Je zou het niet meteen vermoeden, maar de VPRO werd negentig jaar geleden opgericht door een predikant. Bijna vier decennia lang, van 1926 tot 1963, stond dominee Everhard Spelberg aan het roer. Een terugblik met zijn vier hoogbejaarde kinderen. ‘Vader zou de VPRO van nu hebben geaccepteerd.’

Het begon in februari vorig jaar met een brief van Everhard Spelberg aan de VPRO Gids. ‘Ik ben een van de vier kinderen Spelberg’, schreef hij, ‘en wij zijn bevoorrecht dat wij allen nog in leven zijn, nadat wij de tachtig zijn gepasseerd. Onze hele jeugd woonden wij boven de VPRO studio in Hilversum. Over die tijd zou ik een boek kunnen schrijven.’

Laten we Everhard Spelberg een handje helpen, dachten we bij de gids. Hoe zou zo’n boek eruit zien? We beginnen met een sfeerbeeld. Het is 1935, het jaar waarin de familie Spelberg de monumentale villa aan de ’s-Gravelandseweg 65 betrekt. We openen de deur naar de studio en zien een tafel met een Perzisch tapijt. Er brandt een huiselijk licht, geen neonbuis, zoals in studio’s van andere omroepen. Achter de tafel zit ds. Everhard Spelberg klaar voor zijn ‘Gesprekken met luisteraars.’ Als we verder rondkijken zien we een pijporgel en een vleugel met een worteldoek. Er heerst een intieme sfeer.

Dan klinkt de stem van ds. Spelberg: helder en beschaafd. ‘Een kapper uit een der badplaatsen vraagt mij: Is de Bijbel waarlijk het Woord Gods?’ En even later: ‘Een clubje mannen uit Arnhem is  opgevallen dat de Bijbel op wel zeer markante punten zichzelf ernstig tegenspreekt!’

Enkele uren eerder is dezelfde studio het toneel van het ‘Zondagshalfuur’. Domineesvrouw Laura Spelberg-Stokmans zingt met haar klasje de herkenningsmelodie: ‘Wij vormen tezamen een heel groot gezin’. Op de vleugel speelt Rudolf Karsemeijer. En zie, daar zitten de jongens Spelberg netjes op een rij: Gerard (1926), Jaap (1928) en Everhard jr. (1931). Kleine Mieke (1934) ligt in de wieg.

Hoe kijken zij nu, tachtig jaar later, terug op die begintijd van de VPRO? Hoe was het om in 1935 kind te zijn van een pioniersechtpaar met een radio-omroep? Wat dreef dominee en mevrouw Spelberg? We spreken de hoogbejaarde nazaten één voor één, en schrijven er geen boek (dat laten we aan Everhard jr.) maar wel een bijlage over - die u hier online kunt vinden.

'Naast zijn grote liefde, de natuur, had hij nog een andere liefde: cultuur. Voor mijn vader was de verbindende schakel tussen die twee religie.'

Gerard Spelberg

‘Mijn vader’, zegt Gerard Spelberg in Utrecht, ‘werd in 1898 geboren in Nieuwveen, waar zijn vader, mijn grootvader dus, hoofd was van de openbare school.  Daar ontmoette mijn grootvader zijn latere vrouw Maria Turkenburg, telg uit een tuindersgeslacht. Mijn vader had grote belangstelling voor de natuur en het lag geheel in de lijn der verwachtingen dat hij tuinbouw ging studeren aan de Landbouwhogeschool Wageningen. Hij zou iets wetenschappelijks gaan doen in de Turkenburger zaadhandel. Maar hij stapte na zijn kandidaats over naar theologie.’

‘De reden was dat hij naast zijn grote liefde, de natuur, nog een andere liefde had: cultuur. Voor mijn vader was de verbindende schakel tussen die twee religie. Daarnaast was zijn theologische interesse versterkt in de Vrijzinnig Christelijke Jongeren Bond.’ Beluister ook een radiotweeluik (1, 2) uit 1997 over de opvolger daarvan, de VCJC.

In 1920 op een conferentie over muziek en religie ontmoet Everhard Spelberg Laura Stokmans (1896), met wie hij vijf jaar later trouwt.  ‘Mijn moeder’, zegt Jaap Spelberg in Amsterdam, ‘was een rechtschapen vrouw uit een Zeeuws geslacht. Haar vader, aannemer van beroep, stemde elk jaar het carillon in Goes. Mijn moeder was zeer muzikaal, haalde cum laude het conservatorium en werd pianiste.’

