maak kennis met

Damiaan Denys

Damiaan Denys (Wevelgem, België, 1965) is psychiater en filosoof. Als psychiater is hij gespecialiseerd in het bestrijden van overdreven angstgevoelens, als filosoof weet hij dat angst hoort bij het bestaan. 'In de angst ervaren we dat we vrij zijn.'

Jonathan Maas, Jeroen Slot, Ellen van Dalen, m.m.v. Fleur Verbeek

Damiaan Denys is hoogleraar psychiatrie aan de Universiteit van Amsterdam en afdelingshoofd psychiatrie van het Academisch Medisch Centrum (AMC). Zijn werk richt zich op angst en dwangstoornissen. Hij past diepe hersenstimulatie toe bij psychiatrische stoornissen in het AMC, en hij is als fundamenteel onderzoeker verbonden aan het Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen.

jeugd

Denys groeit tot zijn tiende op in het Belgische Kortrijk. Zijn tienerjaren brengt hij door in Mechelen. Hij gaat filosofie studeren en behaalt in 1989 zijn master aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte in Leuven. Zijn scriptie schrijft hij over de paranoïde psychose van psychoanalyticus Jacques Lacan. Hij studeert door en kiest voor geneeskunde. Aan de Katholieke Universiteit Leuven slaagt hij in 1996 voor zijn artsexamen, specialiseert zich in 2002 tot psychiater en promoveert twee jaar later cum laude op het proefschrift On Certainty: Studies in obsessive-compulsive disorder aan de Universiteit Utrecht

Wildkamperen met jeugdvriend David Cassiman

jeugdvriend david cassiman: ‘samen wildkamperen en drie weken leven op patatten’

De leverspecialist David Cassiman kent Denys vanuit hun studententijd in Leuven, 26 jaar geleden. De twee geneeskundestudenten poogden destijds het ingedutte vakblad Palfijn van nieuw elan te voorzien: het  moest polemischer en controversiëler. ‘De geneeskundestudie was meer een vakschool dan een intellectuele vorming als mens’, herinnert Cassiman zich. ‘Dat vonden we beklemmend. Wij wilden breder kijken, aantonen dat er een leven naast de stricte geneeskunde bestond. Dus gingen we bijvoorbeeld mensen interviewen die de geneeskunde hadden verlaten. Als ik aan Damiaan denk, zie ik ons vooral overal naartoe scheuren in de aftandse Golf die hij toen had.’ Met de Golf gingen de twee vrienden ook de nodige keren op vakantie. Drie weken lang leefden ze dan wild kamperend op ‘patatten’ die op een gasbrander werden gekookt.

Vervolgens begonnen ze rond te rijden met motoren, Denys een BMW boxer, Cassiman een Honda Four. Samen met drie andere vrienden, een musicoloog, een fysicus en een socioloog, richtten Denys en Cassiman het IRF-genootschap op: de International Research Foundation (naar het boek Het is niet ernstig, mon amour van de Belgische schrijver Koen Peeters). Cassiman schiet in de lach als hij eraan terugdenkt. ‘We kwamen bij elkaar voor het betere discussiewerk. Gingen dan bijvoorbeeld teksten van hardline believers in het bestaan van ufo’s bespreken. Om dan met open vizier naar de feiten te kijken. We argumenteerden graag uit het ongerijmde. Zonder heilige huisjes en limieten aan standpunten wilden we alles bevragen. Dat is nog steeds de basisattitude die Damiaan en mij bindt, vermoed ik.

Met humor absurde standpunten innemen om te kijken waar je uitkomt. En dan tot in de vroege uurtjes door discussiëren. Damiaan heeft een tomeloze energie.’

Echtgenote Katrien van Wijnendaele: ‘Hij heeft alle kankers gehad’

Katrien van Wijnendaele is de vrouw van. Ze leerde Denys in 1991 kennen toen ze allebei Geneeskunde studeerden in Leuven. Het was zijn avontuurlijke karakter dat haar voor hem deed vallen (‘kom we gaan boogschutten’,

‘kom we gaan bowlen op zondagavond en heel veel Westmalle tripel drinken’). In 1997 trouwden ze, samen hebben ze drie zoons. ‘Een echt mannengezin’, lacht ze. ‘We moeten altijd wilde dingen doen. Bergwandelingen, een duikcursus.’ Boodschappen worden nog zoveel mogelijk in België gedaan. Brood wordt geïmporteerd en gaat de vriezer in. ‘We gaan voor kwaliteit, geen azijn van de Albert Heijn. We lachen samen vaak om Nederlanders. Dat je hier naar een bruiloft gaat en dan koffie met een slecht stuk taart krijgt. Of een bitterbal.’ Familiefeesten in het land van herkomst worden door Denys gemeden. ‘Damiaan vindt het vervelend om met mensen over onzin te babbelen. Hij heeft liever een klein groepje vrienden om zich heen met wie hij tot een goed gesprek kan komen.’

