Zijn de Nederlandse klimaatdoelen in lijn met de 1.5°C van Parijs?
In deze serie legt klimaatwetenschapper Ernst-Jan Kuiper de belangrijkste klimaatbegrippen voor je uit. Deze keer: het Nederlandse klimaatbeleid.
Ernst-Jan Kuiper - 9 Juli 2022
In december 2021 werd het coalitieakkoord gepresenteerd, waarin het kabinet stelde de klimaatdoelstelling van maximaal 1.5°C van het Parijs akkoord na te streven. De keuze voor het koolstofbudget en de verdeling daarvan die Nederland aanhoudt laten echter zien dat de Nederlandse klimaatdoelen helemaal niet in lijn zijn met de 1.5°C van Parijs, en dat ook nooit zijn geweest.
het CBDR-principe
Vorige maand schreef ik over het koolstofbudget. Zo was het koolstofbudget begin 2020 voor een 50 procent kans om onder de 1.5°C te blijven nog zo’n 500 gigaton CO2, en vermindert dit door de wereldwijde uitstoot met zo’n 40 gigaton per jaar. Het koolstofbudget geeft dus aan hoeveel de wereld in totaal nog kan uitstoten, maar niet hoe dat koolstofbudget vervolgens verdeeld wordt over verschillende landen. Over deze verdelingsvraag kan de wetenschap ook niks zeggen, dat is een politieke afweging.
Hier zijn dan ook afspraken over gemaakt in het Parijs-akkoord. In het akkoord beloven ‘ontwikkelde landen’ (‘developed countries’) namelijk méér te doen en sneller CO2-neutraal te zijn dan de ‘ontwikkelende landen’ (‘developing countries’). Dit geeft de zogenaamde 'landen in ontwikkeling' langer de tijd om te pieken in hun uitstoot en vervolgens hun uitstoot af te bouwen.
In het Parijs-akkoord heet dit 'common but differenciated responsibilities' (CBDR). Oftewel: gemeenschappelijke maar verschillende verantwoordelijkheden, om het klimaatdoel van 1.5°C of ruim onder de 2°C te bereiken. Rijke landen hebben dus een grotere verantwoordelijkheid (genomen) om zowel snellere als diepere reducties in hun CO2-uitstoot te bereiken dan ontwikkelende landen.
over de auteur
Ernst-Jan Kuiper is klimaatwetenschapper en behaalde een doctoraat in de glaciologie. Hij geeft lezingen en cursussen over klimaatverandering en werkt bij Milieudefensie aan de klimaatzaak tegen Shell.
De Nederlandse klimaatwet
In 2019 werd de Nederlandse Klimaatwet aangenomen. Hierin werd het harde doel van 95 procent CO2e-reductie in 2050 t.o.v. 1990 in de wet opgenomen. Ook werd er een tussendoel gesteld van 49 procent CO2e-reductie in 2030. De Klimaatwet zelf beschrijft niet hoe het tot deze doelen kwam, maar verwijst naar een rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) uit 2016. Hierin wordt wel uitgelegd hoe het doel van 95 procent reductie in 2050 is bepaald en daarbij werden twee cruciale aannames gemaakt.
CO2e staat overigens voor ‘CO2-equivalent’. Hierbij worden andere broeikasgassen zoals methaan en lachgas omgerekend naar CO2 op basis van hoe sterk het broeikasgas is. Het is een veelgebruikte manier om alle broeikasgassen onder één noemer – namelijk CO2 - te brengen.
Het gekozen koolstofbudget
De eerste aanname was dat 'het halen van de 1,5°C-doelstelling [...] nauwelijks voorstelbaar is,' overigens zonder duidelijke argumentatie waarom. Een belangrijke aanname die nauwelijks werd beargumenteerd in het PBL rapport. Ongeveer twee jaar later toonde het IPCC aan dat 1.5°C nog mogelijk was, zij het dat het wereldwijd grote inspanningen verlangde.
In het PBL-rapport werd desondanks voor het koolstofbudget van 1000 gigaton CO2 gekozen, wat destijds neerkwam op ongeveer een 66 procent kans om onder de 2°C te blijven. Er werd dus met een koolstofbudget gewerkt voor 2°C, dat ruim tweeënhalf keer zo groot is als het koolstofbudget voor 1.5°C. Het gevolg van die keuze is dat de reductie in CO2-uitstoot jaarlijks veel minder snel hoeft te gaan.
Het coalitieakkoord van een half jaar terug scherpte de klimaatdoelen overigens wel aan, van 49 procent naar minstens 55 procent (en mikken op 60 procent) reductie in 2030 en van 95 procent naar 100 procent (klimaatneutraal) in 2050. Deze aangescherpte doelen zijn echter bij lange na niet genoeg om het verschil in koolstofbudget tussen 2°C en 1.5°C te overbruggen.
Negatieve emissies
De volledige quote in het PBL-rapport luidt: 'het halen van de 1,5°C-doelstelling [is] zonder negatieve emissies nauwelijks voorstelbaar.'
Met negatieve emissies wordt de aanname gemaakt dat we tijdelijk over het koolstofbudget of de streeftemperatuur van 1.5°C of 2°C heen kunnen omdat toekomstige generaties op grote schaal CO2 uit de lucht halen. Later zal ik meer schrijven over negatieve emissies en de rol die ze spelen in klimaatdoelen.
'Het koolstofbudget dat Nederland heeft gekozen is niet in lijn met het CBDR-principe van het Parijs-akkoord'
Verdeling van het koolstofbudget
De tweede belangrijke aanname heeft te maken met de snelheid waarmee dat koolstofbudget van 1000 gigaton moet worden afgebouwd. Als uitgangspunt werd namelijk de gemiddelde CO2-uitstoot per inwoner van de hele wereld genomen. Vervolgens werd aangenomen dat landen tegelijkertijd (bijna) klimaatneutraal zullen zijn, namelijk rond 2050. De gemiddelde Nederlander – met een CO2-voetafdruk ver boven het wereldwijd gemiddelde – mag van het Nederlandse klimaatbeleid veel meer uitstoten dan andere mensen in de wereld. Figuur 1 laat deze scheve verdeling duidelijk zien.
Deze verdeling van het koolstofbudget die Nederland heeft gekozen is niet in lijn met het CBDR-principe van het Parijs-akkoord. De gemiddelde Nederlander krijgt een onevenredig groot deel van het wereldwijde koolstofbudget en is pas in hetzelfde jaartal klimaatneutraal als iemand uit een 'ontwikkelend land' met weinig uitstoot.
Scherpere klimaatdoelen zijn nodig voor 1.5°C
Het komt er dus op neer dat Nederland werkte met het koolstofbudget voor 2°C in plaats van 1,5°C en zichzelf een onevenredig groot deel van dit koolstofbudget heeft toegeëigend. De klimaatdoelen die Nederland heeft gesteld - zelfs met de recente aanscherping - zijn dus niet in lijn met de 1.5°C van Parijs. Voor klimaatbeleid dat daadwerkelijk in lijn is met de 1.5°C van Parijs moet Nederland overschakelen naar een crisisaanpak en in zo’n 10 jaar klimaatneutraal zijn, iets waar bijvoorbeeld ook stichting Urgenda voor pleit.