Omdat ik een luie jongen ben en geen rijbewijs heb neem ik soms de taxi. Soms neem ik hem best wel vaak, want er is natuurlijk altijd wel een excuus te bedenken om in je eigen smoes te trappen. Een taxi is een soort rijdend bankstel: je hoeft alleen maar te zitten tot je bent waar je wil zijn. Er zijn veel verschillende taxi’s, en ook veel verschillende taxichauffeurs.
Een paar weken geleden stapte ik in een taxi waarvan de chauffeur al toen ik instapte hele rare ongecontroleerde bewegingen maakte. Hij ging helemaal heen en weer op zijn stoel en ook het praten en knipperen met zijn ogen ging niet bepaald vloeiend: de man had de motoriek van een kermisattractie. En hij bestuurde de auto. Na een paar minuten rijden en gek bewegen drukte hij met zijn schokkende vinger - die steeds weg leek te vliegen - op de knop om zijn raam open te doen waarna hij zijn hoofd half naar buiten stak en een dikke fluim de nacht in tufte. Raampje weer dicht. Raampje weer open. Weer tuffen. Raampje weer dicht. Van voor naar achter, van links naar rechts. Het enige wat deze man op zijn plek hield was de autogordel. Ik zat ernaast en probeerde zoveel mogelijk voor me uit te kijken. Omdat ik het zielig vond maar ook omdat ik bang was dat ik moest lachen.