Wojciech Rybus vertrok op zijn 25e naar Nederland. ‘Vlak na het overlijden van de Poolse paus, dat kan ik me nog herinneren. De eerste maanden hier waren zwaar. Er is een moment geweest dat ik zes dagen niet had gegeten.’

Vandaag de dag heeft Wojciech een eigen huis in Amsterdam samen met zijn Poolse vrouw en kinderen, werkt hij als allround-klusjesman en voelt hij zich… elke dag ietsje minder Pools. In de zoektocht naar zijn huidige identiteit vloog hij afgelopen november terug naar zijn vaderland. Om daar, gewapend met Poolse vlag en kiełbasa (lang gemiste Poolse worst), de 100-jarige onafhankelijkheid van ‘zijn’ Polen te vieren. Maar hoeveel deelde hij nog met zijn Polen, na 13 jaar Nederland?

wie?

In Nederland wonen een kwart miljoen Polen. Wat is hun verhaal? Waarom zijn ze naar Nederland gekomen en hoe denken zij over het huidige Polen?

Lees elke week een nieuw portret van een Poolse Nederlander. Leer ze kennen en leer via hen meer over de thema's die in de uitzendingen aan bod komen. Deze week:

Naam:   Wojciech Rybus (38)
Kwam naar Nederland in:   2005
Met op zak:   65 euro, blikken met eten en pakjes sigaretten

een tentje in Amsterdam

‘Als tiener woonde ik in Łódź, een stad vlakbij Warschau. Die stad werd destijds zo slecht onderhouden dat het niet ongewoon was dat er brokstukken van vervallen gebouwen naar beneden vielen. Ik bracht mijn dagen daar door als winkelmedewerker en verdiende een schraal loontje: 120 euro per maand. In mijn vrije tijd ging ik naar de  toneelschool en ik herinner me nog goed wat een van de acteurs daar tegen mij zei: ‘’Hier blijven is eigenlijk alsof je aan het wachten bent op dat stuk steen dat op je hoofd flikkert. Als ik jong was en weg zou kunnen, zou ik vliegen!’’ Op dat moment vroeg ik me af: wat heb ik te verliezen? 120 euro per maand? Ik kon altijd nog terugkomen en 120 euro per maand verdienen.’

En niet veel later besloot Wojciech de sprong te wagen. De weinige spullen die hij had, verkocht hij en hij vertrok samen met een reiscompagnon die dezelfde toekomst voor ogen had met de bus naar Amsterdam. ‘Eenmaal aangekomen was ik verwonderd over dit land. Het leek alsof ik een betere bril had opgezet. De mensen waren beter gekleed en alles was schoon; in Polen blijven de bladeren en andere troep van de winter nog maanden liggen op straat.’

Maar de verwondering sloeg al snel om in frustratie. ‘Onderweg kwamen we erachter dat we maar één tent hadden. Dus sliep ik meer dan een maand met mijn compagnon in een tentje op de camping het Amsterdamse Bos - en hij was een lange kerel. We hadden ongedierte in de tent, omdat zijn voeten altijd uitstaken.'

Ik sliep meer dan een maand met mijn reiscompagnon in een tentje in het Amsterdamse Bos

'Ook hadden we beiden geen baan, alles was constant nat en koud en we raakten snel door onze voorraden heen. Er is een dag geweest dat ik zes dagen niet heb gegeten. Op die zesde dag kreeg ik 20 euro van iemand op straat, waarvan ik in de dichtstbijzijnde supermarkt bolletjes kaas en vanillevla kocht. Ik liep naar buiten en ging op de kade zitten om het op te eten. Maar mijn lichaam was zo ziek van de honger dat het niks kon binnenhouden. Dat maakte me toen heel boos.’

(tekst loopt door onder afbeelding)

Op het water met vrienden, met Wojciech aan het stuur

de zilverharige kapitein

Ondanks zijn moeilijke start is Wojciech alles behalve bij de pakken neer gaan zitten en woont hij nu alweer 13 jaar in Nederland. Zijn banden met Polen zijn aan het vervagen, maar de aankondiging van de Poolse onafhankelijkheidsmars van november 2018 is hem niet ontgaan. Het evenement werd breed uitgemeten in de media. ‘Er zou 200 000 duizend man op af komen en Polen zou neo-nazi’s, racisten en vandalisten een podium geven. Echt? Dat wil ik zien, dacht ik. Het was meteen een mooi experiment om te kijken of ik me nog Pools voelde. De meeste Nederlanders zien me na al die jaren nog steeds als ‘de Pool’, maar ik betwijfelde dat. Ik ben me juist aan het hervormen naar de Nederlandse samenleving, dat merk ik elke dag.'

