Door Jonathan Maas
‘Voor mijn toneelcarrière heb ik een lange adem nodig gehad. Ik kreeg eerst alleen maar kleine rollen. Zelfs na mijn doorbraak in Angels in America, waarin ik met succes wel een grote rol mocht vertolken, was er weer een periode met onopvallende rollen. Een goede leerschool: als toneelacteur moet je voorbij je ego: het draait niet om jou, maar om de voorstelling. Je moet erop leren vertrouwen dat er weer iets goeds voorbijkomt. Maar je vergelijkt jezelf altijd met anderen en we houden allemaal de schijn op. Wanneer collega-acteurs in de kroeg opmerken dat ik al een tijd geen grote rollen meer heb gehad, probeer ik dat nonchalant te pareren. Ik doe alsof het me niet raakt, terwijl ik het eigenlijk heel kut vind. Je denkt dat het je zwak maakt wanneer je je ware gevoelens laat zien.
Ik heb een mooie baan bij een vooraanstaand toneelgezelschap, maar een film- of tv-carrière is nooit van de grond gekomen, hoewel ik daar vaak auditie voor heb gedaan. Mijn grootste tv-rol was in de serie Bloedverwanten. Bij voorbaat voelde dat al als een mislukking omdat ik de rol van Jeroen Spitzenberger overnam; ik was second best. Toch dacht ik positief: nu gaat het eindelijk gebeuren. Maar er zijn er geen andere rollen uit voortgekomen, pijnlijk en gênant. Als je in Engeland op een goed niveau toneel speelt, zit er automatisch een filmcarrière aan vast. Hier niet. Ik heb een keer auditie mogen doen voor Alex van Warmerdams film De laatste dagen van Emma Blank. Helaas werd ik het niet. Ik ben nu op een leeftijd dat sommige dingen er niet meer in zitten. De nieuwe Egbert-Jan Weeber zal ik niet meer worden. Toch hoop ik stiekem dat Lars von Trier me een keer ziet spelen en me daarna opbelt, omdat hij me voor zijn volgende film wil hebben.