'Klimaatverandering biedt een kans om samen te werken aan een rechtvaardige economie'
Kunnen we effectief klimaatverandering aanpakken in een kapitalistische wereld? Niet volgens activist en schrijver Naomi Klein. Zij pleit voor een brede arbeidersbeweging die afrekent met een onmenselijk kapitalistisch systeem dat de aarde uitput.
In gesprek met Naomi Klein | December 2014
Activist en journalist Naomi Klein (1970) maakte internationaal indruk met haar eerste boek No Logo (1999) waarin ze beschreef hoe bijna iedereen gevangenzit in een wereld die beheerst wordt door merken. In haar volgende boek, The Shock Doctrine (2007), rekende ze af met het neoliberalisme als de meedogenloze en dominante ideologie die de wereld beheerst. Beide boeken zijn een belangrijke inspiratiebron voor protestbewegingen in de hele wereld.
Tegenlicht sprak in 2014 met Naomi Klein voor de aflevering Red de mens over haar boek This Changes Everything. Dit interview verscheen eerder in Het boek van de toekomst.
De Nederlandse editie van uw boek heet 'No Time'. Waarom?
We praten al heel lang over klimaatverandering, maar we hebben niet gedaan wat we moesten doen. Sinds we zijn begonnen met praten over hoe we de uitstoot zouden verminderen, is onze uitstoot alleen maar toegenomen. Het is duidelijk dat de gekozen benadering van deze crisis niet werkt.
Het is niet dat we niet genoeg doen. We doen gewoon de verkeerde dingen. Sterker nog: we zijn als een waanzinnige bezig nieuwe technieken te vinden voor de winning van fossiele brandstoffen. We hebben inmiddels nieuwe technologieën ontwikkeld die ons in staat stellen toch weer meer koolstof te ontsluiten in de vorm van olie en gas. En nu zijn er door de klimaatverandering nieuwe mogelijkheden om op Antarctica te boren.
Er is wat groen beleid, er zijn wat kleine stapjes gezet - maar over het algemeen gaat de uitstoot omhoog, omdat het nu eenmaal winstgevend is om fossiele brandstoffen te blijven winnen. Hij gaat ook omhoog omdat we een consumptiemodel hebben dat niet alleen zeer verkwistend is, maar dat we ook nog naar de rest van de wereld proberen te exporteren. Ik denk dat we serieus moeten heroverwegen hoe we het probleem tot nu toe hebben benaderd.
'Het probleem is niet koolstof. Het probleem is kapitalisme'
We kunnen niet alleen op deze zeer technische, wetenschappelijke manier over het klimaat blijven praten en ons beperken tot de technocratische oplossingen. Het echte probleem is dat de klimaatverandering zich voltrekt in een economisch systeem dat zo in elkaar zit dat het de crisis ernstiger maakt door naar groei op korte termijn te streven. Ik denk dus dat we de crisis niet juist definiëren. Het probleem is niet de koolstof. Het probleem is het kapitalisme.
Ons economisch systeem definieert succes als economische groei. Als er geen economische groei is, noemen we dat een 'crisis'. Alles is aanvaardbaar in naam van een herstel van de groei, ook het opofferen van de stabiliteit van de planeet. Zo zijn in Europa sinds de economische crisis in 2008 veel van die echt goede klimaatbeleidsmaatregelen die gepland waren, opgeofferd. Je hoort: ‘Ach, vroeger maakten we ons druk over klimaatverandering, maar nu richten we ons op de economische crisis.’ We zitten dus met een conflict tussen het kapitalisme en het klimaat, en het kapitalisme is aan de winnende hand.
Hoe komt dat?
In mijn boek plaats ik dat in de context van de opkomst van het neoliberalisme, een bepaalde vorm van kapitalisme die door Joseph Stiglitz ‘marktfundamentalisme’ wordt genoemd. De rol van de overheid zou zijn om de markt vooral niet voor de voeten te lopen, zodat deze op korte termijn winst en groei kan nastreven. Dereguleren, privatiseren, vrijhandelsovereenkomsten sluiten die er alleen op gericht zijn het kapitaal geheel vrij te laten om over de hele wereld op zoek te gaan naar de goedkoopste arbeidskrachten en energie: het maakt er allemaal deel van uit.
Dit is een geval van een historisch en tragisch slechte timing. In 1988 werd klimaatverandering een wereldwijde crisis, en kwam het bovenaan de politieke agenda te staan. Wetenschappers wisten allang van klimaatverandering, maar dat was het moment waarop ze tegen hun regeringen zeiden: ‘nu weten we het zeker.’
