Op 5 november gaat De industrie van start, een coproductie van de VPRO en Submarine Channel waarin wiettelers, cokebaronnen en ecstasykoeriers vertellen over de kicks en de stress van illegale activiteiten. De industrie omvat een zesdelige radioserie, een interactieve onlinedocumentaire en een aflevering van Andere tijden. De VPRO Gids interviewt Mirka Duijn, een van de makers van De drugsindustrie (hier te lezen), en criminoloog Toine Spapens, die zich verdiepte in criminele familienetwerken in Noord-Brabant.
'Familiebedrijven' spelen een belangrijke rol in de Noord-Brabantse drugswereld. In Criminele families in Noord-Brabant portretteerden criminologen Hans Moors en Toine Spapens er zeven. De VPRO Gids gaat in gesprek met Spapens.
Waarom zijn jullie Brabantse families gaan onderzoeken?
Toine Spapens: ‘Wij hoorden van rechercheurs vaak: “Het is niet zo vreemd dat Jantje groot is in de criminaliteit, want zijn vader Pietje was ook al fout bezig en met zijn zoontje Klaasje zien we het ook verkeerd gaan.” Een andere reden was dat er door Florike Egmond een aantal historische studies zijn gedaan naar Nederlandse bendes in de zeventiende en achttiende eeuw. Daar kwam namen in voor van families die volgens rechercheurs nog altijd bezig zouden zijn.’
Al driehonderd jaar.
‘Betoverovergrootvader zat in een bende die boeren afperste en achterachterkleinzoon zit nu in de ecstasy. Families die niet voortdurend allerlei criminele kopstukken voortbrengen, maar wel al eeuwen vervelend zijn. Geweldspleging, diefstalletjes, overlast. Echt een pain in the ass voor de samenleving. Van generatie op generatie. Dat blijft doorgaan.’
Zit het in de genen?
‘Nou, we hebben niet naar biologische verklaringen gekeken. Die zijn binnen de criminologie sowieso een beetje suspect.’
Nog steeds?
‘Ja, Wouter Buikhuisen is nooit ver weg. Daarnaast gaat het altijd om specifieke vormen van criminaliteit. Gewelddadigheid of psychische afwijkingen, niet zozeer criminaliteit waarvan we het idee hebben dat het rationeel is ingestoken. Het is ook een alternatief verdienmodel. Als je het in het gewone leven financieel niet redt, maar met wietkwekerijen wel een aardig inkomen bij elkaar kunt scharrelen, is dat toch een ander verhaal dan iets wat genetisch bepaald is.’
Familiebedrijven in de misdaad.
‘Hans en ik zijn ons onderzoek begonnen met een crimineel kopstuk dat we al kenden, de misdaadondernemer van de familie. Vervolgens zijn we twee generaties terug gaan kijken en één of twee generaties erna. Die ondernemers runnen het zaakje en daar gebruiken ze vaak hun familieleden voor. De kopstukken zijn degenen met het organisatorische en managementtalent om vrij complexe criminele processen in goede banen te leiden. Vaak is er wel een broertje dat net wat minder slim is, een beetje meehobbelt en het uitvoerend werk doet of als tussenpersoon de zaak aanstuurt. Zo lijkt het kopstuk minder belangrijk.’
Vaders dragen de zaken over aan zonen.
‘Dat werd gedacht, maar in de praktijk zie je dit niet terug. Als in de volgende generatie een nieuwe misdaadondernemer opduikt, doet hij dat toch meestal op eigen kracht met zijn eigen vrienden en netwerk. Daarbij natuurlijk wel profiterend van de reputatie van pa. Van overdracht is meestal geen sprake. Misdaadondernemers gaan ook niet met pensioen, maar blijven doorgaan tot ze dood neervallen. Dan valt er voor een volgende generatie ook niet veel over te nemen. Zolang pa blijft regelen, kun je moeilijk je eigen dingen doen.’
Is het een voor- of een nadeel om te ‘werken’ vanuit een criminele familie?
