Het verleden duikt niet alleen op in de Russische mediakanalen die Poetins claim dat Oekraïne geen ‘eigen’ geschiedenis heeft overnemen. Ook bronnen die een kritisch geluid laten horen, ook al worden die steeds zeldzamer, grijpen terug naar de geschiedenis. Met een voorbeeld van dat laatste begin ik deze serie.
Hoe speelt de geschiedenis een rol in het Rusland van nu? In een land wiens leider een gewelddadige oorlog in Oekraïne voert, en waar toch al beperkte vrijheden nog verder onder druk worden gezet? De komende tijd licht Sophie Polm, stagiair bij OVT en student Russisch, iedere week een bericht uit de Russischtalige media toe waarin de geschiedenis een rol speelt.
Deel 1: Necrologie van een nieuwe taal
Maandag 21 maart verscheen een artikel van Lev Rubinstein op de website van Novaja Gazeta. Rubinstein (1947) is dichter en schrijver en sinds de jaren 70 een centraal figuur binnen de Russische intelligentsia en oppositiebeweging. Novaja Gazeta, letterlijk ‘De Nieuwe Krant’, is een van de weinige Russische kranten die zich nog kritisch tot het politieke regime van Rusland verhouden. De krant doet uitgebreid verslag van de oorlog in Oekraïne. Daarin houdt de redactie zich aan het door het Kremlin opgelegde ‘militaire operatie’ in plaats van ‘oorlog’, maar inhoudelijk zijn de artikelen zeker niet kritiekloos, en genuanceerder dan veel propagandistische staatsmedia.
Rubinsteins artikel van afgelopen maandag lijkt in eerste instantie weinig met de actualiteit te maken te hebben: het is een necrologie van Joez Alesjkovski, een bekende Russische schrijver, dichter en zanger, die 21 maart op 93-jarige leeftijd is overleden. Toch sluit dit stuk direct aan op de alarmerende werkelijkheid in het Rusland van nu. Rubinstein beschrijft vol bewondering hoe Alesjkovksi als kunstenaar in een klimaat van verstikkende Sovjet-censuur een manier vond om de autoriteiten te misleiden.
Joez Alesjkovski, zo benadrukt Rubinstein, was geen sociaal-realistische Sovjetschrijver die de censuur accepteerde als comfortabel keurslijf. Alesjkovski behoorde al vanaf de jaren 50 tot de veel kleinere groep van ‘voorlopers van de perestrojka’, die kunst bij uitstek als een manier zagen om kritiek te uiten op het regime. Voor Alesjkovski was dat meer dan een bewuste keuze: het kwam diep van binnen, hij kon niet anders. ‘Hij was lichamelijk gewoon niet in staat om de stoffige, zure lucht van dit slecht geventileerde kantoor in te ademen,’ schrijft Rubinstein.
"Hij was lichamelijk gewoon niet in staat om de stoffige, zure lucht van dit slecht geventileerde kantoor in te ademen."
In de Sovjettijd vonden schrijvers verschillende manieren om de censuur te omzeilen. Alesjkovski deed dat door in zijn werk een heel ander soort taal aan te wenden dan gebruikelijk was in de Russische literatuur. Wat voor taal was dat dan? Iosif Brodski, de beroemde Russische dichter en tegenstander van het communistische bewind, beschreef het jargon van Alesjkovksi als volgt: ‘Het gesprek over de belangrijkste en meest fundamentele onderwerpen van het land, van de wereld en van het leven in het algemeen, voerde hij met de taal van Moskouse binnenpleinen, met de nachtelijke taal van chauffeurs in een wegrestaurant, met de taal van de gasten in een marktcafé, met de taal die klonk over de gang van de nachttrein.’
Rubinstein is het met Brodski eens dat juist die bereidheid om onelegante taal van de straat te gebruiken de verdienste was van Alesjkovski. Door de censuur had de bekende literaire taal een politieke lading gekregen. Alesjkovski vond andere woorden en uitdrukkingen, ook al waren die minder esthetisch dan je van een literator zou verwachten. Alesjkovski putte uit de beruchte roesski mat, de Russische taal van obsceniteiten en scheldwoorden die Rubinstein niet zomaar zonder context wil en kan citeren (en ik evenmin).
En toch, zo schrijft Rubinstein: uit al dat gescheld, uit de obsceniteiten die Alesjkovski overnam van ruige werklui en figuren uit de onderwereld, kwam op merkwaardige wijze iets van grote waarde voort. Alesjkovski bracht zelf jaren door in strafkampen in Siberië, onder andere vanwege wangedrag in zijn diensttijd. In een van zijn beroemdste liedteksten uit 1951, ‘Kameraad Stalin, u bent een knappe geleerde’, steekt hij de draak met een taalkundig artikel dat Stalin in 1950 publiceerde, en in een nummer uit 1965 verbeeldt hij zijn eigen jaren in de Goelag en zijn ervaringen in de wereld van criminaliteit en prostitutie aan de hand van een een schijnbaar betekenisloos ‘sigarettenpeukje’.
'Uit al dat gescheld, uit de obsceniteiten die Alesjkovski overnam van ruige werklui en figuren uit de onderwereld, kwam op merkwaardige wijze iets van grote waarde voort.'
Rubinstein en Alesjkovski waren goede bekenden van elkaar, en het stuk van Rubinstein is een oprechte herinnering aan een gewaardeerde collega. Maar tegelijkertijd, en dat is de kracht van het stuk, bevat de kern een uiterst actuele boodschap: goede kunstenaars zijn in staat een taal te vinden om de censuur te omzeilen. De parallel is duidelijk. De onderdrukking van de Sovjet-Unie keert terug, Poetin maakt Rusland opnieuw tot een muf ruikend, slecht geventileerd kantoor. Het woord ‘oorlog’ mag niet meer gebruikt worden, termen als ‘nazisme’ en ‘demilitarisatie’ worden juist aan de samenleving opgedrongen. Hoe kunnen Russen nu kritiek leveren op de gewelddadige oorlog en op het dictatoriale beleid van hun eigen regering, zonder daarmee het Kremlin gelijk de kans te geven om hen op te pakken, hoge boetes op te leggen of zelfs tot vijftien jaar achter de tralies te zetten?
Rubinstein was tot voor kort vaak te gast bij het online televisiekanaal TV Dozjd en bij radiostation Echo Moskvy. Deze twee ronduit kritische media zijn de afgelopen weken op brute wijze de nek omgedraaid door het Russische regime. Wat Rubinstein nu schrijft in Novaja Gazeta is een indirecte kritiek die vorm krijgt door historische context. Rubinstein herinnert zijn lezer eraan dat censuur in het verleden de Russische taal heeft gedicteerd, maar dat schrijvers manieren vonden om hun kritische ideeën anders te verwoorden. Uit de necrologie van Joez Alesjkovski spreekt de hoopvolle overtuiging dat kunstenaars en schrijvers ook nu, in het Rusland van Poetin, op zoek zullen gaan naar andere taal.
Dit is een bijdrage van Sophie Polm, stagiair bij OVT en masterstudent Russisch en geschiedenis.