Aimee van Wynsberghe, robotethica en voorzitter van Foundation for Responsible Robotics, benoemt allereerst dat het belangrijk is om een onderscheid te maken. ‘Militaire robots, werkrobots, seksrobots en zorgrobots verschillen enorm van elkaar. Je kunt niet alle soorten robots en de daarbij horende kunstmatige intelligentie over één kam scheren wanneer het gaat over ethische kwesties rondom bijvoorbeeld veiligheid, transparantie of privacy. Zonder een duidelijk onderscheid kunnen er geen concrete regels opgesteld worden over wat een robot wel en niet mag kunnen.’
Van Wynsberghe gaat verder: ‘Wel zijn er enkele basale richtlijnen die voor alle robots zouden moeten gelden. We moeten voorkomen dat robots beslissingen gaan maken in plaats van mensen. De robot mag de mens alleen ondersteunen; de mens mag nooit door de robot vervangen worden. Zo vind ik dat een zorgrobot geen zelfstandige dokter mag zijn: er moet bij een operatie altijd een menselijke arts aanwezig zijn die de baas blijft over de situatie. Op deze manier blijft er ook altijd iemand, een mens, verantwoordelijk op momenten dat het fout gaat. Of het nu in het ziekenhuis is, in het verkeer, of het onderwijs.'
Op deze manier voorkomen we dat robots een te grote machtspositie krijgen. Van Wynsberghe: 'Door te zeggen dat robots beter zijn dan mensen – zoals sommigen menen – gaan we voorbij aan het feit dat er een heleboel menselijke eigenschappen zijn die robots niet kunnen hebben. Emotionele intelligentie, empathie en mededogen ontbreken bij robots. Dit zijn echter belangrijke vaardigheden in de samenleving. Als we een kil en afstandelijk persoon ontmoeten, denken we: wat een robot. Het contact met robots zal ook op zo’n manier verlopen, en dat is geen pretje. Ja, robots zijn stukken slimmer in bijvoorbeeld berekeningen, maar robots zullen nooit beter zijn dan mensen. En daarom mogen we ze niet dezelfde, of zelfs meer, macht geven.'
(tekst loopt door onder afbeelding)