‘Elk kopstuk in de misdaad is sowieso bekend. De wijkagent kan ze zo aanwijzen. Families zijn wel handig in afscherming. Zonder diepgaand en grondig opsporingsonderzoek is er moeilijk een vinger achter te krijgen. Tot op zekere hoogte profiteren ze van hun naam. De een is wat intimiderender dan de ander, maar getuigen of gewone burgers zullen er niet zo snel iets over zeggen. Toch kom je met hele simpele technieken een heel eind. Beschuldigingen luidkeels ontkennen werkt heel goed als je niet op heterdaad bent betrapt. Instanties hebben de neiging om ze groot aan te pakken of niets te doen. Dus meestal doen ze niets. Echt internationaal zijn die families pas eind jaren tachtig, begin jaren negentig geworden, toen ecstasy booming werd. Omdat de hele wereld Nederlandse pillen wilde, kwamen ze in contact met buitenlandse afnemers. Niet omdat ze zelf zo internationaal georiënteerd waren en op zoek gingen naar buitenlandse afzetmarkten om hun pillen te verkopen. Buitenlandse organisaties stuurden mensen hierheen voor het spul. Hoe een Brabantse boer die drie woorden steenkolenengels kent in staat is om die pillen wereldwijd te verkopen? Nou vrij eenvoudig. Als ze naar jou komen, is de handel niet zo ingewikkeld meer. Hoef je niet veel voor te kunnen of te kennen.’
Waar wordt het meeste mee verdiend?
‘Dat ligt aan de hoeveelheden. Een kilo coke kost in Colombia drieduizend euro, hier dertigduizend. Als je duizend kilo invoert heb je een leuke winst. Wanneer je wiet gaat kweken, krijg je ook elke euro die je erin steekt tien of twintig keer terug. Grootschaligheid levert een hoop geld op, maar niet voor heel veel mensen.’
Nou. Volgens ingewijden wordt in de regio Tilburg achthonderd miljoen verdiend met wiet.
‘Een enorm bedrag en het heeft toch maar betrekkelijk weinig impact. Er zijn vrij veel mensen bij betrokken die er allemaal redelijk aan verdienen. Veertig- tot vijftigduizend euro per jaar zwart, niet heel slecht. Huis verbouwen, extra vakantie, luxe uit eten. Leuk, maar daar kun je geen groot aantal panden mee opkopen, grote bedrijven opzetten of de hele economie mee ondermijnen. Maar er zijn ook zo’n honderd grootverdieners die vijf miljoen per jaar binnenharken en dat wel zouden kunnen.’
Wat veel.
‘Zo ongeveer dan. Dat wil niet zeggen dat ze het geld ook allemaal hier investeren of in panden steken. Turkse en Marokkaanse groepen investeren in villa’s in hun land van herkomst. Daar zie je in Nederland dus niet veel van terug.’
Dat is gunstig.
‘Ja, en hier wonen ze in een gewoon huurhuisje. Wel in een Mercedes rijden. Geleased. Geen enkele grote crimineel rijdt nog met een Nederlands kenteken. Ze richten over de grens een vaag garagebedrijf op en leasen een auto.’
Maakt het Tilburg onveiliger?
‘Dat niet zozeer. De Tilburgse onderwereld is nog steeds redelijk gemoedelijk, horen we. Weinig intimidatie of dwang en afgezien van de motorbendes is er weinig zichtbare overlast. Ja, er fikt af en toe wat af, dus het is niet leuk als je buurman een kwekerij op zolder heeft. Verder is het vrij low profile: wel zichtbaar voor iedereen die zijn ogen gebruikt, maar je hebt er weinig last van.'
Het nieuwe kabinet wil wietteelt reguleren. Is dat slecht nieuws voor crimineel Tilburg?
‘Nee, haha. Dat helpt helemaal niks. Nee joh. Van alle wiet die gekweekt wordt, komt voor zover we weten nog geen twintig procent in de coffeeshops terecht. Op de export heeft het totaal geen invloed. Je kunt best vinden dat regulering nodig is omdat we weer gidsland moeten worden voor wat betreft drugs, terwijl we nu aan alle kanten lijken te worden ingehaald. Marihuana is om te beginnen al om een hele rare reden gecriminaliseerd: dat gebeurde ooit met het argument dat Mexicaanse immigranten in de Verenigde Staten gek werden van wiet en dan niet meer van de blanke Amerikaanse vrouwen konden afblijven. Als je alcohol niet criminaliseert, waarom zou je dat dan wel doen met wiet? Nu klagen de burgemeesters en denken met regulering criminaliteit en de illegale wietteelt terug te kunnen dringen.
