Allereerst het goede nieuws: Nederland heeft nu een behoorlijk goede positie als kennisland. Nederlandse onderzoekers behoren tot de productiefste ter wereld en de wetenschappelijke kwaliteit is hoog. Wereldwijd staan we in de top tien van aantallen aangevraagde patenten, waarmee uitvindingen als de Senseo en de CD beschermd worden. Die octrooienstroom danken we vooral aan grote bedrijven. Philips vraagt dertig procent van de octrooien aan en ook chipmachinefabrikant ASML staat in de landelijke top tien. Beide bedrijven zijn erg belangrijk voor de Nederland. “'ASML heeft een grotere toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie dan de Tweede Maasvlakte”, stelde financieel directeur Peter Wennink.
Nederland is een kenniseconomie die wereldwijd meedraait in de top. Maar betrokkenen vrezen dat we onze toppositie zullen verliezen door het beleid van het kabinet-Rutte. “Andere landen trappen op het gaspedaal en zullen ons voorbijstreven.”
meer artikelen bij de aflevering
Investeren
We danken onze goede positie vooral aan investeringen uit het verleden. Ondernemingen als Philips en ASML steken nog steeds veel geld in research & development (R&D), respectievelijk 1,6 miljard en 500 miljoen euro per jaar. Maar - nu komt het slechte nieuws - het zijn uitzonderingen op de regel: de Nederlandse investeringen in R&D zijn de laatste jaren ondergemiddeld vergeleken met andere EU-landen. Als dit zo doorgaat, blijft dat niet zonder gevolgen. “De slechte prestaties op het vlak van R&D-investeringen kunnen de toekomstige technische en wetenschappelijke capaciteit in gevaar brengen”, waarschuwde de Europese Commissie ons land dit jaar.
Jongeren
Het kabinet heeft de mond vol van investeringen in innovatie. Minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie maakt goede sier door 1,5 miljard euro vrij te maken voor negen topsectoren, zoals life-sciences en de industrie voor high tech materialen. ASML behoort tot de laatste sector en profiteert zodoende van de overheidssteun, maar die neemt de zorgen over de toekomst niet weg. Techniek boeit jongeren maar matig en dat maakt personeel met de specifieke hoogwaardige kennis die bedrijven nodig hebben moeilijk te vinden. Bij ASML neemt men daarom het heft in eigen handen: wekelijks worden schoolkinderen rondgeleid door het bedrijf om hun enthousiasme voor techniek aan te wakkeren. “Ik hoop dat ze het vooral fun vinden en niet doorhebben dat er voor ons als bedrijf ook iets anders meespeelt”, zegt ASML-voorlichter Jos Vreeker.
Adder onder het gras
Ook Jan Kamminga, die zich als lobbyist inzet voor de technologische industrie, is bezorgd. Hij vond naar eigen zeggen een flinke adder onder het gras toen hij de kabinetsplannen onderzocht. “Het duurt nog tot 2015 voor het topsectorenpotje van 1,5 miljard euro volledig beschikbaar komt. (...) Tot die tijd valt een gat waarin de bezuinigingen op de innovatieprogramma's hard aankomen, zonder dat er een kussen is om de klap op te vangen.” Bij Economische Zaken ging het innovatiebudget met 80 miljoen euro omlaag en op onderzoek en innovatie door universiteiten werd 90 miljoen ingeleverd. Volgens de Vereniging van Universiteiten (VSNU) verdwijnen door de keuzes die het kabinet maakt jaarlijks 3000 plekken voor promovendi en postdoctorale opleidingen. VSNU-voorzitter Sijbolt Noorda ziet dit met lede ogen aan. “Ik zie het nu al gebeuren dat wetenschappelijk talent wegtrekt uit Nederland. Ondertussen gaan buitenlandse onderzoekers liever naar landen als het Verenigd Koninkrijk of Zweden. Bijzonder onverstandig voor een land waar de economie het vooral van kennis moet hebben. Dit kabinet speelt echt met vuur.” Noorda benadrukte in De Groene Amsterdammer het belang van wetenschappelijk talent: “Nederland moet het echt hebben van wetenschappelijk onderzoek, niet van ruwe grondstoffen of van goedkope handarbeid.”
Voorbijgestreefd
Kunnen we onze positie dan niet vasthouden zonder het kabinetsbeleid te veranderen? “Nee, natuurlijk niet”, zegt Robbert Dijkgraaf, president van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. “Andere landen trappen op het gaspedaal en zullen ons voorbijstreven.” “Nederland is kwalitatief een groot wetenschappelijk land. (...) Maar behalve je tuintje aanharken, moet je er ook af en toe ook mest op gooien.” Volgens Dijkgraaf moet er niet bezuinigd worden op de wetenschap om innovatie vooruit te helpen. “We hebben een glanzende auto van de wetenschap, met weinig benzine in de tank. En we hebben een andere auto, die wat rammelt. Dat is de innovatie. We moeten niet onderdelen uit de ene auto gaan slopen om de andere beter te laten lopen.”