In juridische procedures wordt het vermogen van ouders en kinderen om hun standpunt en gevoelens over te brengen vaak enorm overschat, vindt Kalverboer. Er wordt vóór ze gedacht. “Ze hebben hun spreekrecht, ze kunnen iets vertellen. Maar dat hoofd zit vol met van alles en nog wat. Het is allemaal geconcentreerd in het halve uur dat ervoor staat. Maar als je gestrest bent, als je je onveilig voelt, als je niet precies weet waar het over gaat, dan werkt dat niet in je voordeel tijdens een zitting bij de kinderrechter.”
Ouders worden geacht zichzelf onder dit soort omstandigheden te kunnen vertegenwoordigen, zou het niet beter zijn als er altijd een advocaat bij zou zijn?
“Ja, maar dan ga je er al van uit dat die advocaat wel die connectie met ouders heeft. Maar dat zit ook lang niet altijd goed. Je bent er niet met een advocaat voor ouders, want ook daar moet die communicatie en het vertrouwen in orde zijn. Advocaten zien ouders vaak niet genoeg. En weten daarom onvoldoende. Wat ik lastig vind is dat we het hebben over de juridische procedure, maar dat daar al een heel lang traject aan vooraf gaat. Je kunt haast wel zeggen dat wanneer je bij de kinderrechter zit, het te laat is.”
Hoe kun je dan voorkomen dat het zover komt? De jeugdwet van 2015 had toch juist ook tot doel dat hulp dichtbij huis en laagdrempelig zou worden?
“Ja, ik spreek als Kinderombudsman natuurlijk vooral kinderen. Maar je hoort ook van ouders die zeggen dat het nog steeds ontbreekt aan hele basale dingen. En dat is voor een deel wezenlijke aandacht. Dat mensen écht vanaf het begin luisteren. Wat speelt er bij jou? Waarom is het zo moeilijk? Hoe ziet jouw leven eruit? Wat heb je nodig om je goed te voelen?”
Vragen stellen is bij het zoeken van de juiste hulp het belangrijkste en dat gebeurt volgens Kalverboer veel te weinig.
“Accepteer dat bij bepaalde gezinnen misschien wel levenslange hulp nodig is. Dat je dus misschien wel drie of vier keer per week daar moet zijn. Ik weet van een project in Oost-Groningen, waar 30 jaar geleden al kansarme gezinnen geholpen werden met eten koken of wekkers zetten en ontbijt maken. Dat kan soms al genoeg zijn om kinderen thuis te laten blijven wonen. We scheppen te weinig voorwaarden daarvoor. Kijk welke problemen er nog meer spelen en probeer die op te lossen, kijk niet alleen naar de mishandeling of verwaarlozing. Maar doe ook iets aan de schulden, aan de relatieproblemen, aan de huisvesting als dat nodig is. En wees je als hulpverlener bewust van je vooroordelen. Die enorme televisie aan de muur waar een kind voor is gezet, terwijl er geen brood is op de plank, voorkomt wellicht dat een kind wordt geslagen.”