Margrite Kalverboer (60) is Kinderombudsman sinds 2016 en al haar hele leven bezig met kinderen en jongeren. Opgeleid als orthopedagoog en jurist werkte ze bij een pleegzorgorganisatie en bij een gesloten jeugdinstelling. Nu is ze naast Kinderombudsman, ook bijzonder hoogleraar Kind, Kinderrechten en Vreemdelingenrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Wat doet deze uitzonderlijke Corona-periode met het welbevinden van kinderen?

“Het is een heel interessante tijd en ik spreek veel met kinderen over hoe het hun leven beïnvloedt. Daar komen verschillende antwoorden op. En dat zegt ook veel over kansenongelijkheid. Als je aan kinderen vraagt wat er moet gebeuren als er een nieuwe lockdown komt, dan zeggen kinderen die thuis te maken hebben met geweld, wij móéten fysiek naar school. Alle andere kinderen zeggen: wij willen goed online onderwijs. Ander voorbeeld: Ik hoorde van een jongen dat de stress bij zijn moeder een stuk minder was toen de gezinsvoogd een tijdje niet meer in levenden lijve langs kon komen en dat het daarom tijdens de lockdown meteen een stuk gezelliger was in huis.”

We volgen in ons onderzoek naar uithuisplaatsingen alleenstaande moeder ‘Chantal’ die haar drie kinderen definitief dreigt ‘kwijt’ te raken. Begin november maakten we een uitzending rond haar zaak. Eind januari doet de rechter uitspraak, maar het advies van de jeugdbeschermingsinstantie is zwaarwegend en dat stelt dat de voorlopige uithuisplaatsing gecontinueerd moet worden.

Kalverboer kan niet inhoudelijk op de casus van het gezin van Chantal ingaan, omdat ze de details niet kent en nooit in het openbaar reageert op individuele gevallen. Communicatie tussen ouders, kinderen en hulpverleners in de jeugdzorg is cruciaal, stelt ze. En daar gaat het heel vaak mis, ziet ook Kalverboer. Al in 1996 constateerde ze in haar proefschrift, over onderzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming naar ernstige opvoedings-en verzorgingsproblemen, dat het vaak aan heldere communicatie ontbrak. En ook latere onderzoeken naar contact tussen hulpverleners en kinderen noemt ze een eyeopener.  “Dat alle organisaties met wie je sprak, of het nu de Raad voor de Kinderbescherming was of de kinderrechter, de advocaat of de voogd, iedereen zei: we hebben het kind voorgelicht en geïnformeerd over wat er gaat gebeuren. En dan vroeg je het aan het kind en dat zei: ‘Niemand heeft mij iets verteld’.”

In juridische procedures wordt het vermogen van ouders en kinderen om hun standpunt en gevoelens over te brengen vaak enorm overschat, vindt Kalverboer.  Er wordt vóór ze gedacht. “Ze hebben hun spreekrecht, ze kunnen iets vertellen. Maar dat hoofd zit vol met van alles en nog wat. Het is allemaal geconcentreerd in het halve uur dat ervoor staat. Maar als je gestrest bent, als je je onveilig voelt, als je niet precies weet waar het over gaat, dan werkt dat niet in je voordeel tijdens een zitting bij de kinderrechter.”

Ouders worden geacht zichzelf onder dit soort omstandigheden te kunnen vertegenwoordigen, zou het niet beter zijn als er altijd een advocaat bij zou zijn?

“Ja, maar dan ga je er al van uit dat die advocaat wel die connectie met ouders heeft. Maar dat zit ook lang niet altijd goed. Je bent er niet met een advocaat voor ouders, want ook daar moet die communicatie en het vertrouwen in orde zijn. Advocaten zien ouders vaak niet genoeg. En weten daarom onvoldoende. Wat ik lastig vind is dat we het hebben over de juridische procedure, maar dat daar al een heel lang traject aan vooraf gaat. Je kunt haast wel zeggen dat wanneer je bij de kinderrechter zit, het te laat is.”  

Hoe kun je dan voorkomen dat het zover komt? De jeugdwet van 2015 had toch juist ook tot doel dat hulp dichtbij huis en laagdrempelig zou worden?

“Ja, ik spreek als Kinderombudsman natuurlijk vooral kinderen. Maar je hoort ook van ouders die zeggen dat het nog steeds ontbreekt aan hele basale dingen. En dat is voor een deel wezenlijke aandacht. Dat mensen écht vanaf het begin luisteren. Wat speelt er bij jou? Waarom is het zo moeilijk? Hoe ziet jouw leven eruit? Wat heb je nodig om je goed te voelen?”

Vragen stellen is bij het zoeken van de juiste hulp het belangrijkste en dat gebeurt volgens Kalverboer veel te weinig.

“Accepteer dat bij bepaalde gezinnen misschien wel levenslange hulp nodig is. Dat je dus misschien wel drie of vier keer per week daar moet zijn. Ik weet van een project in Oost-Groningen, waar 30 jaar geleden al kansarme gezinnen geholpen werden met eten koken of wekkers zetten en ontbijt maken. Dat kan soms al genoeg zijn om kinderen thuis te laten blijven wonen. We scheppen te weinig voorwaarden daarvoor. Kijk welke problemen er nog meer spelen en probeer die op te lossen, kijk niet alleen naar de mishandeling of verwaarlozing. Maar doe ook iets aan de schulden, aan de relatieproblemen, aan de huisvesting als dat nodig is. En wees je als hulpverlener bewust van je vooroordelen. Die enorme televisie aan de muur waar een kind voor is gezet, terwijl er geen brood is op de plank, voorkomt wellicht dat een kind wordt geslagen.”

