Cuba heeft een interessante band met bloed. In het revolutionaire Cuba van Castro werd het doneren van bloed flink gepromoot. Het zou symbool staan voor goed burgerschap: je kunt er tenslotte je zieke landgenoten mee helpen. Volgens verschillende rapporten van de Inter-Amerikaanse Commissie van Mensenrechten (IACM) en mensenrechtenorganisatie Cuba Archive werden politieke gevangenen in de jaren zestig zelfs gedwongen om bloed te doneren, vlak voor hun executie. Soms moesten familieleden ook bloed doneren om op bezoek te mogen in de gevangenis. De donaties werden vervolgens verkocht aan Vietnam.
En ook nu nog worden Cubanen flink onder druk gezet om bloed af te geven. In Cubaanse kranten verschijnen regelmatig artikelen over de ‘altruïstische en vrijwillige daad van het doneren van bloed. Zo schreef de Adelante dat regelmatig doneren van je bloed zou leiden tot een beter leven: ‘Uw donaties elke vijftien dagen motiveren u tot een geordend leven, een goed dieet en het laten van slechte gewoonten.’
Ook Cubaanse militairen ontkomen niet aan de ‘vrijwillige’ donaties. Leidinggevenden kunnen verlofdagen inhouden wanneer iemand weigert zijn bloed af te staan. Volgens officiële Cubaanse autoriteiten worden er jaarlijks rond de vierhonderdduizend donaties gedaan op het eiland. En deze donoren wordt niet duidelijk verteld waar hun bloed naartoe gaat. Cuba verdient er jaarlijks tientallen miljoenen aan (2017: 21,1 miljoen).