Dat het verstandig is om op veilingsite Catawiki een minimumprijs te vermelden, wist Piet Smolders niet toen hij daar zijn unieke collectie ruimtevaartmemorabilia en foto’s begon aan te bieden, vertelt hij in zijn houten bungalow waar de stalen archiefkasten detoneren en plaats moeten maken.
Smolders: ‘Ik had daar een zelfgemaakt olieverfschilderij van een shuttlelancering aangeboden zonder minimumprijs. Dat kavel is voor twee euro verkocht.’
Nee!
‘Had ik twee jaar aan gewerkt. Hoort bij het spel.’
Hier staat nog steeds een kijker.
‘Een kijkertje. Ik had een grote, maar die heb ik verkocht. Deze heb ik pas kort en is meer voor de kleinkinderen, zodat ze af en toe naar de maan of Saturnus kunnen kijken.
Wat was uw eerste kijker?
‘Een klein plastic uitschuifdingetje in een kartonnen doosje. Had mijn moeder voor me gekocht voor 75 cent bij V&D in Eindhoven. Ik dacht dat ik de maan daardoor beter zag, maar misschien zat er wel gewoon glas in, dat weet ik nog steeds niet. Daarmee keek ik vanuit de opkamer op onze boerderij naar de maan en heb ik mijn eerste tekening van de maan gemaakt. Ik zat altijd te tekenen en te schrijven. “Waar onze Piet toch mee bezig is,” zei mijn vader altijd, “met zijn heelal en sterren.” Omdat ik een boek over astronomie wilde, ging ik met mijn moeder naar de stad. Dat werd Mensen, mythen en sterren van Patrick Moore. Een Prismaboekje van 1,25 gulden dat ik nog steeds heb. Over televisie gesproken, hij heeft meer dan 55 jaar het BBC-programma The Sky at Night gepresenteerd. Niemand heeft dat langer gedaan. Diezelfde Patrick Moore zou later het voorwoord schrijven in mijn boek Soviets in Space. In 1958, rond de Spoetnik, begon ik met schrijven over ruimtevaart en omdat het net in ontwikkeling was, viel er altijd wel wat te melden. Eerst in de Nieuwe Eindhovense Krant, later onder meer bij De Tijd, De Nieuwe Linie en De Jonge Onderzoeker. Nu heb ik nog een column in De Telegraaf en het tijdschrift Ruimtevaart.
En zestig titels in de bekende AO-reeks voor het onderwijs.
‘Plus ongeveer veertig gewone boeken. Eerst schreef ik vooral in mijn vrije tijd. In militaire dienst kwam ik bij de inlichtingendienst, omdat men wist dat ik met Russisch en ruimtevaart bezig was. Als oefening werden “gevangen” soldaten ondervraagd in het Russisch en van die verhoorrapporten maakte ik leesbare verslagen. Bij de MID beheerste ik de Russische taal steeds beter en ik ben afgezwaaid als luitenant-redacteur inlichtingen. Daarna naar de persdienst van Daf en het Dafblad. Inmiddels was ik gaan schrijven over de Amerikaanse ruimtevaart.’