En zo worden een theoloog en een pianiste in 1926 het ‘gezicht’ van de Vrijzinnig Protestantsche Radio-Omroep (zie voor ontstaansgeschiedenis het verhaal over Nicolette Bruining). Wat willen de Spelbergen met de V.P.R.O., toen nog met puntjes?

misschien een beetje zendingsijver

‘Ze vonden dat het vrijzinnig protestantisme een eigen geluid verdiende, naast dat van de VARA, de NCRV en KRO’, zegt emeritus-predikant Gerard Spelberg.  Mieke Spelberg, woonachtig in Cambridge: ‘Ze wilden niet alleen de eigen kring bereiken, maar ook de andere zuilen. Misschien een beetje zendingsijver, maar ik vermoed dat het van gedachten wisselen voorop stond.’

Dat doet ds. Spelberg in zijn ‘Gesprekken met luisteraars’, een programma waarop hij kort na de oorlog promoveert.  En niet bij de minste: de Groningse hoogleraar Gerard van der Leeuw, destijds een internationale  autoriteit op het terrein van godsdienstwetenschap.

Maar belangrijker: dankzij het proefschrift weten we wat de vrijzinnige luisteraar van toen bewoog. En dat was niet gering. Duizenden brieven ontvangt Spelberg. Over de Godsvraag, de betekenis van Jezus Christus en de verhouding van de mens tot God, de naaste en zichzelf.

Spelberg beantwoordt al die geloofskwesties op een typisch vrijzinnig-protestantse manier: breed-religieus, ondogmatisch, ruimte voor het eigen ik, gevoed door ratio en wetenschap en open naar wereld en cultuur. Of, zoals de radiopredikant het in zijn dissertatie zelf formuleert: ‘De vrijzinnig protestantse mens zal het telkens opnieuw moeten wagen, alléén, met het koele staal van analyse en kritiek, in de verbrijzelende kolking van elke nieuwe moderne tijd; wagen met het gevaarlijke, overmoedige avontuur zijner redelijkheid. Om dan tenslotte toch weer tot de vage erkenning te moeten komen: ik weet het niet…’

Zo blijkt, de dominee houdt niet van pasklare, eenduidige antwoorden. Maar hij heeft dankzij zijn ‘Gesprekken met luisteraars’ wel een nieuwe poot aan de vrijzinnig-protestantse zuil toegevoegd: een radiogemeente. Dat is dan ook de titel van zijn proefschrift.

‘Vader genoot van zijn roem’

Everhard Spelberg

Een man met een ‘eigen’ omroep, een soort Jan Slagter avant la lettre. ‘Vader genoot van zijn roem’, weet Everhard Spelberg in Terlinden (Zuid-Limburg). ‘Ik herinner me de VPRO-landdag in 1938 in de Houtrusthallen, vader hield van grote manifestaties.  Er was een koperorkest, waarvoor Anthon van der Horst , ‘huiscomponist’ van onze omroep, de liederen schreef.  Abraham van der Vies - een bekend regisseur in  die tijd, onder anderen van Vondel - deed de regie . Als iedereen er was, kwam vader, geflankeerd door Van der Horst en Van der Vies, die volle zaal binnenlopen. Ik weet zeker dat hij dat prachtig vond.’

Ds. Spelberg als een der eerste Bekende Nederlanders. Met alles wat daarbij hoort. Gerard Spelberg: ‘Vader werd geadoreerd. Vooral door vrouwen. Dat zie je wel vaker bij dominees, maar bij vader speelde nog iets speciaals: zijn stem. Een magisch, mystiek geluid, vonden veel vrouwen. Ik weet nog dat vader op een ochtend met enige trots bij het ontbijt vertelde: er komt hier straks een meisje voor me langs van 19. Ze kent me van de radio. Bij de lunch vroeg ik: En pa, hoe was ze? Tja, zei hij, toen ik de deur opendeed en dat meisje mijn gezicht zag, keek ze nogal beteuterd. Valt het tegen, vroeg ik? Ja, antwoordde ze, en weg was ze.’ Gerard: ‘Vader was twee meter lang, en innemend, maar het meisje vond hem vermoedelijk niet knap genoeg.’

