevallen, maar in de vorige afleveringen ging Dijkgraaf niet mee op pad. Hij sprak de door Van Hattum geschreven voice-overs in vanuit zijn thuisbasis Princeton. Dus Dijkgraaf was tot nu toe niet meer dan een soort nieuwslezer? Van Hattum: ‘Drie jaar geleden hebben Gijs en ik een paar dagen lang met Robbert gebrainstormd over dit project, en ik ken hem ook al heel wat langer. Bij het schrijven van de teksten heb ik me geprobeerd in zijn geest in te leven en dat is, denk ik, goed gelukt. Dijkgraaf mocht natuurlijk wijzigingen voorstellen, maar dat gebeurde niet vaak.’
Comfortzone
Dijkgraaf blijft in zijn nieuwe hoofdrol van presentator en interviewer moeiteloos overeind, maar hij is niet iemand om zijn gesprekspartners uit hun comfortzone te halen. Hij is de hoffelijke confrater die langs komt om de wijsheden op te tekenen van drie gerenommeerde wetenschappers. Ze zijn het min of meer met elkaar eens: deze eeuw is specialer dan alle vorige in de geschiedenis van de mensheid. De voornaamste reden is de communicatietechnologie: voor het eerst zijn wij, en onze computers, via internet allemaal met elkaar verbonden.
Als steeds meer mensen steeds intensiever interactie hebben, gaan ontwikkelingen steeds sneller, en zou een transitie kunnen optreden: er ontstaat een collectief met eigenschappen dat wezenlijk anders is dan de som der delen. Dijkgraaf gebruikt met instemming van de éminence grise van de Britse astronomie, Martin Rees, de metafoor van de faseverandering: het is zoiets als losse watermoleculen die collectief van water in ijs veranderen. Als onze breinen via internet – en in de nabije toekomst via directe dataverbindingen – aan elkaar gekoppeld zijn, ontstaat mogelijk een mondiaal brein, met individuele breinen als superneuronen.
Ook computerwetenschapper Jennifer Chayes en chemicus George Whitesides krijgt Dijkgraaf makkelijk aan boord voor dit idee. De zich ontwikkelende technologie is een onontkoombaar proces, of, in de woorden van Chayes: ‘Een kracht die ons naar een transitie voert. Ik zie dit als een voortzetting van de natuur.’
Wie de stormachtige ontwikkelingen in de computertechnologie volgt, gelooft allicht dat alles steeds sneller gaat, tot geen mens het meer kan bijbenen en het proces volkomen autonoom geworden is. Maar het is maar net waar je kijkt. Er zijn ook takken van wetenschap waar vooruitgang tergend traag gaat. We hebben al zeventig jaar geen flauw idee wat donkere materie is, het mysterieuze spul waar we noodgedwongen driekwart van de massa in het heelal toe rekenen. Ondanks decennialang onderzoek in talloze laboratoria, hebben we nog steeds geen accu die qua energie-inhoud ook maar in de buurt komt van een benzinetank. Van kernfusie wordt al vijftig jaar gezegd dat dit over vijftig jaar een overvloedige bron van schone energie zal zijn.
Jongste dag
Bovendien, het idee dat de mensheid collectief op weg is naar een metafysische transitie is oeroud. De Bijbel beschrijft een jongste dag waarop de doden tot leven gewekt worden en zich verenigen met hun God. In de jaren veertig schreef de Franse jezuïet en paleontoloog Teilhard de Chardin Het verschijnsel mens, waarin de mensheid onstuitbaar op weg is naar een collectief bewustzijn in het punt omega. Hoewel hij dit bracht als een rooms-katholieke heilsleer – zij het op basis van de evolutie – werd hij door het Vaticaan bijna als ketter in de ban gedaan.