“Er is geloof ik geen land in de wereld waar zoveel jeugdzorg is” – Kinderombudsman Kalverboer

“Op het moment dat er tegenwoordig een gezinsvoogd vanuit jeugdzorg aan te pas komt bij een ondertoezichtstelling, weet je eigenlijk al dat het misgaat, want het kind ziet een voogd nooit. Het gezin ziet de voogd nooit. Het ligt niet aan de kwaliteiten van die voogden, maar aan de hele organisatie, de administratie. De frustratie bij mensen op de werkvloer die zeggen dat ze meer tijd kwijt zijn aan het opschrijven wat ze allemaal gedaan hebben en moeten doen, dan aan het werkelijk aanwezig zijn bij de gezinnen. Wat ik van kinderen hoor is dat ze ook graag eens leuke dingen zouden willen doen met hun voogd. Gewoon een rondje lopen, een ijsje eten, naar een film gaan, dat is wat ze willen. En dan krijg je ook veel beter boven tafel wat er speelt.”

“Ik zie een uitdijende jeugdhulp. Steeds meer zorg, zorg, zorg. Er is geloof ik geen land in de wereld waar zoveel jeugdzorg is. Wij hebben echt niet zoveel meer zieke, mishandelde of gestoorde kinderen dan in andere landen, maar we hebben een systeem waar we almaar opschalen en opschalen. Als we het niet weten, dan komt er een laag bij.”

Zijn er landen waar het beter gaat?

“Als het gaat om kindermishandeling, dan is er in Zweden en Noorwegen het Barnehus, een centrum waar een integrale benadering centraal staat. Iedereen wordt bij elkaar geroepen, van de arts tot de politieman, van de buurvrouw tot de psychiater, om samen met de ouders en kinderen tot een diagnose te komen. Wat is er aan de hand en wat kan er worden gedaan? Als het onderliggende probleem bijvoorbeeld armoede is, dan moet je daar iets aan doen om ervoor te zorgen dat ouders hun kinderen niet meppen. Door iedereen erbij te betrekken wordt het draagvlak voor mogelijke oplossingen groter en zijn ouders meer geneigd daaraan mee te werken.”

In Scandinavische landen worden veel minder kinderen uithuisgeplaatst dan in Nederland.

Praten met ouders en kinderen, dat zou dus veel meer en veel beter moeten. En niet alleen om uithuisplaatsingen te voorkomen, maar gewoon om te zorgen dat gezinnen en kinderen echt geholpen worden. Kalverboer sprak laatst met jongeren die samen het Jeugdwelzijnsberaad vormen, stuk voor stuk kinderen die ooit uit huis zijn geplaatst of dat nog zijn.

“Als je die kinderen hoort, dan krijg je een heel genuanceerd beeld van wat zij nodig hadden gehad. Maar je ziet ook dat zij soms of regelmatig een andere positie kiezen dan hun ouders. Er zijn kinderen die zeggen die ouders van mij, die kunnen niet opvoeden. Ik heb niks meer met mijn ouders. Ik heb niks aan mijn ouders. Die willen mij wel thuis hebben, maar dat is helemaal niet goed voor mij. Laat mij in dat pleeggezin of laat mij in dat gezinshuis. Ik sprak een meisje dat uiteindelijk dakloos is geraakt en in een papiercontainer ging wonen. Die zei: ‘mijn moeder was verslaafd. De drugs lagen op tafel. Iedereen heeft het gezien. De voogd heeft het gezien. Niemand deed iets.’ En dus vroeg ik, waarom was dat? ‘Mijn moeder kon mooi praten’. Dus een deel van die jongeren zegt ja, ik had thuis willen blijven. Maar een groot deel van de kinderen zegt ook, had mij nou in een goed pleeggezin geplaatst. Dat hadden ze moeten doen in plaats van instelling naar instelling naar instelling. Had mij duidelijkheid gegeven. Had gezien dat mijn ouders geen goede opvoeders zijn. Dus die geluiden zijn er ook.”

Samengevat: It takes a village to raise a child?

“Ja, ik woonde vroeger in een flat en daar pasten de moeders om de beurt op de kinderen als die speelden in de gezamenlijke achtertuin. Toen werden er ook kinderen mishandeld natuurlijk, dat is van alle tijden, maar opvoeding kon je toen ook makkelijker afkijken of bespreken met de buurvrouw. Nu is het bijna taboe om te zeggen dat je het niet makkelijk vindt. Je krijgt twee kinderen en dat moet allemaal perfect gaan. Angst en schaamte spelen een grote rol bij het niet tijdig hulp vragen als het tegenzit. Het zou al enorm helpen als de buurvrouw aanbelde als je een huilbaby hebt en aan je vraagt of zij iets kan doen.”

 

Meer over uithuisplaatsingen

Zorg

6 items

We worden ouder en blijven langer gezond, mede dankzij snelle ontwikkelingen in de gezondheidszorg. Maar wat gebeurt er achter de deuren van het laboratorium en de boardrooms? Wie profiteert er feitelijk van de vooruitgang en wie trekt aan het kortste eind?

Dossier