Hij mag dan professor in de angst zijn, Denys is zelf als de dood dat hij ernstige ziektes onder de leden heeft. ‘Als hij een plekje op zijn tong heeft, denkt hij meteen dat hij tongkanker heeft’, lacht zijn vrouw Katrien. ‘Hij heeft werkelijk alle kankers al wel een keer gehad. Ik haalde een keer mijn kind op van school toen de juf me bezorgd aansprak: “Wat hoor ik nu? Heeft uw man tongkanker?” Ik ben zelf huisarts en hij is altijd beledigd dat ik hem nooit wil onderzoeken als 'ie weer denkt dat hij wat heeft. Met de kinderen lachen we dan aan tafel: “Aha, alweer een kanker…”’


In 1996 behaalt Denys zijn artsexamen. Daarna specialiseert hij zich tot psychiater (2002) en promoveert hij cum laude aan de Universiteit Utrecht (2004) op een proefschrift over dwangstoornissen. 

diepe hersenstimulatie

Als psychiater behandelt Denys mensen met dwangstoornissen.

Denk aan mensen die iedere minuut hun handen moeten wassen uit angst op een besmettelijke ziekte – ziekelijke angst dus. Bij patiënten bij wie geen andere therapie helpt, past Danys zogeheten diepe hersenstimulatie toe: een methode waarbij diep in de hersenen elektroden worden aangebracht. Door middel van elektrische impulsen worden hersengebieden gestimuleerd of afgeremd, waardoor dwangklachten verminderen of zelfs verdwijnen.

Daarnaast beschouwt Denys met zijn filosofische achtergrond angst als fenomeen in onze cultuur. We leven in een angscultuur, vindt hij. We zijn bang voor terroristische aanslagen, voor raketten die vliegtuigen uit de lucht schieten, voor ‘extreem weer’, suikers en gluten – you name it. ‘We zijn bang voor datgene wat buiten onze controle ligt’, zegt Denys in een interview met het Dagblad van het Noorden. Veel daarvan is puur verbeelding – hoe groot is nu werkelijk de kans dat je op straat wordt neergemaaid door een geradicaliseerd persoon? Begrijpelijke angst, wanneer je op het journaal verneemt over terroristische aanslagen dichtbij huis, maar niet reëel, concludeert Denys.  

psychiater jan swinkels: ‘damiaan heeft de belgische stijl’

Psychiater Jan Swinkels werkt bij het AMC zo’n zeven jaar samen met Denys. Hij roemt zijn collega als psychiater. Vooral de filosofische benadering van het vak levert volgens Swinkels meer ‘doorzicht’ op mensen op. ‘Hij kan de zaak goed beschouwen’, stelt Swinkels. ‘Bij stoornissen gaat hij voor de meest zieke mensen. Aanpassingsstoornissen en problemen die je zelf kunt oplossen, vallen af. Als je somber bent omdat je net je baan hebt verloren, is dat geen depressie. Hij kan problemen terugbrengen tot de proportie ze werkelijk hebben, normaliseren daar waar mensen dingen groter maken. Hij kan dat zonder beledigend te zijn. Hij heeft de Belgische stijl. Dan laat hij mij een brief zien die hij heeft geschreven, ‘enorm pittig’ zegt hij dan.’