de Vreugdecentrale

Voordat Spelberg in 1936 als predikant-secretaris (later -directeur) in vaste dienst komt van de VPRO, is zijn hoofdberoep tien jaar lang het voorgangerschap. Eerst bij de vrijzinnig-hervormden van Egmond aan den Hoef en daarna in Nijmegen. Volgens Jaap Spelberg, oud-leraar sociologie, was zijn vader bij de radio meer op zijn plaats.  ‘Vader wilde mensen helpen, maar wel bij voorkeur vanachter de microfoon. Hij had bij al zijn charme en humor iets schuws, iets contactarms. Vaak droeg hij een zonnebril. Daarachter verschool hij zich. Ik was vrij rebels, maar vader ontweek elke discussie. Daar had hij een soort handigheid in ontwikkeld, waarbij de grap zijn grootste troef was.’

Minstens zo belangrijk voor het contract met de luisteraars is Laura Spelberg. ‘Ook mijn moeder was landelijk bekend’, memoreert Jaap. ‘Ze oefende, zoals vader, aantrekkingskracht uit op godsdienstige, niet-kerkelijke mensen. ’ Gerard Spelberg: ‘Moeder had een eigen kinderbijbel op haar naam staan: ‘ Wat ons uit het oude boek verteld wordt’. Dat was een bekende uitgave in die dagen.’ Gerards dochter Lauk, die als geheugensteuntje bij het gesprek aanwezig is: ‘Vergeet ook de Vreugdecentrale niet. Grootmoeder zorgde ervoor dat eenzame zieken en ouden van dagen extra aandacht kregen. En gezonde kinderen gingen tekeningen maken voor zieke soortgenootjes. Noem dat kinderpastoraat, of ‘Kinderen voor Kinderen’ avant la lettre.’

Het idee voor die Vreugdecentrale krijgt Laura Spelberg wanneer ze rond haar 50ste invalide wordt,  als gevolg van reuma. In de vele brieven die ze ontvangt van andere zieken wordt ze geraakt door gevoelens van eenzaamheid. Everhard Spelberg: ‘Met die Vreugdecentrale heeft ze velen geholpen. Maar ook zichzelf. Het gaf haar leven, vanuit die rolstoel, een nieuw elan.’

via GIPHY

Prinses marijke

Mieke Spelberg, gewezen pianolerares:  ‘Ze was een moeder voor iedereen: voor ons en de luisteraars. Haar ‘Zondagshalfuur’ bij ons thuis was in feite een uitbreiding van ons gezin.’ Vooraanstaande families uit het Gooi leveren op zondagochtend hun kinderen af bij Huize Spelberg: de Weitzels, de Meyer-Materns en de Van Oranje-Nassaus.  Mieke: ‘Prinses Marijke zat vaak naast mij. Niks bijzonders hoor, het koninklijk huis was toen zó onderdeel van het volk. Eén keer kwam koningin Juliana Marijke op de fiets brengen. Na afloop van de zondagsschool dronk ze boven een kopje thee met mijn vader en moeder.’

Wie oude opnamen van de radio-zondagsschool beluistert, hoort een toon van christelijk geïnspireerd humanisme. Vanuit een met bloemen versierde studio zegt Laura Spelberg op Pinkstermorgen 1947: ‘Waarom al die bloemen? Omdat Pinksteren het feest van de Geest is. Die bloemen brengen we straks naar de zieke mensen.’ Zo’n twee jaar eerder, vlak na de oorlog, enquêteert Laura Spelberg haar klasje over de Duitsers.  Uniek in die tijd, want er is nog niets bekend over oorlogsemoties van kinderen. Wat moet er met onze vijanden gebeuren, luidt de vraag. ‘Ophangen en kop eraf’, antwoordt Guus Weitzel, zoon van een in die dagen befaamd radio-presentator. Mieke Spelberg komt met een kinderlijk-humane correctie:  ‘Ze mogen niet gestraft worden, want ze zijn ook kinderen van God.’      

Tja, Hilversum en de oorlog, daar is veel over gezegd en geschreven. Al voor mei 1940 bestaat er censuur, en naarmate de oorlog nadert wordt die strenger en strenger.  Omroepvoorzitters moeten hun teksten van tevoren voorleggen aan de Radio Controle Commissie. Alles wat zelfs maar riekt naar kritiek op Hitler is taboe. Dat merkt de socialistische VPRO-dominee Horreüs de Haas tijdens zijn Pinksterpreek van 1937. Jaap Spelberg: ‘Hij had het over nationalisme, maar de Radio Controle Commissie verstond nazisme.  Hij werd ter plekke weggedraaid. Het was die avond  bij ons thuis hét gesprek aan tafel.’