‘Negenennegentig procent zeker’ was de uitdrukking die James Hanson, de hoogste klimaatwetenschapper bij NASA, gebruikte toen hij in 1988 een getuigenis aflegde op Capitol Hill. Dat was het jaar waarin het Intergovernmental Panel on Climate Change (ipcc) werd opgericht. Dat was het jaar waarin regeringen voor het eerst bijeenkwamen om te praten over het verlagen van de emissies in Toronto, wat leidde tot de ondertekening van het klimaatverdrag in Rio. 1988 was een belangrijk jaar.
Was er toen nog hoop?
Ja, er was nog hoop. De stemming was: ‘Oké, we moeten dit samen aanpakken, en daarvoor hebben we een nieuw paradigma nodig.’ In januari 1989 werd "Endangered Earth" Time Magazine's "Planet of the Year". Het begeleidende artikel betoogde dat de klimaatverandering een product was van een gebrekkig paradigma, waarin de aarde slechts een machine was die door de mensheid kon worden gedomineerd. We moesten terugkeren naar een opvatting van de aarde als een levende gemeenschap waarvan wij deel uitmaken. Op dat moment was veel verandering mogelijk, omdat er in het bewustzijn over het klimaat een echte sprong vooruit plaatsvond.
Maar toen gebeurde er iets anders: in 1989 viel de Berlijnse Muur, en een vrij kleine groep ideologische strijders claimde de intellectuele overwinning op alle andere ideeën dan de hunne. Francis Fukuyama eiste de zege op, en het werd een triomfantelijk moment voor de marktfundamentalistische ideologie. Maar nooit is bij mij opgekomen welke gevolgen die ideologische triomf zou hebben voor het klimaat. Ik denk dat je die alleen achteraf kunt zien.
'Ideeën hebben de wereld al eerder veranderd, en ze kunnen dat opnieuw'
En achteraf is het onmiskenbaar hoe slecht de historische timing was. De klimaatcrisis is de essentie van een collectieve crisis. Het vereist een ongekende samenwerking tussen regeringen, en toch werd het onze collectieve verantwoordelijkheid juist op het moment dat Margaret Thatcher ons vertelde dat ‘er niet zoiets bestaat als een samenleving’. Dat elke vorm van collectieve actie verdacht was omdat het riekte naar communisme, dat regeringen het bedrijfsleven niet voor de voeten moesten lopen, dat er geen regelgeving kon zijn.
Daarmee waren al die dingen die we écht moeten doen, zoals bedrijven reguleren, vervuilers belasten, collectief handelen, vanaf dat moment eigenlijk taboe. En vervolgens namen we deze ideologie als vanzelf over via instellingen als de Wereldhandelsorganisatie, de Wereldbank en de structurele aanpassingsprogramma’s van het Internationaal Monetair Fonds. Ik denk dat dit verhaal veel meer verklaart waarom we gefaald hebben dan al die argumenten over ‘de menselijke aard’ die we te horen hebben gekregen, waarbij de schuld bij het individu wordt gelegd: ‘O ja, we zijn hebzuchtig, we zijn egoïstisch. Natuurlijk zullen we falen, we willen gewoon onze spullen niet opgeven.’
Ik denk eigenlijk dat het veel meer gaat om dit zeer krachtige idee, deze ideologische triomf, en hoe die werd verankerd door het beleid. En dat is belangrijk, want we zijn er niet machteloos aan overgeleverd. Het komt niet alleen doordat we egoïstisch en hebzuchtig zijn, maar ook doordat we hebben geleefd met dit ideologische project, dat onze elites in zijn greep heeft gehouden. En die regels kunnen we veranderen; we kunnen een ideologische verschuiving teweegbrengen. Ideeën hebben de wereld al eerder veranderd, en ze kunnen dat dus opnieuw.
Gelooft u dat ideeën verandering kunnen brengen?
Ik denk niet dat ideeën op zich de wereld veranderen, dat doen bewegingen. Maar ideeën kunnen daar wel goed bij helpen.
Het was niet zozeer de ideologie van het vrijemarktkapitalisme die zo krachtig was. Ik denk dat we eerder te maken hadden met een zeer krachtige beweging van bedrijfselites die het zat waren hoge belastingen te betalen en die het zat waren om te onderhandelen met sterke vakbonden.
