Rotterdam, de stad van niet lullen maar poetsen, moet in het begin aan hem wennen. ‘Een Marokkaanse baantjesjager die slaapt in een Ajax-pyjama’ – dat is het sentiment waarmee de oud-Amsterdamse wethouder op het stadhuis aan de Maas wordt ontvangen. Vooral bij Leefbaar Rotterdam is er de nodige scepsis: een PvdA’er als burgemeester en dan ook nog eens een met een islamitische achtergrond – dat wordt gezien als een bevestiging van een in de meerderheid zijnde multiculturele samenleving. En dat is voor een Leefbaar-iemand niet iets positiefs.
De strandrellen in Hoek van Holland in 2009 worden Aboutalebs vuurproef. Die proef doorstaat hij kranig, en hij wint de harten van de Rotterdammers –ook die van de Leefbaren- met ferme uitspraken en door veel de wijken in te gaan, weet politiek verslaggever Mark Hoogstad van AD Rotterdams Dagblad. ‘Hij draaft op bij allerlei bewonersavonden en werkt ongelofelijk hard.’ Op het stadhuis is hij amicaal en toont hij genegenheid en waardering jegens iedereen, van de beveiliger tot de koffiejuffrouw; ook al kent hij niet iedereen bij naam. Hoogstad: ‘Hij voert persoonlijke gesprekjes en weet dondersgoed dat hij niets is zonder al die mensen die voor hem werken.’Zijn stijl wordt losser naarmate hij langer in functie is en zijn zelfvertrouwen is toegenomen na zijn herbenoeming, nu een jaar geleden, beschouwt Hoogstad. ‘Hij laat steeds meer emoties zien, zijn menselijke kant.’ Dat betekent niet dat er dikke tranen over zijn wangen biggelen, maar wel dat er aan zijn gezicht valt af te lezen of hij ontroerd, driftig of geïrriteerd is. ‘In het begin had hij een beetje een pokerface,’ neemt Hoogstad het verschil waar. Waar de journalist Aboutaleb zelden op betrapt is humor. ‘Hij heeft niet veel zelfspot,’ stelt Hoogstad. ‘Hij maakt tegenwoordig wel eens een grapje als hij ergens komt: “Dank voor de uitnodiging, fijn dat jullie mij vertrouwen, ook al ben ik een Marokkaan”. Dat is functionele humor. Maar in de kern is Aboutaleb een serieuze man, hij kijkt niet met ironie naar de wereld. Hij is ook ijdel. Als een raadslid iets kritisch over hem tegen de pers zegt, roept hij mensen meteen ter verantwoording. Hij zal niet gauw zijn schouders over iets ophalen.'
'Daarnaast heeft hij iets belerends. Het vingertje gaat snel omhoog. Hij heeft de air van: ik weet het beter. Vaak is dat ook zo, want hij beschikt over een scherp geheugen en bereidt zich altijd goed voor. Maar om mij als roker bijvoorbeeld met regelmaat uit te gaan leggen dat roken niet gezond is, is toch een beetje onnodig. Net zo onnodig als raadsleden tijdens een vergadering attenderen op de exacte datum van zijn “rot toch op”- uitspraak op een toon van “jullie moeten je huiswerk even goed doen”. Ik denk dan: waar is dat voor nodig?’