'Dan lees ik de brief en tref ik een stuk proza aan, waar in heel verfijnde bewoordingen staat wat hij ergens van vindt. Maar hij heeft het dan het idee dat hij een heel brutaal stuk heeft geschreven.’ Dat neemt niet weg dat de Vlaming met flair nooit mensen tegen zich in het harnas jaagt. ‘Sommigen zijn jaloers op zijn eruditie’, weet Swinkels. ‘Er zijn collega’s in de psychiatrie die zich heel wat verbeelden en daar is Damiaan dan heel eerlijk tegen. Die worden dan boos.’ Zelf heeft Swinkels nooit enige aanvaring met Denys gehad. ‘We hebben wel felle discussies, vaak filosofisch van aard – dat is belangrijk voor de psychiatrie. Die gaan over wat de psyche eigenlijk is: een functie van het brein of je eigen identiteit? Bestaat er een vrije wil? Die gesprekken gaan op het scherpst van de snede. Maar dat is goed, daar komen de beste behandelingen uit voort.’

angst

Angst is in breedste wetenschappelijke zin een reactie op dreiging. Van een slang bijvoorbeeld.

een andere wetenschappelijke kijk op angst

Binnen de wetenschap bestuderen verschillende disciplines het begrip angst: filosofen, psychiaters/psychologen/psychotherapeuten en neurowetenschappers. Onderling wordt lang niet altijd samengewerkt, maar neurowetenschapper Floris Klumpers van het Donders Instituut, dat onderzoek doet naar gedrag en brein, deed dat wel met psychiater en filosoof Damiaan Denys, tijdens Klumpers’ promotie onderzoek over angst, tussen 2007 en 2011.

Klumpers over het verschil in benadering: ‘Angst is in breedste wetenschappelijke zin een reactie op dreiging, die ervoor zorgt dat we functioneel kunnen reageren. Het is een verzameling nuttige reacties die evolutionair zijn ontstaan om ons beter te kunnen laten overleven. Deze reacties zijn ook erg veranderlijk, ze zijn afhankelijk van de situatie en hebben een tijdsverloop. Bijvoorbeeld, als iemand op grote afstand een slang ziet zal de angst eruit bestaan dat deze persoon ineens in opperste staat van alertheid is en misschien verstijft. Hij is klaar om op elk moment te reageren maar rent nog niet meteen hard weg, hij verkent de situatie. Als dezelfde slang bij iemand in de tent blijkt te liggen, dan wordt een compleet andere reactie opgeroepen die veel meer gericht is op actie dan alertheid. Hier wordt juist direct een vecht/vlucht actie ingezet. Bij waarneming van de slang op grote afstand zal allereerst een hartslagvertraging optreden die als de slang dichtbij is juist omslaat in een hartslagversnelling. Al deze processen noemen we angst omdat ze hetzelfde doel hebben en een zelfde negatieve subjectieve ervaring delen.’

angst en brein

'Neurowetenschappers willen verklaren waarom mensen last hebben van angst. Je zou als onderscheid kunnen zeggen dat voor de neurowetenschappen het doel fundamenteler ligt (het begrijpen van het brein en hoe angst eruit voortkomt), terwijl bij de psychiater de nadruk meer ligt op het vinden van specifieke tekenen dat het brein van psychiatrische patiënten anders is dan bij 'normale' mensen, en zij onderzoeken dan hoe we dat kunnen behandelen. Daarom ligt bij die laatste groep ook de nadruk klassiek meer op hoe mensen zich voelen, terwijl neurowetenschappers ervan houden om biologische maten voor angst te gebruiken', legt Klumpers uit.

Klumpers en Denys onderzoeken allebei hoe je angst kan reduceren bij mensen. Denys kijkt daarbij vooral naar mensen met dwangstoornissen, mensen die op de sofa niet snel beter worden.

‘Denys kan makkelijker omgaan met ethische dilemma's’

Klumpers: ‘Ik wilde kijken of bepaalde medicijnen werkten, en deed die proef door angst op te wekken bij gezonde mensen. Daar kwam niets uit. Denys suggereerde vanuit zijn ervaring als psychiater dat angst bij patiënten weleens een kwalitatief ander fenomeen zou kunnen zijn en dat je alleen weet of zoiets effect heeft als je het ook test bij echt zieke mensen. Vervolgens deden we een studie naar de effecten van diepe hersenstimulatie (DBS). In dit onderzoek word je op allerlei wijzen geconfronteerd met ethische dilemma’s. Ik vond het bijvoorbeeld best moeilijk doodzieke patiënten te vragen deel te nemen aan bepaalde onprettige tests. Je neemt natuurlijk ook een hele grote stap door te vragen iemands brein direct te stimuleren. Maar Denys kon met zeer veel charisma en overtuiging de patiënten uitleggen dat met deelname ook andere mensen weer geholpen worden en de experimentele behandeling verder kon worden verfijnd.'

angst en de media

Dragen media bij aan de angstcultuur in de samenleving?