Rond 1970 verschoof de ideologische aantrekkingskracht zo ver naar links, dat er paniek uitbrak onder de bedrijfselites. Ze waren bang dat ze te veel zouden gaan verliezen. Zij vonden dat zij al genoeg verloren hadden, en plotseling beseften ze dat ideeën ertoe deden. In wezen wilden zij een contrarevolutie tegen de naoorlogse verworvenheden uit het New Deal-tijdperk in Amerika en het sociale vangnet in Europa.
Dus begonnen ze te investeren in ideeën, richtten denktanks op en kochten in feite ideeën. Dat is het met denktanks: daar worden mensen betaald om te denken. Ze zouden geen denktanks nodig hebben als zulke ideeën in het wild voorkwamen.
Daar bedachten ze een ideologie waarin iedereen zou profiteren van het zo min mogelijk inperken van de macht van de rijken rijken, dankzij mechanismes zoals de trickle down-economie en de onzichtbare hand. Daarmee beloofden ze welvaart voor iedereen. En dat sloeg aan.
'Ze zouden geen denktanks nodig hebben als zulke ideeën in het wild voorkwamen'
Denkt u dat dit een weldoordachte strategie was?
Het is een zeer goed doordachte strategie, en ze is bovendien zeer goed gedocumenteerd. Het was deze ideologie die de beweging, de belangengroep, de ruimte gaf. Het feit dat dat idee gesteund werd door zoveel geld en macht maakte het zo krachtig. Terwijl het eigenlijk ongelooflijk tegenintuïtief is: je kunt het meeste goed doen door slecht te doen; door je zo asociaal mogelijk te gedragen zul je de meest sociale resultaten hebben.
Nu, vier decennia later, zijn er mensen als Thomas Piketty die de balans opmaken en zeggen: ‘misschien heeft de onzichtbare hand niet zo goed gewerkt.’
Wat we nu nodig hebben om deze crisis het hoofd te bieden, is een integratie van verschillende bewegingen die de mislukkingen van dit economische systeem al eerder aan de kaak stelden bij andere problemen. We leven niet meer in 1988, het triomfantelijke moment van deze ideologie is nu wel voorbij. We bevinden ons nu juist in een tijd waarin een diepere discussie gaande is over ongelijkheid en de mislukkingen van dit economische model.
Het probleem met dit economische systeem is niet alleen dat het de zeespiegel doet stijgen, maar ook dat wij toestaan dat de zeespiegel stijgt uit naam van de bescherming van een economisch systeem dat een grote meerderheid van de mensen om tal van andere redenen in de steek laat. Wat ik dus probeer te zeggen is dat er één groot, geïntegreerd gesprek moet plaatsvinden.
In 1989 was het niet het juiste moment. Is dit wel het juiste moment om een beweging te starten?
Het is nu zeker een beter moment om het economische systeem uit te dagen. De greep die het in de jaren negentig had op de macht is aan het afbrokkelen. Inmiddels verkeert het in crisis.
Alleen leidt die crisis er helaas toe dat mensen het vertrouwen in hun politieke leiders totaal hebben verloren. Dat is het grootste probleem waar we voor staan. Ze geloven niet meer dat hun politieke systemen in staat zijn problemen op te lossen. Het is niet de greep van de ideologie, het is het gevoel van machteloosheid van de mensen ten overstaan van problemen die hun corrupte politieke leiders niet lijken te kunnen oplossen. En dus keren ze zich tegen elkaar, haten ze immigranten, hun buren. Ze proberen invloed uit te oefenen op een sfeer die welhaast onmogelijk te beïnvloeden lijkt.
Het is nog steeds een heel moeilijk moment om over klimaatverandering te praten, omdat de economische druk zo groot is. Maar als we uit deze paniekstemming kunnen komen, kan het klimaat precies de factor zijn om een echt massale coalitie te vormen, die ook het kader kan bieden om voor te stellen hoe een andere economie eruit zou moeten zien, in plaats van dit eindeloze defensieve terugvechten.
Die volgende economie waar u het over hebt, hoe zal die eruitzien?
We hebben een nieuw energiesysteem nodig, we hebben een nieuw vervoersysteem nodig – we moeten al dit soort zaken heroverwegen.
Maar de enige manier waarop je een beweging kunt opbouwen die voor zo’n transformatie kan vechten, is als er enorm veel mee te winnen valt. Het moet een arbeidersbeweging zijn. En die beweging moet begrijpen dat de arbeiders die onder het huidige systeem verliezen, van dat nieuwe systeem méér moeten kunnen profiteren, en niet nog meer verliezen doordat banen in de fossiele sector verdwijnen.