Van 1935 tot 1963, met een onderbreking tijdens de oorlog, zond de V.P.R.O. wekelijks het Zondagshalfuurtje voor kinderen uit, onder leiding van Laura Spelberg-Stokmans. Op het online radio-archief van de VPRO is een Pinksterdienstje uit 1947 te beluisteren en meer te lezen over Laura Spelberg. De foto's hieronder zijn overigens genomen in 1936.

'Mijn vader merkte dat er met die officieren te praten viel, en daar maakte hij handig gebruik van om zijn radio-lezingen erdoor te krijgen.’

jaap spelberg

Na de bezetting wordt de persbreidel compleet. De teksten worden eerst door de Duitsers gecensureerd en daarna nog eens door de Radio Controle Commissie. Zo kan het gebeuren dat Laura Spelberg in haar ‘Zondagshalfuur’ van 1 december 1940 niet mag zeggen dat ‘de mensen in Palestina er nu minstens zo erg aan toe zijn als vlak voor Jezus geboorte.’ Een paar dagen eerder wordt ds. Spelberg in ‘Gesprekken rond de wereld’ gecensureerd, eveneens vanwege een verwijzing naar de jodenvervolging.

In maart 1941 worden de omroepverenigingen opgeheven, en blijft alleen de genazificeerde Nederlandse Omroep over. Maar tot die tijd proberen de omroepen koste wat kost overeind te blijven. Dick Verkijk, schrijver van het standaardwerk  ‘Radio Hilversum, 1940-1945: De omroep in de oorlog’, zegt erover in ‘Het Spoor’ van 10 mei 1986: ‘Ze waren vooral bezig met: hoe gaan we het volhouden? Er was geen seconde een principiële discussie over de vraag: kúnnen we eigenlijk wel door?’

Spelberg heeft, volgens Verkijk in ‘Het Spoor’, niets gedaan om in het gevlei te komen bij de Duitsers, maar steunde wel de plannen voor, zoals dat heette, concentratie in de omroep. ‘Zijn goede vriend Antoine Dubois, directeur van Nozema, sprak er in augustus 1940 over met Heinrich Glasmeier van de Reichsrundfunkgesellschaft. Dubois was een integer man en anti-nazi, maar hoopte met zo’n geconcentreerde zender de basis te kunnen leggen voor een nationale omroep na de oorlog. Dominee Spelberg en VPRO-voorzitter Nicolette Bruining deelden dat ideaal en steunden daarom Dubois, die van de Duitsers had geëist dat de concentratie-omroep niet anti-semitisch of anti-Oranje mocht zijn.’

‘Mijn vader’, zegt Jaap Spelberg, ‘was geen scherpslijper en hield niet van botsingen. Hij stuurde altijd aan op overleg.  Zo had hij aan het begin van de oorlog  eindeloze discussies met de Rundfunk Betreuungsstelle, de Duitse censuurclub aan het Melkpad in Hilversum. Mijn vader merkte dat er met die officieren te praten viel, en daar maakte hij handig gebruik van om zijn radio-lezingen erdoor te krijgen.’

Gerard Spelberg: ‘Hoe vader daar na de oorlog zelf op terugkeek, weet ik niet. Ik heb hem er nooit over gehoord.  Wat ik wel weet is dat mijn vader, zoals veel vooraanstaande Nederlanders, in de bezettingstijd gedwongen was tot contacten met de Duitsers. Deed je dat niet dan werd je simpelweg doodgeschoten. Met collaboratie had dat niets te maken.’

in al die villa's zaten moffen

Gaandeweg de oorlog verandert de ’s-Gravelandseweg in een Duitse nederzetting. Everhard Spelberg, voormalig hoboïst in het Residentieorkest: ‘In al die villa’s zaten moffen, tegenover ons de Ortskommandant en schuin achter ons een NSB-garagebedrijf. De studio onder ons huis werd ingericht als crèche voor kinderen van NSB-omroepmedewerkers.’ Ondanks dat nemen de Spelbergen joodse onderduikers in huis. Misschien juist omdat de Duitsers niet snel zouden gaan zoeken boven een NSB-crèche?