Dragen media met berichtgeving over weeralarmen en gezinsdrama’s bij aan de angstcultuur in de samenleving? Tv-criticus van de Volkskrant, Jean-Pierre Geelen, herinnert zich hoe presentator Pieter Jan Hagens van het actualiteitenprogramma EenVandaag een paar jaar geleden een live verbinding tot stand trachtte te brengen met een correspondent die buiten in ‘noodweer’ stond. De verbinding mislukte. Hagens richtte zich tot de kijkers en zei: ‘Nou ja, als u nu naar buiten kijkt, ziet u zelf ook dat het noodweer is.’ Geelen voegde de daad bij het woord, en zag buiten rond zijn huis de zon schijnen. ‘Illustratief voor de twee werelden’, meent Geelen. ‘De wereld van de tv-studio waar de presentator verslag doet van een werkelijkheid die hij zelf niet ziet en die er niet is, en de mijne.’

Recent was er een zomerstorm. Nu.nl pakte meteen uit met een liveblog. Mensen kregen het advies vooral binnen te blijven. Is deze media-aandacht en de toon ervan in verhouding met wat er aan ‘nieuwswaardigs ’ gebeurt? Nee, vindt Geelen, en hij stoort zich er aan dat zelfs zijn eigen krant, de Volkskrant, doorgaans terughoudend in dit soort dingen, er tegenwoordig aan meedoet.

Het gevolg: media creëren paniek. Ze dragen bij aan een angstige samenleving. Geelen haalt de verslaggeving rond de moord op de jongetjes Julian en Ruben aan, die door hun vader waren omgebracht – breed uitgemeten in de media. ‘Ik kan me werkelijk niet bedenken waarom zo’n individueel geval zoveel aandacht zou moeten krijgen’, zegt Geelen. Hij weet wel het effect ervan: ‘Iedere huisvader die het even moeilijk heeft kan een potentiele moordenaar zijn, is de gedachte die dit soort nieuws overbrengt.’ Angst, paniek.

Moeder der paniek blijft wel het weer, stelt Geelen. De dramatisering van het weernieuws laat zien dat het leven geen risico’s meer mag bevatten – daarom vatten media immers de taak op om mensen te waarschuwen. Geelen vindt dat media helemaal niet die taak hebben. Bovendien treedt er inflatie op wanneer er alarmerend gerept wordt over het weer. ‘Als ik nu over code geel hoor, moet ik lachen’, zegt Geelen. ‘Het wordt een beetje ongeloofwaardig. Die liveblog was bij Nu.nl al van tevoren bedacht. Nu woei het die dag ook wel serieus, maar negen van de tien keer is het loos alarm. Soms waaien er bomen om, dat is nu eenmaal de natuur. Waarom moeten we bij ieder vallend herfstblaadje worden gewaarschuwd?’

Geelen denkt dat dit soort berichtgeving mensen dommer maakt. ‘Ik herinner me dat de EO een keer in de winter een ijsjournaal bijhield, met tips tegen de vrieskou. Leg een stukje karton op je autoruit zodat je ruitenwissers niet bevriezen, luidde zo’n tip. Een andere tip was: trek een wollen trui aan. Er komt een moment dat mensen niet meer zelf op het idee komen om een trui aan te trekken wanneer de media hen daar niet voor waarschuwen. De zelfredzaamheid van mensen neemt af.’

Waarom doen media dit eigenlijk? Een oorzaak is de competitieve cultuur en de angst om als medium iets te missen. ‘Het heeft te maken met de online 24-uur nieuwsverslaggeving en de opkomst van de liveblogs, stelt Geelen. ‘Wanneer RTL het doet, moeten andere media mee. Niemand neemt meer afstand en zegt: laten we even afwachten en kijken of er echt wat nieuwswaardigs gebeurt.’ Voor de tv leent stormachtig weer zich goed voor spannend beeld. ‘Een verslaggever naar een winderig dijkje sturen terwijl een mevrouw met een hondje zich door de wind probeert te slaan, ziet er al snel sensationeel uit. Het kost weinig geld en inspanning maar suggereert wel een nieuwswaardige gebeurtenis. Als je het zou opschrijven, zou het lang zo spannend niet zijn.’ 

