Volgens de rechercheurs en de inlichtingenofficier ontvingen zij ‘signalen dat er sprake was van een niet geëxpliciteerde politieke gevoeligheid’. Ook de commissie schrijft dat zij ‘aanwijzingen’ heeft gevonden en gekregen ‘dat specifiek de connectie met Argentinië gelet op de persoon van J. Zorreguieta binnen de Nationale Recherche als een gevoeligheid werd aangemerkt’.
Toch heeft de commissie niet kunnen vaststellen dat deze ‘gevoeligheid’ van invloed is geweest op het verloop van het onderzoek. Zij oordeelt dat het openbaar ministerie en de politie in de zaak-Poch ‘in alle fasen rechtmatig’ hebben gehandeld. Ook toenmalig minister Hirsch Ballin heeft ‘correct’ gehandeld. Hij heeft volgens de commissie ‘geen persoonlijke opdracht’ gegeven tot het onderzoek en ‘zich niet inhoudelijk met het politieonderzoek bemoeid’.
Volgens de commissie-Machielse waren de vermoedens tegen Poch van dien aard dat Nederland op grond van verdragen een onderzoek moest instellen. Sterker, Nederland was ‘verplicht’ om de Argentijnen informatie te leveren over de reisbewegingen van Poch, zodat hij in Spanje kon worden gearresteerd en uitgeleverd aan Argentinië. Van een verkapte uitlevering is volgens de commissie geen sprake geweest.
Julio Poch heeft ‘met verbazing’ kennis genomen van het rapport, meldt zijn advocatenteam onder leiding van Geert-Jan Knoops. De raadslieden hebben er vaak voor gewaarschuwd dat het onderzoek van Machielse ‘een rechtstreekse doorkruising’ zou zijn van de rechtszaak die Poch tegen de Nederlandse Staat voert. Daarin zijn inmiddels zes getuigen onder ede gehoord, onder wie oud-minister Hirsch Ballin, zaaksofficier Ward Ferdinandusse en toenmalig voorzitter van het college van procureurs-generaal Harm Brouwer.
Met het uitbrengen van het rapport zijn de zorgen van Poch terecht gebleken, aldus Knoops. Met name omdat de commissie-Machielse onomwonden stelt dat het openbaar ministerie rechtmatigheid heeft gehandeld. ‘Een dergelijk juridisch oordeel dient in een rechtsstaat niet aan een ambtelijke commissie maar aan een onafhankelijke rechter te zijn voorbehouden, in het kader van een openbaar, transparant en eerlijk proces.’
Knoops vindt het vreemd dat de commissie talrijke leden van het openbaar ministerie heeft ondervraagd maar niet bij hem of Julio Poch heeft aangeklopt. ‘De Commissie laat zich voorstaan op een zogenaamde uitgebreide feitenreconstructie. Echter: vastgesteld moet worden dat de heer Poch noch zijn advocaten ooit door de Commissie zijn benaderd met het verzoek om stukken of het verzoek om de heer Poch te ondervragen, terwijl wij beschikken over cruciale bewijsmiddelen die wel degelijk het onrechtmatig karakter van het handelen van de Nederlandse Staat aantonen.’
Poch zou onder meer over notariële verklaringen beschikken waaruit zou blijken dat Hirsch Ballin wel degelijk persoonlijk aanwijzingen heeft gegeven in het kader van het opsporingsonderzoek.
Het ministerie van Justitie en Veiligheid meldt in een reactie dat de Commissie ‘heldere conclusies’ trekt ‘over een aantal belangrijke rechtstatelijke vragen die leefden over deze kwestie’. Minister Grapperhaus noemt dat ‘belangrijk voor alle betrokkenen, in het bijzonder voor de heer Poch die langer in voorlopige hechtenis heeft gezeten dan voorzien’. Volgens Grapperhaus hebben de aangevers van de melding tegen Poch hun burgerplicht vervuld en hebben zij te goeder trouw gehandeld.