Vergeet het maar, dat gaat echt niet gebeuren zolang een illegale teler zijn spul net zo goed aan het buitenland kan verkopen als aan een coffeeshop. We moeten ook niet doen alsof het besluit destijds om de ‘achterdeur’ niet te reguleren zo raar was. Bij de invoering van dat beleid kwam alle wiet nog uit het buitenland. Toen hadden we geen eigen kweek en je kon moeilijk zeggen: laten we de hasj vanuit Libanon en Pakistan maar legaal binnenkruien. Sinds begin jaren negentig is er een totaal andere situatie ontstaan met lokale, inpandig geteelde wiet van hoge kwaliteit. Als je de achterdeur had willen reguleren, had je het toen moeten doen. Ondertussen is de illegale teelt zo groot geworden dat regulering daar in elk geval niet meer tegen helpt. Bovendien weet je dat de eu, en vooral je buurlanden, er niet blij mee zijn. Iedere keer weer verbaas ik mij over burgemeesters die denken dat alle overlast is opgelost als de achterdeur gereguleerd is. En dan doen ze het in die nieuwe wet ook nog eens een keer op een oerstomme manier. Namelijk door heel veel lokale vergunningen af te geven, maar de minister verantwoordelijk te maken voor de hoeveelheid wiet die gekweekt moet worden. Waarom zet je niet op een centrale plek één grote kwekerij neer die goed gecontroleerd kan worden en effectief bewaakt wordt tegen eventuele dieven? En waarom is er niet nagedacht over een ander distributiesysteem dan de coffeeshops? Terwijl je uit onderzoek weet dat tachtig procent van de coffeeshophouders een strafblad heeft. Als je het toch regelt, doe het dan goed.’
De burgemeesters zijn blij.
‘Vanuit het morele argument dat je geen dingen moet verbieden die qua schadelijkheid te overzien zijn en waar niemand verder een probleem mee heeft, kan het een prima plan zijn, maar dat je er de criminaliteit mee bestrijdt, nee. Is in dit geval totale onzin.’
Als wietindustrie een ondermijnend effect heeft op de samenleving kan dat niet getolereerd worden.
‘Je moet het met heel Europa reguleren. Bovendien kun je de export van wiet in Nederland niet los zien van de handel in andere drugs. Wij zijn gewoon de leveranciers van half Europa. In Frankrijk of Duitsland kunnen ze echt ook wel wiet kweken, maar het in supermarkt Nederland halen is gewoon eenvoudiger, omdat de rest van de middelen hier ook te koop is, niet te duur en van goede kwaliteit. De open grenzen hebben alles veranderd. Voorbeeld: een dealer in Hannover heeft een gevarieerde klantenkring. Hij kan elke maand een kilo wiet kwijt, duizend ecstasypillen, kilootje amfetamine, een onsje coke en misschien ook nog een paar gram heroïne voor de liefhebbers. Die kan twee dingen doen. Of overal ter wereld contacten opbouwen om het zelf te importeren of te produceren, of naar Nederland gaan. Hier is alles te vinden. Dat wordt dan in de achterbak van een autootje gegooid en een of andere sukkel krijgt honderd euro om even naar Hannover te rijden. Het is eigenlijk klein- of kilohandel van verschillende soorten drugs. Koeriers die gepakt worden, hebben ook bijna altijd zulke gemengde zendingen bij. Zo worden handelaren in het buitenland bevoorraad. Een maatregel die gericht is op één soort drugs werkt niet wat betreft export, want het gaat altijd om een combinatie van middelen.’
Wat werkt wel?
‘Aangezien je niet kunt verwachten dat de EU wiet gaat reguleren, laat staan andere drugs, heb je toch een repressieve aanpak nodig. We kijken nu altijd naar import en productie. Prachtig als we weer tweeduizend kilo coke hebben gevonden in de Rotterdamse haven. Maar we kijken veel te weinig naar waar dat spul blijft. Die kilohandelaren die het distribueren laten we lopen. Omdat we een kilo niet interessant vinden. En dat is juist waar men in het buitenland last van heeft. Als men in München een kilo vindt en aan Nederland vraagt of daar nader onderzoek naar kan worden gedaan zegt men: “Hallo, een kilootje, daar gaan we echt geen rechercheteam op zetten.” Worden de Duitsers pisnijdig van. Duitse officieren van justitie kunnen in zo’n geval ons bloed wel drinken. Als wij moeten kiezen tussen honderd of één kilo kiezen we honderd. Die kilo is dan niet óns maar hún probleem.’
Misschien is succesvolle misdaadbestrijding wel slecht voor de lokale economie.
‘Er zijn mensen die zeggen dat de Tilburgse detailhandel instort als we korte metten maken met de drugscriminaliteit. Het draagt tenslotte ook bij. Bij mij om de hoek zit een schoenenwinkel met alleen Gucci en Prada. Geen enkel paar onder de driehonderd euro. Dat zaakje loopt prima en, met het risico dat ik loop te profileren, de meeste klanten zien er echt niet uit alsof ze dit allemaal met eerbiedwaardige arbeid verdienen.’
U bent vast een fan van series als Gomorra.
‘Dat kijk ik nooit, joh, ik zit er al zo vaak middenin. Mijn vrouw vindt al die detectives ook prachtig. Zegt ze: “Je moet Narcos kijken.” Denk ik: ja ja, zal wel.’