‘Er komt een moment dat mensen niet meer zelf op het idee komen om een trui aan te trekken wanneer de media hen daar niet voor waarschuwen. De zelfredzaamheid van mensen neemt af.’

jean-pierre geelen

de veiligheidsutopie

Het dilemma: we willen zo vrij mogelijk zijn, maar die vrijheid moet wel worden gecontroleerd

Hans Boutellier is bijzonder hoogleraar veiligheid en burgerschap aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast is hij directeur van het Verwey-Jonker Instituut dat wetenschappelijk onderzoek doet naar maatschappelijke vraagstukken. Hij is voorzichtig als het gaat pijlen richten op de media. De angstcultuur is er al, in zijn optiek; media zijn daar niet de oorzaak van. ‘Het enige dat ze doen is uitvergroten: incidenten worden tot gigantische proporties gemaakt’, vindt Boutellier. Dat is nu eenmaal een gegeven, stelt hij. ‘Ik zie niet in hoe je media zou moeten beteugelen, tenzij je persbreidel of censuur voorstaat.’ De oplossing is volgens hem dat de mediaconsument meer relativeringsvermogen ontwikkelt. Daarover is hij positief want hij denkt dat dit vanzelf gebeurt. ‘Naarmate de berichtgeving hysterischer wordt, zal de consument zijn beoordelingsvermogen juist aanpassen’, meent hij.

In 2002 schreef hij het boek De Veiligheidsutopie. Dat boek gaat over het onhaalbare verlangen naar maximale vrijheid enerzijds, en naar controle en beheersing anderzijds. ‘We willen een uitbundige en open cultuur maar de problemen die dat oproept willen we volledig beheersen’, legt Boutellier uit. ‘Dat is een paradox.’ Een praktisch voorbeeld is het uitgaansleven. Enorm hedonistisch, maar er staan in het weekend wel ME-busjes op het Rembrandtplein voor controle en ordehandhaving. We hebben een festivalcultuur, maar de evenementen zijn omgeven met hekwerk, beveiliging en crowdcontrol. Want: ‘We zijn bang dat het uit de hand loopt.’

tolerantie en controle

De wens om zo vrij mogelijk te zijn stamt uit de jaren zestig. Volgens Damiaan Denys de tijd waarin dat het hoogste ideaal was. Het streven daarnaar bracht een grote tolerantie met zich mee. Denys herinnert zich een documentaire over een optreden van de Rolling Stones in Hyde Park – het is 1969. ‘Mensen met hakenkruizen, hippies en nette huisvaders lopen er door elkaar - nu ondenkbaar.’ Onze tolerantie is, ondanks alle individualisering, afgenomen, concludeert Denys. Wilde de maatschappij zich in de zestiger en zeventiger jaren vooral vrijmaken van alles, tegenwoordig is controle de hoogste deugd geworden. Veiligstellen van de vrijheid die ooit is bevochten en controle op de problemen die de vrijheid met zich meebrengt. De huidige controlemaatschappij ziet Hans Boutellier daarom als een rechtstreeks uitvloeisel van de vrijheidscultuur die de zestiger en zeventiger jaren hebben opgeleverd.

Niet geheel onlogisch, want de angst om onveiligheid die we hebben is deels gegrond. Boutellier: ‘In de zeventiger en tachtiger jaren was er een exponentiële groei van criminaliteit. Tussen 1965 en 1995 vertienvoudigde deze, pas daarna wordt het stabiel. De kans om slachtoffer te worden van een delict is dus daadwerkelijk groter dan vijftig jaar geleden. Er zijn ook nieuwe vormen van criminaliteit bij gekomen: drugshandel, kinderporno, cybercrime en mensenhandel – moderne problemen. Daarnaast is er nu radicalisering en terrorisme.’

Daar komt bij dat de wereld door globalisering, ontkerkelijking en het verdwijnen van andere instituties waarbinnen mensen geborgenheid vonden, complexer en onoverzichtelijker is geworden. ‘Met het optuigen van de hele veiligheidsindustrie proberen we controle te krijgen op die complexe wereld’, zegt Boutellier. De spanning tussen de wens naar vrijheid en de roep om controle zal niet verdwijnen, stelt hij – we vinden geen oplossing voor de paradox. En dat is op zich ook niet heel erg, want criminaliteit is belangrijk voor de moraal van een samenleving, stelde de socioloog Emile Durkheim al in het begin twintigste eeuw. ‘Criminaliteit dwingt tot bezinning’, zegt Boutellier. ‘Het roept op tot nadenken over welk gedrag we afwijzen, over wat we als fout zien en wat we goed vinden. Maar het kan wel uitgroeien tot een obsessie – dat is niet wenselijk.’ 