Jaap Spelberg: ‘Dat weet ik niet. Zeker is wel dat mijn ouders niet bang waren. We hebben verschillende onderduikers gehad, onder wie de acteur Albert van Dalsum met zijn joodse vrouw. Verder Lizzy Citroen, een bemiddelde dame uit Amsterdam-Zuid. En Jacob Salomon natuurlijk (zie elders in deze bijlage, W.P.), een jongen die in Amsterdam aan het transport naar Duitsland was ontkomen.’

Mieke Spelberg: ‘Mijn ouders wilden niet op hun geweten hebben dat deze mensen naar een kamp zouden worden afgevoerd.’

Everhard Spelberg: ‘Een wonder dat het allemaal  is goed gegaan. Een vriendinnetje van Mieke kwam dagelijks bij ons over de vloer en heeft nooit iets vermoed. En Lizzy Citroen dacht dat ze wel de straat op kon, omdat ze, vond ze zelf, er helemaal niet joods uitzag.  Ja, je maakte wat mee. Maar we hadden ook pret. Van Dalsum, een vriend van mijn vader, was een feest aan tafel. Elke avond de meest fantastische verhalen.’

`Ze haalden ons hele huis overhoop, maar op dat moment hadden we gelukkig geen onderduikers.’

jaap Spelberg

Gedurende de hele oorlog vallen de Duitsers niet één keer binnen. Jaap Spelberg: ‘Wel  is de Landwacht langs geweest. Dat waren bijzonder foute Nederlanders, nog erger dan NSB’ers. Ze haalden ons hele huis overhoop, maar op dat moment hadden we gelukkig geen onderduikers.’

Voor het geval  er een razzia zou komen, had ds. Spelberg een uitgebreid ontsnappingsplan. Everhard Spelberg herinnert zich elk detail. ‘We hadden buitenom een ijzeren trap die uitkwam bij een verduisterde glazen deur. Achter die deur was een gangetje met de wc. En daar bij die wc zat weer een luikje met daaronder een kruipruimte. Die was bestemd voor mijn vader, mijn oudere broers en eventuele onderduikers. We hebben het draaiboek verschillende keren gerepeteerd. Ik lig in mijn opklapbed. De bel gaat. De Duitsers! Ik klap snel het bed op en sluit het gordijn eromheen. Dan ren ik naar de slaapkamer van mijn vader, en vervolgens naar die van mijn twee broers. Ik breng ze naar de wc, trek het luik open, en laat de heren eronder kruipen. Spoel tenslotte de wc door en verdwijn in het warme bed van mijn vader.’ Lachend: ‘En die Duitsers zeker minutenlang geduldig wachten buiten in al dat kabaal!’

Na de oorlog herneemt het leven aan de ’s-Gravelandseweg 65 al gauw weer zijn normale gang. En altijd zit de huiskamer van de Spelbergen vol radiogasten. Net als voor de oorlog. Everhard Spelberg: ‘Mijn vader had heel veel relaties in de theologische, culturele en wetenschappelijke wereld, en hij wist de juiste mensen aan te trekken voor de radio. De acteur Eduard Verkade bijvoorbeeld, de cellist Carel van Leeuwen Boomkamp en de neerlandicus prof. Donkersloot.  Vrijdagavond was de vaste VPRO-uitzendavond, alles live, en iedereen mocht meeëten. Prof. Schermerhorn, VPRO-bestuurslid en een persoonlijke vriend van mijn vader, zat ook geregeld aan tafel. Hij werd na 1945 onze eerste premier. We hebben een unieke jeugd gehad. Welk kind groeit er op boven een radiostudio?’

Een magisch bestaan? ‘In elk geval de magie van het rode lampje’, meent Jaap Spelberg. ‘Die lampjes zaten door het hele huis boven de deuren, en als die gingen branden, wist je dat je stil moest zijn.  Geen geren meer over het parket. De uitzending was begonnen.’

bestel zonder zuilen

Na de oorlog probeert ds. Spelberg zijn ideaal van een nationale omroep, dat hij al vanaf de jaren twintig koestert, opnieuw te verwezenlijken: een bestel zonder zuilen, waarin het Nederlandse culturele leven zo breed mogelijk tot uiting zou komen. Hij vindt steun bij zijn oude vriend  Schermerhorn, die net premier is geworden en een vurig aanhanger is van de doorbraakgedachte.

