Hij zag het gebeuren. Op het terrein van de gesloten jeugdzorginstelling liep een meisje in een roze trainingspak. Het hek ging langzaam open en het meisje beende naar buiten. Ze keek schichtig om zich heen en verdween in de bosjes aan de overkant van de straat. Even later verscheen ze weer in hotpants en een weinig verhullend bloesje. Ze bleef staan, totdat haar telefoon ging. Vijf minuten later stopte een jongen op een scooter, vlak voor de poort. Ze sprong achterop en verdween. ‘Dan weet je het wel.’
Het is een van de vele voorbeelden die Peer van der Helm in zijn tijd als psycholoog, lector residentiële jeugdzorg aan de Hogeschool Leiden en hoofd onderzoek bij expertise- en behandelcentrum Fier zag langskomen. De verhalen van de kinderen spreken boekdelen. ‘Het is meestal: ik ga naar mijn vriend toe’, legt Van der Helm uit. ‘Dan vraag ik: ‘Leent jouw vriend jou ook uit aan andere mannen tegen betaling?’ ‘’Ja”, zeggen ze dan.’ Mannen weten de kwetsbare meisjes er zo uit te pikken. ‘Het is alsof ze een vlaggetje op hun hoofd hebben met: ik ben te misbruiken.’
Ook hoogleraar mensenhandel en globalisering Conny Rijken hoort dat jongens en meisjes in de jeugdzorg worden geronseld voor ‘klusjes’. Het lijkt binnen de sector zelfs algemeen bekend. Toch zijn deze kinderen en hun problemen nauwelijks bekend bij de instanties die hen moeten helpen.