‘We willen een uitbundige en open cultuur maar de problemen die dat oproept willen we volledig beheersen’

Hans Boutellier

Beiden hebben zich vooral verdiept in de vraag hoe angst en vrijheid samenhangen. Kierkegaard onderscheidde 'angst' van 'vrees'. Vrees is: je bent bang voor een slang, en daarom ren je er voor weg. Angst is existentieel, het is bezorgdheid om de toekomst. Volgens Sartre keren angstige mensen zich van alles en iedereen af, ze zijn te kwader trouw. Kierkegaard ziet juist potentieel in de angst. Volgens hem is angst een mogelijkheid om je te bezinnen, en je open te stellen voor nieuwe kansen.

kierkegaard: Angst is een noodzakelijk stadium op weg naar de vrijheid

De Deense filosoof en theoloog Kierkegaard (1813-1855) is de eerste filosoof die zich diepgaand met het begrip angst bezig heeft gehouden. Hij schreef er ook een boek over: Het begrip angst, in 1844 verschenen. Kierkegaard was ook de eerste die onderscheid maakte tussen vrees en angst. Vrees betekent volgens hem dat men bang is voor iets concreets, angst dat men bang is voor iets onbekends. Angst slaat op wat mogelijk is, maar er (nog) niet is. Angst is een noodzakelijk stadium op weg naar de vrijheid, maar men kan daar ook in blijven hangen. Durf je jezelf wel te confronteren met angst, dan is dat een soort avontuur. Kierkegaard vindt dat ieder mens dat gevoel moet hebben beleefd. Wie op de juiste manier geleerd heeft wat angst is, heeft het hoogste geleerd,’ aldus de Deense filosoof.

Een echte liefhebber van Kierkegaard is de Nederlandse filosoof en wiskundige Andries Visser. Wekelijks schrijft hij een nieuwsbrief waarin hij en zijn vrouw, theologe Lineke Buijs, stukjes uit het werk van de filosoof vertalen en delen met inmiddels meer dan vijfhonderd volgers. Hij kan vrij helder uitleggen wat Kierkegaard bedoelt. Visser: 'Hij zegt: "Angst roept reacties op die je  met vier v’s kan samenvatten: vechten, vluchten, verstarren (verkillen), versagen (vermijden)". Zo kun je angst of de gevolgen ervan wegstoppen, verdringen, maar wat je wegstopt stop je ergens weg, en wat je verdringt ben je niet zomaar kwijt. Het komt in allerlei vormen terug, en dat op de meest onverwachte plaatsen en momenten, als pijn in je hart, je buik, je rug en noem maar op, of als een onverklaarbare ‘pijn in je ziel’. Wat je bevriest zal vroeg of laat toch weer ontdooien, wie vecht kan ook verliezen, en wie vlucht wordt vroeg of laat (door een ander of door zichzelf) ingehaald.

Kierkegaard: angst is geen ziekte

Angst op zich is volgens de Deense filosoof geen symptoom van een of andere ziekte, en ook geen teken van een gebrek aan moed, angst hoort wezenlijk bij het mens zijn. Hoe ‘groter’ een mens is, hoe ‘dieper’ zijn of haar angst.

Angst is  moeilijk te beschrijven, er is een grote eerlijkheid voor nodig om hem überhaupt in jezelf op het spoor te komen. Wanneer je hem wel onder ogen ziet, kom je in de beschrijving ervan meestal niet veel verder dan het benoemen van enkele symptomen. De angst zelf ontglipt ons. Angst ‘voor de toekomst’ bijvoorbeeld, is een angst voor ‘niets’, in die zin dat de toekomst er nog niet is, en er dus altijd sprake is van een angst voor iets wat je bedenkt, wat je je voorstelt. Het is angst voor een mogelijkheid.