'Dat begon toen ik mijn eerste baan vond in Amsterdam. In mijn tweede maand hier in Amstedam liep ik verschillende boten langs in het havengebied en klopte bij elke op de ruit. Ik had weinig succes, tot er bij eentje de deur open ging. Een kapitein met lang, zilver haar, een leren broek en een roze blouse open tot aan zijn navel stond in de deuropening van zijn roestige schip. Ik vertelde hem waar ik vandaan kwam en vroeg of ik voor hem kon werken. Met een prachtig Brits accent gaf hij antwoord: ‘’Kom morgen maar langs, je mag me helpen met het onderhoud van mijn schip’’. Wauw, ineens had ik een plan. De volgende dag stond ik
roest te krabben en betaalde de zilverharige man me tien euro per uur.’

‘Het duurde niet lang voor ik zijn buurman ontmoette: Yann, een vriendelijke Nederlandse kapitein die me aanbood om in zijn schip te komen wonen. In ruil daarvoor werkte ik ’s nachts in zijn illegale bar in de buik van het schip. Iedere nacht kwamen daar hippies van boven de vijftig. Echte hippies zoals ik ze op de posters had gezien. Er werd binnen gerookt en drugs gebruikt en er heeft zelfs een keer een homo voor me gedanst op de bar. Dat was echt een cultuurshock.’

De vriendschap tussen Yann en Wojciech groeide, terwijl Yann hem steeds meer leerde over de Nederlandse cultuur. ‘Ik weet nog goed dat hij een keer zei: ‘’Luister, ik zie dat je stiekem illegale dingen probeert te doen. Niet doen. Probeer naar de Nederlanders te kijken. Hoe doen zij het? Wees vriendelijk en don’t mess it up. We willen jou hier graag hebben, als collega, als vriend. Maar laat je problemen thuis.’’ Dat was een van de beste lessen die ik kon krijgen. Langzaam begon ik Nederlanders te snappen. Ik weet nu hoe ik met jullie moet praten, hoe ik jullie boos kan maken en dat jullie voor me open staan. En nu wist ik niet eens meer wat ik nog deelde met Polen. Het werd tijd om daar achter te komen.’ Dus pakte Wojciech het vliegtuig en landde een dag voor de mars in Warschau.

Schip van Yann buiten

Schip van Yann binnen

'de mars was als Koningsdag'

‘Het voelde vreemd. Niet als thuiskomen, maar ook niet alsof ik op vakantie was. Alles was overweldigend: de reclameborden, de televisieschermen, de Pools sprekende mensen. In Nederland kan ik me daarvoor afsluiten, maar hier kroop alles en iedereen mijn hoofd binnen. Warschau was ook niet meer hoe ik me herinnerde. De stad is Europeser, moderner, sneller en blinkender en ineens staan overal glazen gebouwen.'

'Ik ben opgegroeid in de naweeën van de Koude Oorlog. Tot mijn tiende was het communistisch regime nog aan de macht. Ik herinner me Russische soldaten dagelijks op straat, lange rijen voor winkels om met voedselbonnen een paar rollen wc-papier te kunnen halen en mijn ouders die zich kapot werkten om voor ons te kunnen zorgen. Aan het Warschau van 2018 was duidelijk te zien dat het beter gaat met Polen. Alles leek anders, behalve het eten. Een van de eerste plekken waar ik naar binnen ging was de supermarkt. Daar vond ik toch al die dingen die ik gemist had: kiełbasa, dat is Poolse worst, en al die lokale Poolse bieren. Het Poolse bier is veel schuimender, dat smaakt stukken beter dan Heineken.’

Iedereen liep met een Poolse vlag in de hand en ik zag kostuums en beelden van oorlogshelden, paarden


‘Op de dag van de mars was het koud, maar ondanks dat was het net een grote picknick. Toen ik door de stad liep, voelde het alsof er iets groots stond te gebeuren. Ik hoorde mensen zingen. Oude, historische en nationalistische liederen. Ik herkende ze allemaal en in mijn hoofd zong en danste ik mee. Dit zijn mijn mensen, dacht ik. We delen dezelfde muziek en verhalen, dezelfde geschiedenis. Iedereen liep met een Poolse vlag in de hand en ik zag kostuums en beelden van oorlogshelden, paarden. Wauw! Dat was geweldig om te zien. Dat was mijn geschiedenis en daar ben ik trots op.’

