Een van de grootste surprises tijdens de Olympische Spelen van 2012 in Londen was de overwinning van een speerwerper uit Trinidad. Keshorn Walcott, nog geen twintig jaar, won daar voor favorieten als de Fin Tero Pitkamäki en de Noor Andreas Thorkildsen, die niet verder kwamen dan respectievelijk een vijfde en zesde plaats.
Ook een atleet uit lopersland Kenia maakte zijn opwachting. Maar deze Julius Yego, die zich met 81.81 meter voor de finale had gekwalificeerd, kwam in de eindstrijd niet verder dan de twaalfde plaats met slechts 77.15. Drie jaar later werd Yego in Peking wereldkampioen met de fenomenale afstand van 92.72. Vóór de Egyptenaar Ihab Abdelrahman en Pitkamäki met zijn spectaculaire ‘vallende’ stijl.
Trinidad? Kenia? Egypte? De dienst werd toch altijd uitgemaakt door Finnen, Noren, Russen, Tsjechen, Duitsers, Balten, en soms een Brit of een Amerikaan?
Op de wereldseizoenranglijst van 2015 wemelt het inderdaad nog steeds van vertegenwoordigers uit de traditionele speerwerplanden, maar wie even verder speurt, treft meer atleten uit exotische landen die aardig presteren. Bijvoorbeeld uit India, toch niet bepaald een atletiekland bij uitstek: Rajender Singh staat met 82.23 genoteerd, en de pas achttienjarige Neeraj Chopra met 81.04.
Waar blijven de Nederlanders? Ja, daar op de 112e plaats verschijnt de eerste landgenoot: Mart ten Berge, met 77.27.
De eerste Nederlandse atleet die (exact) 80.00 wierp was Jeroen van der Meer. Hij deed dat in 1990. Daarna lukte het nog welgeteld één werper om de begeerde grens richting de internationale subtop te overschrijden. In juni 1999 kwam Johan van Lieshout tot 80.51.
Het roept de vraag op: kunnen Nederlanders wel speerwerpen?