We zijn volgens Kierkegaard vaak bang voor de toekomst, verzinnen dingen die kunnen gebeuren, maar die er nog helemaal niet zijn. Op allerlei manieren kom je deze angst tegen, tot in de kleinste – of juist in de kleinste – details van een mensenleven. Visser: ‘Denk maar aan de vele manieren waarop we ‘voortekenen’ interpreteren, aan allerlei vaste rituelen, bezweringshandelingen en bezweringsformules die ons gedrag kenmerken, aan gewoontes als afkloppen, het hechten aan of juist ontlopen van bepaalde data en aan mascottes en gelukspoppetjes. En wat te denken van de toenemende hang naar regels en protocollen, op allerlei terreinen, in het bijzonder ook in de gezondheidszorg. De rampenplannen liggen klaar, maar altijd voor de ramp die geweest is, en niet voor de ramp die komt, want die kennen we niet.’


‘De rampenplannen liggen klaar, maar altijd voor de ramp die geweest is, en niet voor de ramp die komt, want die kennen we niet.’

kierkegaard-kenner andries visser

sartre: 'In de angst wordt de mens zich bewust van zijn vrijheid.'

De Franse filosoof Sartre is een andere inspiratiebron voor de filosoof Denys, zo is te lezen in het Filosofie Magazine. Sartre beweert dat ons bestaan nooit vastligt – we zijn geen essentie, maar existentie: louter ‘bestaan’, dat we zelf definiëren door onze handelingen en keuzes. We moeten onszelf ontwerpen, wat ook betekent dat keuzes die we in het verleden hebben gemaakt – zoals voor een baan of een partner – nooit definitief zijn. Deze inzichten komen pas aan het licht in de angst, volgens Denys. In Filosofie Magazine zegt de Belg daar over: ‘Angst herinnert ons aan de mogelijkheid dat het anders kan. Als wij voortdurend onze angst opzij schuiven, gaan die inzichten verloren.’ 

Bekende filosofen over angst

Seneca
Romeins filosoof, staatsman en toneelschrijver 5 v.C. - 65 n.C.
'Erger dan de oorlog is de angst ervoor.'

Friedrich Nietzsche
Duits dichter en filosoof 1844-1900
'De angst is de moeder van de moraal.'

Bertrand Russell
Engels filosoof, wiskundige en Nobelprijswinnaar literatuur (1950) 1872-1970
'Angst is de belangrijkste bron van bijgeloof en één van de belangrijkste bronnen van wreedheid. Angst overwinnen is het begin van wijsheid.'

Jean-Paul Sartre
Frans schrijver, filosoof en Nobelprijswinnaar literatuur (1964) 1905-1980
'In de angst wordt de mens zich bewust van zijn vrijheid.'

Alain de Botton
Brits schrijver en filosoof (1969)
‘Het grootste deel van wat we persoonlijkheid noemen is bepaald door hoe we gekozen hebben onszelf te verdedigen tegen angst en verdriet.’ 

Krishnamurti
In India geboren spiritueel leraar (1895-1986)
'Als je de angst wil begrijpen en daar vrij van wilt zijn, zul je ook het genot moeten doorzien. Ze zijn dooreengeweven.'

Zoon Elias Denys (17): ‘We doen echte mannendingen’

‘Hij is wel echt mijn voorbeeld, ik zou ook niet zonder hem kunnen. Het is een hele grappige man. Als er nieuwe mensen komen eten, dan zegt hij: “Wie begint er met bidden?” Terwijl hij helemaal niet gelovig is. En ik kan naar 'm toe als ik ergens mee zit. Ik ben net naar een nieuwe school gegaan en hou niet echt van grote veranderingen. Als ik dat dan aan hem vertel zegt hij: “Het komt allemaal goed, het is een kwestie van gewenning.” Dat is fijn om te horen en stelt me gerust. Maar we hebben ook weleens ruzie hoor. Hij is een stuk handiger dan ik en als ik dan per ongeluk iets omstoot of kapotmaak, heb ik wel een probleem. Maar hij is verder niet echt streng eigenlijk, er gaat veel in overleg, over tijden dat ik thuis moet zijn bijvoorbeeld. Over alcohol en drugs is hij duidelijk: “Daar moet je niet aan beginnen.”

