Ik ram mijn voorhoofd een paar keer tegen mijn tafel, tot ik me beter voel. Een foto maken van je water met komkommer en die op internet zetten; het is alles wat er mis is met de wereld. Naast de man die allemaal mensen onthoofdt dan hè.
Ik loop de deur uit om koffie te drinken op de hoek, maar niet voordat ik mijn gezicht heb ingesmeerd met een hydraterende energizer. Alsof het allemaal nog niet erg genoeg is gaan er naast mij op het bankje voor het koffietentje twee quinoakutten zitten. Quinoakutten zijn mensen (het kunnen ook mannen zijn) die bij voorkeur in het openbaar luidruchtig over ‘superfoods’ praten. Het zijn dezelfde mensen die foto’s van hun komkommerwater online delen met de wereld, het liefst voorzien van de hashtag #healthy. In dit geval zijn het twee meisjes van een jaar of vijfentwintig van wie ik helaas een gesprek opvang:
Q1: “Superrrfoods zijn zó chill.”
Q2: “Ja echt fucking chill.”
Q1: “Megachill.”
Q2: “Chill.”
Het zijn mensen die de laatste tijd ineens overal zijn. Ze vinden het belangrijk om de hele dag zaden en pitten te eten maar ze vinden het nog belangrijker om er de hele dag over te praten, en er foto’s van te posten. Zelden kom je iemand tegen die al die dingen eet en daarover zwijgt. Het zijn mensen die je aankijken alsof je vertelt dat je op vakantie per ongeluk een baby hebt gefrituurd als je zegt dat je ‘s ochtends brood eet.
Q1: “Ik eet echt nooit brood.”
Q2: “Nee brood is echt niet chill.”
Q1: “Brood is de duivel.”
Q2: “Ik kan niet eens naar brood kijken.”
Q1: “Ik zag laatst een brood: niet chill.”
Deze voedselevangelisten zijn de jehovagetuigen van de supermarktscene. Begrijp me niet verkeerd: ik ben voor vrijheid van etensuiting. Iedereen mag eten wat hij wil, en je mag er ook voor uitkomen. Maar je ziet nu eenmaal nooit een frikandel op instagram.
Als ik ‘s avonds thuiskom na een dag koffiedrinken wordt pas echt duidelijk hoe groot de schade is. Een van mijn huisgenoten staat een komkommer te raspen. Ik huiver. Als ik voorzichtig vraag wat ze met die slierten gaat doen antwoordt ze: “Die doe ik zo in een karaf water. Superchill.” Ik stamel nog iets over de vaas die zij een karaf noemt maar zak halverwege door mijn knieën. Met mijn handen in de lucht gevouwen smeek ik haar er geen foto van te posten. Het komt nu allemaal wel erg dichtbij.