Nederland koopt bio. Ondanks de economische crisis groeit de vraag naar producten uit biologische landbouw nog altijd gestaag. Het grote probleem is het aanbod: in 2001 stelde het Ministerie van Landbouw zich tot doel dat het aandeel van de biologische landbouw binnen tien jaar tot 10 procent zou moesten stijgen, maar in praktijk ligt dit maar net boven de 2 procent. Hoe populair eco-komkommer, scharrelvlees en weide-ei ook mogen zijn, Nederland blijft een land van bioindustrie en glastuinbouw. Is biologische landbouw alleen een nostalgisch verlangen naar vergane tijden?
Tegenlicht gaat in de aflevering Expeditie nog beter Nederland in het buitenland op zoek naar oplossingen voor bij ons bekende problemen. VPRO Buitenland zocht mee en vond drie inspirerende voorbeelden. Vandaag: Oostenrijk. Volgens correspondent Michael de Werd loopt dat land in de biologische landbouw vér voor op Nederland.
Meest biologische land ter wereld
Wanneer er één land is dat het tegendeel bewijst, dan is het Oostenrijk. Bijna 20 procent van de landbouw is er officieel 'biologisch': het hoogste percentage ter wereld! Bovendien is zij nog altijd opvallend kleinschalig. Zo heeft een gemiddelde rundveehouder er niet meer dan 25 dieren – in de EU is dat alleen in Portugal en enkele voormalige Oostblokstaten nog lager. En toch is Oostenrijk na Luxemburg de rijkste EU-staat, en zijn de boeren er duidelijk welvarender dan de doorsnee bevolking. Wat kan Oostenrijk wat in Nederland niet kan?
Het meest plompe antwoord is 'subsidie'. Bijna 70 procent van het inkomen van de Oostenrijkse boeren komt uit die hoek. Natuurlijk hangt dat ook samen met het landschap. Zonder de steun uit Brussel zouden de vele bergboeren en daarmee de alpenweiden onherroepelijk verdwijnen. Aan de andere kant kan de biologische landbouw er terugblikken op een lange traditie. Het was de Oostenrijker Rudolf Steiner – de vader van de antroposofie – die in 1924 de aanzet gaf tot de biologisch-dynamische landbouw. Wat ook niet overzien mag worden, is de sterke agrarische lobby. Van de laatste vier partijvoorzitters van de christen-democraten stamden er twee uit de boerenbond.
Succesverhaal: de wijnbouw
Het fraaiste succesverhaal van de Oostenrijkse landbouw is zonder twijfel de wijnbouw. In 1985 werd een dieptepunt bereikt met het zogenaamde wijnschandaal, waarbij boeren antivries in hun witte wijn hadden gedaan om die zoeter te maken. De export daalde vrijwel tot het nulpunt. In de jaren daarop vond een ware generatiewisseling plaats, en werd veel tijd en geld in de kwaliteit gestoken. Intussen winnen Oostenrijkse wijnen zo’n 20 procent van de prijzen bij wijnfestivals in de wereld. Desondanks is de wijnbouw kleinschalig gebleven en wordt bijna de helft van de wijn direct in de wijngaard verkocht.
Desondanks zijn er ook in Oostenrijk heftige discussies over de hoogte en de manier waarop subsidies vergeven worden. De 'boer' die het meeste geld krijgt, is niemand minder dan vorst Hans-Adam van Liechtenstein, de grootste grondgrondbezitter van Oostenrijk en de rijkste monarch van Europa. Wat er geproduceerd wordt, wordt bepaald door de subsidies en premies, níet door vraag en aanbod. En net als elders bestaan er vaak twijfels hoe biologisch de bio-producten zijn die zelfs in discount-supermarkten verkocht worden.
Is Oostenrijk het model voor de toekomst of is het er alleen maar beter in geslaagd de ontwikkelingen tegen te houden? Want ook hier daalt langzaam maar zeker het aantal boeren. Het zou jammer zijn wanneer de koeien op de alm alleen nog maar op ansichtkaarten voorkomen.