is er eigenlijk wel polarisatie in Nederland?

Quita Muis diagnosticeert Nederland met polarisatiepaniek. Volgens haar is er van diepgaande polarisatie geen sprake. Wel ziet ze dat hoogopgeleiden zich steeds meer terugtrekken in hun eigen bubbel.

Na de overwinning van de PVV reageerde Sigrid Kaag met: ‘Wie zijn die mensen, die daarop stemmen?”, alsof ze voor het eerst de dode hoek ontdekte in haar politieke spiegel. Nu waren meer inwoners van het land stomverbaasd door de verkiezingsuitslag, maar Kaag vertegenwoordigt een specifieke hoogopgeleide groep die, volgens onderzoeker Quita Muis, het zich juist zou kunnen moeten veroorloven om zich in te leven in de andere kant van de maatschappelijke kloof. Ondanks deze bubbelbinding onder hoogopgeleiden ontdekte Muis nog iets opmerkelijks tijdens haar promotieonderzoek: als het gaat om waarden en standpunten, dan is Nederland eigenlijk helemaal niet gepolariseerd de afgelopen decennia.

Quita Muis heeft voor Tilburg Universiteit de polarisatie van identiteiten binnen Europa en daarnaast polarisatie tussen opleidingsniveaus binnen Nederland onderzocht, van 1981 tot 2017. Wat blijkt: die polarisatie die ons langzaam uit elkaar zou drijven, is niet terug te vinden in de resultaten. Zo blijven de kernwaarden van mensen verrassend stabiel als het gaat om gendergelijkheid, abortus, euthanasie, immigratie of homoseksualiteit. De meningen groeien niet verder uit elkaar en worden ook niet extremer of homogener onderling. 

Dat de meningen op de genoemde punten wel meer overeenkomen bij hoogopgeleiden dan bij laagopgeleiden wakkerde eerder al een aantal geërgerde opiniestukken in de Volkskrant en NRC aan nadat Margriet Oostveen voor De Correspondent een verzuiling van opleidingsniveaus duidde aan de hand van Muis haar onderzoeksresultaten. Aantonen dat hoogopgeleiden in een bubbel leven, creëert blijkbaar toch ongemak. 

Hoewel laag- en hoogopgeleiden volgens het onderzoek op sommige waarden zelfs naar elkaar toe gegroeid zijn, verschillen zij wel in het vertrouwen dat zij doorgaans hebben in de politiek: een theoretisch gediplomeerde heeft doorgaans meer vertrouwen in onze politici. Ook onderscheiden hoogopgeleiden zich door trotser te zijn op hun opleidingsniveau en zich er daardoor meer mee te identificeren. Het is bijna een selffulfilling prophecy: hoogopgeleiden zijn trotser op hun status, staan daardoor minder open voor gesprekken met mensen die daarbuiten vallen en creëren zo een onnodige afstand tussen theoriedenkers en praktijkdoeners. Dat de media en politiek vervolgens weer rondbazuinen hoe groot de verschillen zijn, maakt de kloof nog dieper. 

Waar onwetendheid is, is grond voor stereotypes en waar stereotypes zijn, is de drempel om op elkaar af te stappen groter, wat onwetendheid verder voedt. Volgens Muis is er maar één manier om deze cyclus te breken: het ongemak overwinnen en met oprechte interesse de ander vragen: ‘wie ben jij?’. Zo schuilt in de vraag van Kaag, ‘wie zijn die mensen?’, niet alleen het probleem maar ook mogelijk de oplossing.