Voor de goede orde: Van der Wilt denkt niet dat de handelswijze van Nederland geheel onrechtmatig was. Hij is het met de commissie eens dat Nederland zich niet schuldig heeft gemaakt aan een (verboden) verkapte uitlevering van Poch. In dat geval had de piloot onder dwang naar Spanje moeten zijn gegaan of onder valse voorwendselen ernaartoe moeten zijn gelokt. Poch ging uit eigen beweging: hij was piloot op een Transavia-vlucht naar Valencia.
‘Maar de beslissingen zijn allemaal nogal bruusk genomen’, zegt Van der Wilt. ‘En achteraf probeert men het allemaal toe te dekken met het argument: we konden eigenlijk geen kant op. Dat vind ik niet helemaal kosher.’
‘De commissie gaat daar wat makkelijk in mee. Want de commissie stelt: je moet als land vertrouwen hebben in het rechtsstelsel van het land waaraan je medewerking verleent. Ja, hoor eens, je kunt wel van alles schreeuwen.’
Hij vervolgt: ‘Dan hadden de Argentijnen net zo goed kunnen zeggen: we doen een rechtshulpverzoek op basis van de Geneefse Conventies en doen even net alsof er tijdens de junta sprake was van een internationaal gewapend conflict. Dat soort dingen moet je natuurlijk wel eerst even heel goed uitzoeken.’
Van der Wilt benadrukt dat hij geen boos complot ziet van de Nederlandse overheid tegen Poch. ‘Ik denk dat het Openbaar Ministerie te goeder trouw heeft gehandeld. Maar het blijft ten opzichte van Poch een moeilijk te verteren zaak. Hij is Nederlands staatsburger. En er worden door het openbaar ministerie een aantal inschattingen gemaakt die wat lichtzinnig zijn gedaan, vind ik.
‘Dit alles zou aanleiding moeten zijn voor Nederland om grootmoedig toe te geven dat het allemaal beroerd is gelopen. En dat het inschattingsfouten heeft gemaakt met betrekking tot de schuld van Poch.
‘Als het een Nederlandse zaak was geweest, had Poch een ruime schadevergoeding hebben gekregen. Nu is het in Argentinië gebeurd en krijgt hij niets. Maar Nederland heeft er wel de hand in gehad. Dus laten we nou niet te beroerd zijn om te zeggen: huppakee, schadevergoeding, een zeker eerherstel en de erkenning dat Nederland weliswaar niet onrechtmatig maar wel overhaast en ondoordacht heeft gehandeld.’