Tim stond onder de douche. Stoned.

Ik hang de handdoek aan het haakje. De onderbroek maak ik los van mijn blootje. Een uitgestrekte arm grijpt met het vijf gevingerde uiteinde naar de rode knop van de douche. De eerste koude stralen gutsen stotterend uit de douchekop. Ik probeer niet geraakt te worden door het koude voorspel en heb mijn handen in een kommetje voor mijn kruis gevouwen. Vooraan sta ik als de straal voor het eerst de grond raakt in een dof gekletter. Als de stoom omhoog stijgt, omdat omlaag stijgen nog steeds onmogelijk is, is de kust veilig.

Ik stap onder de warme stralen en voel me een afgekoeld ei dat terug in de cloaca wordt gepropt. Het is overal warm en nat behalve waar het water geen bereik heeft. Ik laat mijn hoofd omlaag hangen. Het water stort zich op mijn kruin, waar het langsloopt om ergens bij mijn neus weer samen te komen in een straal omlaag. Alsof het zo is afgesproken. Ik haal de douchekop los en doe mijn ogen dicht. De straal breng ik naar mijn gezicht en houd hem daar tot ik moet happen naar adem. Om mij heen is alles nat. Muren van druppels houden de douche bijeen. Grote druppels en kleine druppels wisselen elkaar af. Sommigen blijven plakken en anderen glijden weg, soms andere druppels meenemend. Want druppels zijn nooit alleen.

De druppels zijn mijn vrienden, ik ken hun vader de regen en hun moeder de tranen. Iedere druppel is verschillend maar allemaal maken ze zich zorgen om hun natheid. Ze maken zich zorgen om hun natheid, alsof er ooit een droge druppel heeft bestaan.

Het water spoelt steeds de druppels weg, van mijn buik, van de muur. Het geluid dat ik al die tijd al hoor is het geluid dat al die druppels maken. Het oorverdovende geroezemoes van miljoenen druppels op een natte zomeravond.

De hitte doet me door mijn knieën zakken. Op mijn hurken zit ik in de regen. Van het stotterende gutsen is geen sprake meer.

 

 

 

Meer van tim bij de vpro