Chris Kijne kijkt vooruit naar het IDFA, het documentairefestival dat elk jaar weer zijn leven op zijn kop zet.

Het komt er weer aan, het leukste feestje van het jaar. Wanneer u net zo’n fan bent van het IDFA als ik, heeft u er inmiddels al een paar uurtjes lezen en spitten in het programma op zitten, om vervolgens in paniek te proberen nog kaartjes te reserveren voor alles wat u wilt zien. Het Amsterdamse documentairefestival is er in de loop van drie decennia – dit is de dertigste editie – in geslaagd op de top van de documentaire-Olympus te belanden.

En dat is het nadeel van leuke feestjes: het wil er wel eens druk zijn.

Op het gevaar af dat ik, door deze veelgelezen column, nu nieuwe opstoppingen ga veroorzaken, ga ik u toch even een paar tips geven. Tips voor films die na een weekendje vooruit kijken weer deden wat het IDFA altijd doet: mij achterlaten met een euforisch gevoel dat ik dankzij dappere en talentvolle documentairemakers de wereld over ben gereisd.

Niet als toerist, maar zoals ik dat zelf ook zo graag mijn hele journalistieke leven al doe: als verslaggever, aanwezig op plekken en in situaties waar een normaal mens nooit komt, maar die wezenlijk zijn voor het begrip van onze tijd en de wereld waarin we leven.

Ik ken geen journalistiek middel dat dit zo indringend kan doen als de documentaire.

palmolie

Helaas deden die films ook weer wat ze al drie decennia eveneens voor elkaar krijgen: mij achterlaten met het idee dat ik mijn leven radicaal moet omgooien. Dat ik helemaal fout bezig ben en dat ik mijn tijd hier zit te verbeuzelen terwijl er enorme dingen op het spel staan. Zaken waar de verschillende hoofdpersonen in de films wel hun leven aan wijden.

Zo moet ik van mezelf van nu af aan bij ieder levensmiddel dat ik aanschaf checken of er geen palmolie in zit. En als dat er in zit: weg ermee. Ik verzeker u: dat wordt een hele klus.

Dat komt door Silas. Een ontroerend portret van de Liberiaanse activist Silas Siakor, die tijdens de veertien jaar durende gruwelijk burgeroorlog in zijn land ontdekt wat de werkelijke reden voor dat geweld is; de manier waarop internationale bedrijven de grondstoffen van het land ruilen tegen wapens. Wanneer na die oorlog Ellen Johnson Sirleaf zich verkiesbaar stelt, een media- en donordarling, stelt hij zich achter haar op.

De film verslaat het gevecht dat daarna volgt: tegen dezelfde grondstoffen- en landroof die onder Johnson gewoon doorgaat. Met als brandpunt een grote producent van palmolie die via illegale afspraken met de corrupte familieleden van Johnson een hele bevolkingsgroep van zijn land probeert te jagen om er palmolieplantages neer te zetten.

Godzijdank eindigt de strijd hoopvol. Maar palmolie: ik krijg het niet meer door mijn strot.

grote vragen

Die ontroerende burgermoed van Silas Siakor sluit naadloos aan bij Freedom for the Wolf waarin regisseur Rupert Russell begint aan een onderneming waarvan ik – als hij met het idee bij mij zou zijn gekomen – vermoedelijk had gezegd: jongen, kan je daar niet beter een boek over schrijven?

Want hoe maak je in hemelsnaam film van een filosofisch betoog over ‘vrijheid’ en hoe juist het politieke gevecht om vrijheid ook in zijn tegendeel kan omslaan? Bijvoorbeeld wanneer er bij eerlijke verkiezingen – je hoort er wel eens wat over – populisten aan de macht komen. Of wanneer consumentenvrijheid juist wordt ingezet als middel om andere vrijheden te onderdrukken. Of wanneer een oud en autoritair regime met revolutionair elan aan de kant wordt gezet waarna nieuwe onderdrukkers in het vacuum duiken.

Mij dunkt de grote vragen van onze tijd, maar een film?

Freedom for the Wolf

Russell slaagt er wonderwel in, met een panoramische blik die van de Umbrella-beweging in Hong Kong, via de Arabische Lente in Tunesie, het India van Narendra Modi, het moderne Japan en het Amerika van Black Lives Matter, Trump en de invloed van geld in de politiek, uitkomt bij u en mij. In onze ziel. Met de oproep: denk niet dat je democratie vanzelfsprekend is.

Get up, stand up, never give up the fight.

levensgevaarlijk gevecht

Die oproep had Kolonel Fakhir niet nodig. In het onwaarschijnlijke portret The Deminer zien we hoe de Koerdische autodidactische mineur dag in dag uit zijn leven op het spel zet, de hele dag door. Met zakmes en kniptang ruimt hij jarenlang onophoudelijk mijnen en booby traps: tijdens de oorlog in Irak en in de strijd tegen IS.

Fanatiek thuisfilmer als hij was, is het allemaal vastgelegd: iedere ontmijning, iedere keer weer met een bizarre en zelfs wat obscene thriller-achtige spanning: overleeft hij het, of overleeft hij het niet. Een kaal en eindeloos en levensgevaarlijk gevecht van één door en door bevlogen man in een troosteloze oorlog.

Een oorlog waar wij, door onze betrokkenheid bij de Irak-oorlog, door de hele westerse Midden-Oostenpolitiek, door het gevecht tegen IS, door wat u zelf nog maar meer aan redenen kunt bedenken, zeer directe verantwoordelijkheid voor dragen, maar nooit de gevolgen van ondervinden.

The Deminer

Waarin onze moed nooit zo wordt getest als die van Kolonel Fakhir.

En dat zijn dan pas drie films van de honderden die er tussen 15 en 26 november draaien in de hoofdstad. Ik wens u een prachtig festival.

En daarna een ander leven.