Omdat het gevaarlijk is natuurlijk. Maar ik ben sowieso niet echt een alcoholdrinker, dus op dat vlak hebben mijn ouders wel geluk.
Als we samen iets doen dan werken we vaak in de tuin. Dat doet hij heel graag. We hebben een stuk bos als tuin en toen we er net kwamen wonen was het heel rommelig. Overal lagen omgevallen bomen en de struiken waren dood. Dat moest worden opgeruimd en dus gaan we soms hele middagen zagen en boomstammen verslepen met de tractor. Wel echte mannendingen, we gaan niet in de moestuin werken. Als we dat een paar uur hebben gedaan, gaan we eten bij McDonalds en een goede film kijken. Apocalyps now bijvoorbeeld, omdat dat psychologisch is hé, dat vindt hij interessant. Hij weet sowieso veel over films en boeken. En muziek natuurlijk, daar houdt hij ook van. AC/DC is zijn favoriet, van die oude rockmuziek. Dat zet hij dan keihard aan in huis. Of ik dan nog kan studeren? Een beetje. Ik heb hem meerdere keren gevraagd of hijzelf ergens bang voor is, maar ik heb niks kunnen ontdekken. Ja, misschien is hij bang dat er met ons iets zou kunnen gebeuren, maar voor kinderlokkers heeft hij me vroeger nooit echt gewaarschuwd. Dat was meer mijn moeder die daar bang voor was.

Als hij een verkoudheid heeft, maakt hij zich wel zorgen. Dan vraagt hij zich af “Heb ik niet iets ergers?” of bij mijn moeder: “Heb je geen pilletje?”. Ik weet nog niet wat ik wil worden, ik weet ook niet of het psychologievak iets voor mij is. Ik vind het wel interessant als mijn vader erover vertelt en ik kan goed met mensen praten. Dus op zich lijkt het me wel leuk werk om te doen. Maar ik heb me nog niet heel erg in mijn studiekeuze verdiept.’

denys in het theater

Damiaan Denys treedt op met een theatershow over angst. ‘Bij mijn lezingen speel ik een rol, in het theater kan ik zijn wie ik wil’, zegt hij daarover in de New Scientist (december 2014). ‘In de wereld van kunst en cultuur is de creativiteit en vrijheid aanwezig die in de wetenschapswereld ontbreekt. Kunst is ontvankelijker voor nieuwe ideeën, waar wetenschap uiterst conservatief is. Bij het herschrijven van de DSM (de Diagnostic and Statistical manual of Mental disorders) werd expliciet gesteld dat we niet mochten afwijken van bestaande opvattingen.’
 

Floor Maas, regisseur van Damiaans voorstelling de Wolf en de goudvis

'Ik leerde Damiaan kennen tijdens het Brainwash-festival in Amsterdam. Daar gaven filosofen een kort filosofisch betoog en hij was een van hen. Twee weken later belde hij. Hij wilde terug naar het theater en zocht iemand die hem wilde begeleiden in zijn spel. Zo zijn wij gaan samenwerken. Als wetenschapper houdt Damiaan veel lezingen en die teksten zijn het uitgangspunt voor de voorstelling. Alleen zijn de teksten voor theater te kort en te bondig. Als je even niet oplet, snap je het verhaal niet meer. Het houden van colleges en spreken op congressen is een andere professie dan theater. Voor de voorstelling zijn we in feite opnieuw begonnen.'  

'Dat was een zoektocht waarbij hij zijn positie moest vinden. Ik heb zijn teksten geredigeerd en soms omgegooid. In theater moet je meer contrasten aanbieden. Een inhoudelijk verhaal wordt gevolgd door iets luchtigs. Dat is gelukt. Hij vertelt een wetenschappelijk verhaal over angst, maar danst ook in de voorstelling door hersenen die op het podium als decor staan om te vertellen wat die angst met ons brein doet en wisselt dat weer af met een ontroerend verhaal.' 

Daarnaast geeft hij meer herkenbare voorbeelden dan tijdens zijn colleges en is persoonlijker. Zo vertelt hij aan het begin van de voorstelling over zijn angst om daar op dat toneel te staan.
Doordat Damiaan nog niet veel theaterervaring heeft, leert hij mij anders kijken naar theater. Hij heeft andere conventies. Zo vroeg hij of het zaallicht aankon tijdens de voorstelling. Voor mij haalt dat de illusie van theater weg, maar we zijn toch gaan kijken of dat mogelijk was. Zo zorgen zijn ideeën ervoor dat ik ook weer anders naar theater kijk. '