Maar de omroepen eisen hun oude, vooroorlogse posities terug, en er komt een waterig compromis uit de bus in de vorm van Radio Nederland in den Overgangstijd (RNIO),  de opvolger van Radio Herrijzend Nederland, dat anderhalf jaar lang de enige echte nationale omroep van Nederland is geweest. Spelberg  wordt programmadirecteur van de RNIO en mag enige zendtijd inruimen voor een algemeen, gezamenlijk programma. Maar de ideologische omroepen VARA, KRO en NCRV, die er niet over peinzen hun zuilen op te geven, overheersen. De AVRO is een geval apart. Die vindt een nationale omroep niet nodig, omdat ze zichzelf al als zodanig beschouwt. Na een jaar van bestuurlijk geruzie en gesaboteer wordt de RNIO begin 1947 opgeheven.

‘Mijn vader was meer dominee dan politicus’, verklaart Jaap Spelberg. ‘Hij was te zachtmoedig voor dat Hilversumse geïntrigeer. Vaders grootste tegenstanders waren Jan Broeksz van de VARA en Willem Vogt van de AVRO. Over hen ging het bij ons ’s avonds aan tafel. Zij waren de erfvijanden.’

Everhard Spelberg: ‘De latere directeur van de VPRO-tv Jan Nieuwenhuijzen heeft me ooit verteld dat ze vader bij die RNIO hadden neergezet als pispaal. Tegen hem konden ze wel op. Ze hebben vader laten vallen als een baksteen. Ook Koos Vorrink van zijn eigen partij, de PvdA.’

‘Een deel van die kwaal heb ik aan die radiorommel te danken. Op vergaderingen probeerden de omroepjongens me beentje te lichten.'

dominee spelberg

In februari 1965, bijna twintig jaar na de deconfiture van RNIO, blikt ds. Spelberg gedesillusioneerd terug met Bibeb. ‘Iedereen kreeg de indruk dat de PvdA in de richting van een nationale omroep zou gaan’, zegt hij in Vrij Nederland, ‘ maar toen kwam Vorrink met zijn slotwoord. Het bestuur van de PvdA vond het voor de propaganda nodig dat de VARA sterk bleef, zei hij. Vorrink stond geheel achter het VARA-standpunt. We zijn nooit meer bij elkaar gekomen.’

Spelberg, inmiddels langjarig hartpatiënt, vertrouwt Bibeb toe: ‘Een deel van die kwaal heb ik aan die radiorommel te danken. Op vergaderingen probeerden de omroepjongens me beentje te lichten. Ik raakte in de hele politieke boel verward. Ik dacht, ik ga eruit en belde Schermerhorn, maar die zei: jullie blijven zitten, minstens tot de verkiezingen. Maar ook Schermerhorn heeft het tegen deze gladakkers moeten afleggen. Het is te vergelijken met ‘Wie is bang voor Virginia Woolf’, mensen die elkaar van begin tot eind zitten te pesten.’

Zielsblij, volgens Everhard Spelberg, is zijn vader als hij na het RNIO-debacle kan terugkeren bij de VPRO. En nu de nationale omroep is mislukt, maakt hij van zijn VPRO gewoon een nationale omroep, zo blijkt uit ‘De potentie van een dwerg’ (t.g.v. 50 jaar VPRO): ‘Spelberg pleitte voor een verbreding van het takenpakket. Naast godsdienstige uitzendingen wilde hij ook ruime aandacht voor culturele, maatschappelijke en politieke onderwerpen. Voorzitter Nicolette  Bruining was tegen, maar Spelberg kreeg een meerderheid van het bestuur mee.’

Als voorbeeld van die verbreding noemt het boek de radio-causerieën  van ds. Krijn Strijd in 1948. ‘De zeer radicale christen verkondigde daarin theorieën die de VARA niet zou hebben geaccepteerd, en die menigeen staatsgevaarlijk en landsverraderlijk zou hebben gevonden.’

Jaap Spelberg herinnert zich die heroriëntatie: ‘Je kreeg eigenlijk twee VPRO’s naast elkaar. Die voor de traditionele vrijzinnig-protestanten in, pakweg, Drenthe, en die voor de studenten en de intellectuelen in de Randstad. De VPRO werd meer en meer een professorenomroep.’

