‘Een eigen huis, een plek onder de zon’ – René Froger wist in 1992 al wat het belangrijkste teken van Hollandse welvaart was en zou blijven in de drie decennia erna. De behoefte om een eigen huis te bezitten is zo oud als de mens, maar vooral sinds de Tweede Wereldoorlog is de overheid die behoefte actief gaan stimuleren. En met succes: waar net na de oorlog slechts een kwart van de Nederlanders een eigen huis had, is dat verdubbeld naar een kleine 60 procent nu.
Woningbezit werd na de Tweede Wereldoorlog voor de Nederlandse regeringen een speerpunt. Alles werd uit de kast gehaald: het tweede inkomen mocht meegerekend bij het bepalen van de maximale hypotheek, de hypotheekrenteaftrek mocht jarenlang afgetrokken worden en sociale huurwoningen werden verkocht. En dat allemaal vanwege een heilig geloof in het eigenwoningbezit. Een eigen huis zou mensen tot een goede burger maken, die goed zorgt voor zijn eigendom en zijn straatje, een burger die zelfredzaam en te vertrouwen is; hij heeft immers wat verliezen.