Ook de vlaggen met ‘God, Honour, Homeland’ waren aanwezig. ‘Die zijn een beetje eng, niet? Je hoorde ook veel katholieke liederen op de mars: God, power, bladibla. Ik heb op mijn veertiende al afscheid genomen van het katholieke geloof. Als jongetje ging ik elke zondag met mijn ouders mee naar de kerk. De laatste keer, toen ik net aan het puberen was, vertelde ik de priester in het biechthokje dat ik vragen had over mijn lichaam. Moet ik me schuldig voelen als ik mezelf aanraak? Vroeg ik hem. Hij zei dat ik zou branden in de hel en heeft die keer mijn zonden niet vergeven. Je moet je voorstellen: er staat altijd een rij mensen te wachten voor het biechthokje. Die horen allemaal of de priester wel of niet op de houten deur klopt om je zonden te vergeven. Ik stapte angstig uit het hokje en moest toen een echte walk of shame lopen, terwijl ik verwijtende blikken kreeg van iedereen uit die rij. Toen dacht ik: dit is de laatste keer op deze koude plek.'

'Maar Polen is geobsedeerd door het geloof, dus natuurlijk werd er over God gezongen. En natuurlijk waren er een paar radicalen, waar de BBC en CNN zich op stortten. Maar het overgrote deel van de mensen was zoals we hier zeggen: gezellig. Een beetje zoals in Nederland tijdens koningsdag.’

(tekst loopt door onder afbeelding)

Wojciech met zijn vrouw

In Nederland ben ik al ‘de buitenlander’ en het zou pijn doen om dat ook in mijn vaderland mee te maken

de wegloper

De mars was een groot feest der herkenning voor Wojciech, maar toch wrong er iets. Hij voelde zich niet helemaal op zijn plek zo tussen feestvierend Polen. ‘Er bekroop me een gevoel van nervositeit en vroeg me af of mensen doorhadden dat ik anders was. Dat ik geld had, euro’s zelfs. En ik was bang om afgekeurd te worden door mijn eigen volk. In Nederland ben ik al ‘de buitenlander’ en daar kan ik mee leven, maar het zou pijn doen om dat ook in mijn vaderland mee te maken. Je moet het volgende begrijpen van de Poolse cultuur: jarenlang is ons verteld dat we minder waard zijn dan West-Europa. We verdienen minder geld, hebben minder zeggenschap, minder potentie. In feite zijn we een B-categorie volk.'

'Op de mars wordt gevierd dat Polen, na jaren van buitenlandse invloeden, het nu weer zelf voor het zeggen heeft. Het land wordt moderner en de lonen worden beter. Alleen ik heb daar niks voor gedaan. Ik heb niet gebloed voor dat land. Ik ben de wegloper, die comfortabel in Nederland heeft gezeten en terugkomt met zijn euro’s wanneer alles beter is. Daarom voelde het niet alsof ik het had verdiend, dat gevoel van gedeeld geluk die dag.’

Op de vraag of Wojciech tot inzichten is gekomen dankzij de mars antwoordt hij overtuigd. ‘Nee. Ik heb alleen maar meer vragen. Ik voel me niet meer Pools, maar ook niet Nederlands. Wat ben ik dan? Simpelweg een Europese burger?'

Mijn Poolse huis

In Nederland wonen een kwart miljoen Polen voor wie hun moederland nooit ver weg is. Ook journalist Dore van Duivenbode reist terug. Voor het laatst sluit zij de deuren van haar familiehuis nabij Auschwitz. Ze spreekt met de minnares van haar grootvader over lust en liefde en met ultrarechtse nationalisten over hun ideale Polen.

Naar de afleveringspagina →

'Nederland is inmiddels mijn thuis, maar toch voel ik me anders vanbinnen. Ik verwacht dat mijn kinderen, die nu opgroeien in Nederland, dit gevoel ook gaan ervaren. Ze moeten in ieder geval begrijpen dat hun wortels niet in dit platte land liggen, maar in een land waar het shitty is om te leven, maar dat prachtig is om te zien. Als ze wat ouder zijn wil ik ze leren dat ze trots mogen zijn op die wortels. En dat ze geen B-categorie mensen zijn, ‘ook al’ zijn ze Pools.'