In 1994 kreeg hij een opvolger in fysicus Frank Tipler met De fysica van de onsterfelijkheid. Daarin ‘bewees’ Tipler dat uit de wetten van de kosmologie de wederopstanding van de doden en het eeuwige leven volgen. Dan is het wel zaak dat het heelal niet eeuwig blijft uitdijen, maar ooit weer gaat inkrimpen en eindigt in een omgekeerde oerknal. Hoe verhoudt zich dat met het eeuwige leven? Hier wordt het ingewikkeld, maar in het steeds dichter en heter wordende heelal neemt de hoeveelheid energie – en daarmee het vermogen om informatie te verwerken – exponentieel toe, zonder bovengrens. Daardoor ligt een oneindig aantal gebeurtenissen in het verschiet, en is voor de bewuste entiteiten die dan bestaan de toekomst subjectief eeuwig.
In 2005 hield Ray Kurzweil het in zijn bestseller The Singularity Is Near lekker simpel: al in 2045 zal de capaciteit van computers die van de gezamenlijke menselijke breinen overvleugelen en praktisch oneindig groot worden, en bereikt de mensheid de singulariteit, het punt omega voor atheïsten.
Schitterend ongeluk
Bovengenoemde voorbeelden worden door weinig wetenschappers serieus genomen. Maar menig geïnterviewde in The Mind of the Universe gelooft dat de mens slechts een kortstondig tussenstadium is. Rob van Hattum: ‘We hebben ze niet uitgezocht op geloof in het transhumanisme. Maar ook ik geloof heilig dat de mens niet het eind van de evolutie is.’
Van Hattum verwijst naar het werk van bioloog Gerard Jagers op Akkerhuis, die met zijn Operator Theory de evolutie op een hoog abstractieniveau analyseert, waardoor die op hoofdlijnen voorspelbaar zou zijn. Diens Operator Theory is niet in een paar woorden uit te leggen, maar het komt erop neer dat Jagers op Akkerhuis gedurende de geschiedenis van het heelal kijkt naar het ontstaan van steeds complexere bouwstenen, die stap voor stap een soort periodiek systeem vormen voor niet levende en levende deeltjes. Het brein van de mens (en andere dieren met enig bewustzijn) is nu een deeltje op het hoogste niveau van complexiteit, maar daar zal het niet ophouden.
En wat komt daarna? Jagers op Akkerhuis: ‘De mensheid die samensmelt tot een mondiaal brein? Dat zie ik niet zo snel gebeuren. Als mijn brein is aangesloten op dat van een ander krijg ik wel allerlei signaaltjes, maar ik kan alles negeren.’ In zijn Operator Theory moeten de onderdelen veel sterker aan elkaar gebonden zijn voor ze één geheel op een hoger niveau kunnen vormen. Neuronen in iemands hersenen voldoen daar wel aan, maar twee stel hersenen op Facebook niet. Volgens Jagers op Akkerhuis moeten we eerst in staat zijn om een bewust brein in een computer te bouwen, omdat computers makkelijker aan elkaar te koppelen zijn.
De EU besteedt de komende jaren een miljard euro aan het Human Brain Project, dat precies dit beoogt te doen: het menselijk brein nabouwen in silicium. Jagers op Akkerhuis is daar sceptisch over: ‘Misschien moeten we simpel beginnen, net als de natuur deed tijdens de evolutie. De stap naar menselijke intelligentie is nog groot. Daar zijn we nog lang niet. Maar als computerintelligentie losbarst, zullen we daar al snel niets meer van begrijpen.’
Wetenschappers denken in meerderheid dat we niet alleen zijn in het heelal. Dan kan het bijna niet anders, of die transformatie tot één planetair superbrein heeft al ergens plaatsgevonden. Maar zou de mensheid – of haar opvolger – om daar mee te kunnen communiceren, niet eerst zelf een mondiaal superbrein moeten vormen? En dan is er nog de mogelijkheid dat het ontstaan van leven op aarde een schitterend ongeluk was, en dat we toch alleen zijn in het heelal. Van Hattum: ‘Als we werkelijk alleen zijn, hebben we een missie: het heelal bevolken.’