Die verschuiving heeft niet alleen te maken met Spelbergs onblusbare liefde voor de nationale omroep. Nee, ook de vrijzinnig-protestantse zuil, voorzover daarvan nog sprake is, begint meer en meer te verbrokkelen. De ontkerkelijking is voorzichtig op gang gekomen. Had ds. Spelberg zijn dissertatie in juni 1945 al niet visionair afgesloten met: ‘Er is voor alle geestelijk leven ruw weer op komst.’  Inderdaad, bij de start van de televisie in 1951 kan de VPRO met geen mogelijkheid programmamakers vinden in de eigen vrijzinnig-protestantse achterban. Een VPRO-nota constateert in 1954 met enige vrees: ‘Er heerst een gevoel van matheid, van niet meer mee te doen, van verstarring en impasse in onze stroming.’ In die context besluiten Spelberg en voorzitter Jan de Koning enkele jaren later ook ‘ongelovigen’een zetel te geven in het VPRO-bestuur. Wie Vrije Geluiden, het programmablad van de VPRO, uit  1960 opslaat ziet waartoe die verbreding op tv leidt: ‘Lady Windemere’s Fan’ van Oscar Wilde, cabaret met Maya Bouma, ballet van het Nederlands Danstheater en shows rond Simon Vinkenoog en Ramses Shaffy.

'Ik denk dat ook mijn vader de ‘revolutie’ van 1968 zou hebben geaccepteerd.'

Gerard Spelberg

Volgens socioloog A.C. Zijderveld heeft Spelberg met zijn heroriëntatie de basis gelegd voor 1968, toen de  puntjes uit de VPRO verdwenen en de band met het vrijzinnig-christendom voorgoed werd doorgesneden. ‘Spelberg zou 1968 niet hebben gezien als een omwenteling, maar als een bevestiging van zijn eigen beleidslijn, al zou hij zich als gentleman ongetwijfeld groen en geel hebben geërgerd aan de stijl die de VPRO nadien is gaan ontwikkelen’, schrijft Zijderveld in ‘Een vrij zinnige verhouding’ (t.g.v. 60 jaar VPRO).

Spelberg zelf heeft zich over de ‘revolutie’ van 1968 nooit publiekelijk uitgelaten. In mei 1968 wanneer de Gooi en Eemlander hem interviewt vanwege zijn 70ste verjaardag weigert hij commentaar op de turbulentie bij zijn omroep. Twee weken later overlijdt hij. De vergaderingen van juni en december ’68 die de VPRO definitief haar nieuwe gezicht geven, maakt hij daardoor niet meer mee. ‘Misschien maar goed ook’, meent Everhard Spelberg. ‘Mijn moeder is er met mijn toenmalige echtgenote bij geweest, en die vond het niet best, geloof ik.’

Gerard Spelberg: ‘Toch heeft moeder de VPRO haar hele leven ondersteund. En ik denk dat ook mijn vader de ‘revolutie’ van 1968 zou hebben geaccepteerd. De kritische houding van de nieuwe VPRO was zeer wel te vergelijken met die van de oude. Vrijzinnigheid lag voor hem niet vast in religiositeit alleen, maar ook in kunst en cultuur.’

Zelf is hij geen lid van de VPRO. ‘Ik  ben niet om familieredenen bij de VPRO gebleven. Ik heb eigenlijk niets met die omroep. Als vrijzinnig-predikant ligt de NCRV mij beter.’ Everhard is nog wel altijd abonnee op de VPRO Gids.  Jaap Spelberg niet: ‘Ik ben een heiden.’ Voor Mieke in Engeland is de VPRO ‘ver weg’. 

vrolijke boel

Jaap denkt dat zijn vader tevreden is gestorven. ‘Oké, de nationale omroep is er niet gekomen, maar als u zegt dat daarmee zijn levenswerk is mislukt, schat u mijn vader verkeerd in. Hij dacht niet in  termen als levenswerk, dat vond hij burgerlijk. Hij had een baan die hem lag. Mensen waren voor hem belangrijk. Zijn afscheid van de VPRO in 1963 was een vrolijke boel.’ Beluister hier zijn afscheidsuitzending.

1963 is ook het jaar dat Laura Spelberg stopt met haar ‘Zondagshalfuur’, na bijna dertig jaar lang, met uitzondering van de oorlogsjaren, haar zondagsschooltje te hebben gedraaid. Ze overleeft haar man bijna twintig jaar en sterft in 1986 op 89-jarige leeftijd in Utrecht. Dagblad Trouw schrijft in een in memoriam dat ze in Huize Avondzon in Velp ‘tot voor kort nog een gesprekskring leidde en het huisorgaan redigeerde.’