Het probleem is dat we nu een arbeidersbeweging hebben die vecht voor de banen die er al zijn, en niet voor de banen die er zouden kúnnen zijn als we een ander systeem hadden. Terwijl we weten wel dat je zeven tot acht keer meer banen kunt creëren door te investeren in hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en openbaar vervoer, dan wanneer je dat geld besteedt aan investeringen in olie en gas.
Daarom moet het een brede beweging zijn. We hebben niet alleen klimaatactie nodig, maar ook klimaatrechtvaardigheid. Dat betekent dat de volgende economie de mensen vooropzet die het meest hebben verloren onder het huidige systeem. Het betekent dat de gemeenschappen die het hardst door deze giftige economie zijn getroffen, omdat zij de vuile raffinaderijen in hun achtertuin hebben en de bijbehorende pijpleidingen door hun voortuinen, het meest van deze overgang moeten kunnen profiteren. Het betekent dat we strategieën moeten ontwikkelen om de ongelijkheidskloof doelbewust te dichten.
'Juist omdat dit systeem ons in de steek laat, hebben we een kans om het op tijd te veranderen en klimaatverandering te voorkomen'
En hoe dacht u dat te verwezenlijken als u zo naar de toekomst kijkt?
Ik ben niet degene die dat tot stand kan brengen. Het enige wat ik kan doen is argumenten aandragen en ideeën formuleren. Die ideeën vorm ik weer op basis van wat ik hoor in sociale bewegingen. Ik beschouw de sociale bewegingen die deze ideeën in de praktijk proberen te brengen als mijn persoonlijke leermeesters. Het is dus geven en nemen.
Als je gelooft in de transformerende kracht van sociale bewegingen, zul je geïnspireerd raken wanneer je deze bewegingen in actie ziet. Maar als je daar niet in gelooft, als je cynisch bent over activisme en sociale bewegingen, als je denkt dat verandering alleen mogelijk is via politieke partijen en via de gevestigde macht maar tegelijkertijd weet dat die systemen gecorrumpeerd zijn en niet echt opgewassen tegen een probleem als klimaatverandering, dan zal dat je waarschijnlijk nogal mismoedig maken. Ik denk dat het daarbij eigenlijk gaat over hoe je denkt dat de wereld kan veranderen. Wat ik op dit moment zie, is dat mensen die een theorie van verandering hebben die gebaseerd is op een leidende macht, zich volkomen hopeloos voelen. Terwijl mensen die denken dat verandering ook van onderaf kan gebeuren, langzaam weer hoop beginnen te krijgen.
Is dit de belangrijkste boodschap die u wilt overbrengen?
Die verzuchting ‘wat kan ik als individu doen?’ is volgens mij een product van de triomf van het neoliberalisme. Het idee alleen al dat je geconfronteerd zou worden met een planetaire crisis en dat je dan denkt dat het mogelijk zou zijn dat je in je eentje de planeet zou kunnen beïnvloeden, is nogal dwaas. Je kunt dat nu eenmaal niet in je eentje. Je moet het met grote groepen mensen doen.
Het punt dat ik probeer te maken berust op de vooronderstelling dat dit systeem ons in de steek laat. Het argument dat ik aanvoer is dit: juist omdat dit systeem ons in de steek laat, hebben we een kans om het op tijd te veranderen om klimaatverandering te voorkomen.
'Mensen zijn bereid te vechten voor een beleid dat hen hoop geeft'
Ik denk niet dat je een systeem kunt creëeren dat voor iedereen goed werkt. Mijn doel is om mensen die nu vooral gefocust zijn op de economische mislukkingen van het neoliberalisme, aan te moedigen om over klimaatverandering te praten, om verder te kijken dan hun eigen smalle horizon, omdat ik denk dat we een meer holistisch discours nodig hebben. We staan voor meerdere crises en als we die tegen elkaar trachten weg te strepen, verliezen we allemaal.
Als wij daarentegen doelbewust streven naar een rechtvaardige overgang die erop gericht is ongelijkheid aan te pakken, betekent dit dat wij bijvoorbeeld willen dat banen een loon opleveren waar een mens van kan leven. Dan denk ik dat je echt een kans maakt om te winnen: mensen zullen bereid zijn om te vechten voor een dergelijk beleid, omdat het hun hoop geeft. Niet alleen op een betere toekomst, maar ook op een beter heden.