‘Scholen zijn koekjesfabrieken geworden’

Wat maakt goed onderwijs? In deze miniserie vragen we het aan drie topdocenten. Dit is deel 1: het praktijkonderwijs.

Tekst  Daan Kuys

Om het onderwijs is eigenlijk altijd wel wat te doen. De ene keer is er ophef over technologie-lespakketten ontwikkeld door Shell. De andere keer gaat het over seksuele en lhtbiq+-voorlichting die niet gegeven zou mogen worden aan basisschoolleerlingen. Een ander terugkerend thema is dat de kwaliteit van het onderwijs elk jaar slechter en slechter lijkt te worden.

De vraag hoe we onderwijs het beste kunnen vormgeven en onze kinderen het beste kunnen ontwikkelen is dan ook een tijdloze en nogal fundamentele. Die oervraag bespreken we in deze miniserie met drie topdocenten, allen genomineerd voor de titel Leraar van het Jaar 2024 (uitreiking aanstaande 3 oktober) en alledrie uit een andere tak van onderwijssport. Wat zijn de verschillen en de overeenkomsten tussen de visies van deze docenten?

‘We moeten af van de enorme invloed van de bedrijfstak’

Alfreds grote missie is om de leraar weer op de plek te krijgen waar die hoort. Maar weinig mensen vanuit de techniek laten iets van zich horen, vindt hij - die zijn allemaal liever in de werkplaats aan de gang. Daarom zijn er een aantal problemen in het onderwijs ontstaan: te weinig praktijkdocenten, te weinig techniekleerlingen, te veel gepraat over randverschijnselen, te weinig focus op de inhoud.

  • Alfred Evers (52)
  • Docent Technicus Hout & Restauratie 
  • ROC in Hengelo

Scholen zijn koekjesfabrieken geworden, vindt Evers. Al decennialang wordt lesstof gemaakt door dure externe bureaus, bijvoorbeeld cursusinstituten. Scholen kopen dat in. Daar gaan miljoenen in om. De invloed van wat de verschillende bedrijfstakken willen, weegt daarbij zwaar mee. Maar studenten moet je niet opleiden voor een bedrijfstak, zegt Evers. Dat is kortetermijndenken.

Bovendien staat de docent nu onder tijdsdruk omdat het ingekochte allemaal afgehandeld moet worden. ‘Nu gaan we naar pakketje B, nu gaan we naar pakketje C. Vaak zijn het enkel meerkeuzevragen. Via een Excel-bestand allemaal goed te controleren. Zogenaamd een prachtige structuur, maar het haalt de ziel uit het vak. De docent is eigenlijk alleen het sluitstuk van dat verhaal. Tja, dan hoef je eigenlijk geen leraar meer te zijn. Geen wonder dat er zoveel na vijf jaar alweer stoppen. De docent moet weer de vrijheid krijgen om zelf de lesstof te gaan bepalen en naar eigen inzicht te kunnen putten uit lesboeken.’

Evers voegde tien jaar geleden zelf daad bij zijn woord en richtte de opleiding Technicus Hout & Restauratie op. Eigenlijk een samenvoeging van vier verschillende opleidingen en bedrijfstakken: restauratie, houtbouw, meubelmakerij en de bouw. Deze jongeren op deze opleiding kunnen dus waaieren over de bedrijfstakken heen. Ergens anders zouden ze moeten stoppen met de opleiding en moeten overstappen. Met de invloed van bedrijfstakorganisaties kwam namelijk ook een enorme segmentatie van opleidingen.

Bij Evers’ opleiding staat de docent weer centraal. ‘Voorbeeldje: sommige meiden snappen niet waarom ze een raam moeten leren maken. Een raam? Ze willen de bouw toch niet in? Maar een raam is vier centimeter dik. Maar, als je ’m twee centimeter dik maakt, dan is het ineens een kastdeur. “Oh, bedoel je dat”, zeggen ze dan. Daarvoor hoef je dus echt niet naar een andere opleiding. Studenten zien door alle bomen het bos niet meer. Als docent moet je met hen door dat bos heen lopen en ze verschillende dingen leren plukken. Dat staat nergens in de lesstof. Dat moet je de student vertellen.’

De regie weer bij de docent dus. Door zelf lesstof te ontwikkelen. Dan kom je vanzelf weer bij de professionalisering van de docent, zegt Evers. Eigenaarschap, autonomie, noem het maar op. 

Of de leraar dan niet juist in een burn-out terechtkomt? ‘Burn-outs krijg je van telkens hetzelfde doen. De docent moet juist meer werk krijgen, en misschien wat minder lessen. Werk dat nu gedaan wordt door communicatie- en beleidsmedewerkers. En de miljoenen die nu aan externe bureaus worden gegeven voor lesstof moeten ook terug naar de docent. En ik snap wel, niet álle leraren hoeven lesstof te ontwikkelen. Maar je kunt wel zeggen: nou jongens, dit is herkenbaar voor mij.’