In juni 1995 veroverden Bosnisch-Servische troepen de moslimenclave Srebrenica, en vermoordden kort daarna achtduizend mannen en jongens die daar hun toevlucht hadden gezocht. De lichtbewapende Nederlandse militairen die de moslims namens de Verenigde Naties moesten beschermen, konden hier niets tegen doen. Ze hadden gerekend op luchtaanvallen van andere NAVO-landen om de Servische opmars te stoppen, maar die bleven uit.
Reacties op de documentaire ‘Waarom Srebrenica moest vallen’ zijn er in drie soorten: geschokte verontwaardiging, voorzichtige erkenning en verbazing: 'dit wisten we toch al?'
In de documentaire Waarom Srebrenica moest vallen onthullen de onderzoeksjournalisten van Argos dat de beloofde luchtsteun niet kwam omdat de drie grote Westerse mogendheden Amerika, Engeland en Frankrijk dat onderling hadden afgesproken, zonder dit aan de Nederlanders te vertellen. Hoe reageren de betrokkenen hierop?
Laten we beginnen met de hoofdrolspelers van toen. Een aantal zit natuurlijk al in de film. Joris Voorhoeve, destijds minister van Defensie, zegt tegen de NOS hetzelfde als daar: als Nederland had geweten dat er een geheime afspraak was om geen luchtsteun te verlenen, zou hij daar alsnog sterk op hebben aangedrongen. Dan was Srebrenica waarschijnlijk niet onder de voet gelopen en was de massamoord te voorkomen geweest.
Veteranen van Dutchbat zijn geschokt door de onthulling en eisen dat de Nederlandse staat alles in het werk stelt om ontbrekende stukken, die de Amerikanen in hun bezit hebben, openbaar te maken. Hun advocaat, Geert-Jan Knoops, zegt direct na de VPRO-documentaire in het programma Oog in Oog: ‘Als de conclusies van de documentaire kloppen, dan treft de Dutchbatters en commandant Karremans geen enkele blaam voor het drama.’ In dat geval is de VS schuldig aan de val van Srebrenica, vindt hij, en ook Frankrijk en Groot-Brittannië. Knoops vertegenwoordigt trouwens ook Thom Karremans, die toenmalige bevelvoerder van Dutchbat. Hij voelt zich volgens de advocaat verraden, net als de andere veteranen.
Ook de politiek reageert. In de Tweede Kamer is Harry van Bommel van de SP de eerste die er iets mee doet. Hij leest het nieuws in NRC Handelsblad en stelt direct schriftelijke Kamervragen aan de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie. Klopt het dat Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten in mei 1995 buiten Nederland om afspraken om de bombardementen op Servische doelen op te schorten, kent de minister de documenten waar dat in staat en zo nee, is ze bereid die op te vragen?
Mondeling neemt VVD'er Han ten Broeke namens de regeringspartijen de volgende dag het voortouw: ‘Voorzitter. Gisteravond zond de VPRO een documentaire uit met daarin mogelijk nieuwe onthullingen over de verovering van de enclave Srebrenica en de moord op meer dan 8.000 mannen door Bosnisch-Servische troepen. Uit documenten van Amerikaanse inlichtingendiensten zou blijken dat in ruil voor het redden van 340 Britse en Franse gijzelaars is afgesproken dat Bosnische Serviërs niet mochten worden tegengehouden toen zij de moslimenclave Srebrenica innamen. Dat zou een verklaring kunnen zijn voor het uitblijven van luchtsteun. Mede namens mijn collega Eijsink van de Partij van de Arbeid verzoek ik om een debat met de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie over de nieuwe informatie die gisteren is verspreid, voorafgegaan door een brief. De regering zal zorgvuldig haar eigen archieven en andere bronnen in Nederland en wellicht bij bondgenoten moeten raadplegen. Wij zijn ons allen bewust van de heftige gevoelens die dit oproept bij iedereen die bij Srebrenica betrokken is geweest en verwachten dan ook een grondig onderzoek. Ik begrijp dat dat niet op korte termijn kan gebeuren, maar zie het wel liefst zo snel mogelijk gebeuren.’
Vervolgens spreken andere woordvoerders, van GroenLinks tot PVV, zich uit voor zo’n onderzoek. Een aantal van hen merkt ook op dat er een parlementaire enquête is geweest naar dit vraagstuk, bijvoorbeeld Kees van der Staaij van de SGP: ‘Juist omdat we een parlementaire enquête hebben gehad, is het eigenlijk jammer als dit opnieuw opgerakeld wordt en de enquête niet de afsluiting was. Maar er is in dit geval echt reden voor. Daarom geven wij van harte steun.’
Harry Van Bommel merkt nog op: ‘Wij moeten als Kamer ook verder kijken en niet al te lang op de regering blijven wachten. Mogelijk rechtvaardigt dit nader onderzoek van onze kant.’ Maar de Tweede Kamer is inmiddels met zomerreces, dus daarvan is de komende maanden weinig te verwachten.
Die dag geeft ook Minister Jeanine Hennis van Defensie een voorzichtige eerste reactie. Ze noemt de onthullingen ‘opmerkelijk’ en zegt: 'Ik wil en moet dit bespreken met de bondgenoten. Ik kan niet negeren wat ik gisteren gezien heb.'
In de media klinken ook andere geluiden. Nederland had moeten weten dat er geen luchtsteun zou komen, zegt Hans Blom, oud-directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) in de Volkskrant. ‘De hele Unprofor-missie was doordrenkt van terughoudendheid om het luchtwapen te gebruiken. Natuurlijk wisten Nederlandse officieren dat ook.’
Frank Westerman, twintig jaar geleden als correspondent in Srebrenica, oordeelt hard over Joris Voorhoeve: 'Er is toentertijd al ontzettend veel gepubliceerd over het tegenhouden van luchtsteun door de Fransen en Britten. Een maand voor de val van de enclave stond het in The New York Times. Alle grote kranten hebben daarover bericht. Na de val opende NRC in 1996 de krant met de kop: Slachting Srebrenica gevolg van bewuste keuze VN. Het is genoemd in VN-documenten. Voorhoeve moet nu niet doen alsof hij die berichtenstroom heeft gemist. Dat kan hem niet zijn ontgaan. Hij kon toch kranten lezen?'
In Met het Oog op Morgen noemt defensiedeskundige Co Colijn het ‘een heel aangrijpende, pakkende en goede documentaire’ die de (half) bekende zaken goed op een rij zet en nieuwe onthullingen doet. Maar dat er geen luchtsteun kwam noemt hij ‘weinig verrassend’, en of de Verenigde Staten alle relevante documenten zullen vrijgeven, betwijfelt hij zeer.