Het onderzoek naar de feiten in de zaak rond oud-Transavia-piloot Julio Poch is uiterlijk eind deze maand klaar. Wat zijn de vijf belangrijkste vragen in deze pijnlijke affaire?

De commissie-Machielse werd begin 2019 gevraagd te kijken naar de rol die de Nederlandse overheid heeft gespeeld bij de opsporing en vervolging van Julio Poch. De piloot werd tijdens zijn laatste Transavia-vlucht voor zijn pensioen in september 2009 gearresteerd op de luchthaven van Valencia. Hij werd verdacht van deelname aan de gruwelijke ‘dodenvluchten’ tijdens de militaire dictatuur van de Argentijnse president Jorge Videla, van 1976 tot 1983. Poch zat daarvoor acht jaar lang in voorarrest in Argentinië, maar werd in 2017 op alle punten vrijgesproken.

Uiterlijk eind januari 2021 levert de commissie haar eindrapport op, meldde minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid in een brief aan de Tweede Kamer. Centraal staat de vraag of Nederland zijn boekje te buiten is gegaan bij de opsporing en aanhouding van Poch. Door aanhoudend spitten van journalisten zijn de afgelopen jaren documenten opgedoken die het handelen van de Nederlandse overheid in een ander daglicht zetten.

1. In hoeverre was Nederland verantwoordelijk voor de omstreden aanhouding en uitlevering van Poch aan Argentinië?
Nederland treft geen enkele blaam, vindt Nederland zelf. Velen denken daar anders over – niet in de laatste plaats Julio Poch en zijn advocaten Geert-Jan en Carry Knoops, die een schadevergoeding van de Nederlandse Staat eisen. Aanvankelijk stelde minister Grapperhaus dat de zaak-Poch een zuiver Argentijnse kwestie is. Volgens de bewindsman valt Nederland niet te verwijten dat Poch zo lang in voorarrest heeft gezeten. Grapperhaus legt de schuld daarvan bij de Argentijnse autoriteiten, die het strafproces te lang hebben laten voortduren. Journalisten van onder meer Nieuwsuur, RTL Nieuws en Argos ontdekten echter dat Nederland bij de arrestatie en uitlevering van de piloot aan Argentinië juist een zeer belangrijke rol speelde.

De affaire begon met een tip van het Nederlandse Openbaar Ministerie aan de Argentijnen. Gevolgd door halfslachtig vooronderzoek. Vermoedelijk was Poch nooit achter de tralies verdwenen als de Nederlandse politie en justitie de zaak eerst goed hadden uitgeplozen. Dan was bijvoorbeeld al snel vast komen te staan dat de belangrijkste beschuldigingen waren gebaseerd op een pijnlijk misverstand tussen Poch en zijn collega’s bij Transavia.

Die collega’s waren er tijdens een etentje op Bali van overtuigd geraakt dat Poch als marinepiloot in dienst van het Videla-regime persoonlijk had meegedaan aan de vuelos de la muerte, waarbij tegenstanders van de junta levend uit vliegtuigen werden gegooid. ‘We threw them in the sea’, zou Poch hebben gezegd, waarna zijn Nederlandse tafelgenoten concludeerden dat hij daar persoonlijk bij betrokken was. Ten onrechte. Met ‘we’ had Poch bedoeld: ‘wij van het regime’, maar niet zichzelf. Acht jaar en twee maanden na zijn arrestatie op het vliegveld van Valencia, oordeelden de rechters dat er geen enkel bewijs bestaat voor de verdenkingen tegen Poch.

2. De Nederlandse politie zag aanvankelijk weinig grond voor de aantijgingen tegen Poch. Waarom pakte ze deze zaak toch op? Was dit soms de nadrukkelijke wens van de toenmalige minister van Justitie, Ernst Hirsch Ballin?
De mail en de latere getuigenis waarin een collega van Poch de zware beschuldigingen uitte, was gebaseerd op hearsay. De man had de belastende verklaringen niet zelf uit Poch’ mond opgetekend, maar had dit gehoord van twee collega’s die drie jaar eerder bij het beruchte etentje met Poch op Bali waren geweest. Andere ‘bewijzen’ waren er niet. Het Team Internationale Misdrijven van de politie legde de zaak daarom in de loop van 2006 op de stapel: niet kansrijk.

Dat veranderde eind 2007. Weekblad Vrij Nederland schreef dat de Nederlandse politie een onderzoek naar een mogelijke Argentijnse oorlogsmisdadiger had stilgelegd – zonder de naam van Poch te noemen. De SP-fractie in de Tweede Kamer stelde vragen aan minister Hirsch Ballin, die vond dat de zaak moest worden uitgezocht. Daarna ging de politie er alsnog mee aan de slag – met alle gevolgen van dien.

Tegenover de rechter heeft Hirsch Ballin onder ede verklaard dat hij zich als bewindsman nooit persoonlijk heeft bemoeid met het strafrechtelijk onderzoek naar Poch. Politiebronnen hebben Argos laten weten dat hij dit wel degelijk heeft gedaan. Ook de toenmalige Nederlandse politieliaison voor Argentinië schreef in een intern politiedocument waarin Argos inzage kreeg, dat Hirsch Ballin persoonlijk opdracht aan de politie heeft gegeven om toch met het onderzoek naar Poch door te gaan.

Een minister mag slechts in zeer uitzonderlijke gevallen (en op voorwaarde dat hij de Tweede Kamer daarvan op de hoogte brengt) zich bemoeien met strafrechtelijke onderzoeken van politie en justitie. Het wordt daarom interessant om te zien wat de ‘Commissie Dossier J.A. Poch’ hierover heeft vastgesteld. Hoe uitte Hirsch Ballin zijn wensen over het politieonderzoek naar Poch? Voelden politiemensen zich hierdoor verplicht de zaak alsnog op te pakken? Pleegde de oud-minister meineed tegenover de rechter?

3. Waarom is Poch niet in Nederland berecht en moest hij koste wat kost – ondanks de vele juridische hobbels die daarbij het verschiet lagen – voor een Argentijnse rechter worden gebracht?
De ongeschreven regel in het recht luidt dat een verdachte van een misdrijf voor de rechter wordt gebracht in het land waar het misdrijf is gepleegd. Daar is vaak het meeste en beste bewijs voorhanden. Bovendien werkt het ‘helend’ voor eventuele slachtoffers indien de dader zich in hun nabijheid moet verantwoorden voor zijn daden.

Maar in dit geval kon eigenlijk niet aan die wens worden voldaan. Julio Poch heeft immers een Argentijns én een Nederlands paspoort. En als Nederlander kon hij – door bepalingen in het uitleveringsverdrag tussen Nederland en Argentinië – niet rechtstreeks aan Argentinië worden uitgeleverd. Het Nederlandse OM begon zelf een strafrechtelijk onderzoek naar Poch, met het idee om hem – bij voldoende bewijs – voor een Nederlandse rechter te brengen. Toch stapte justitie al snel af van dat idee en liet ze de vervolging van Poch over aan de Argentijnse autoriteiten. Sterker nog, Nederland deed er alles aan om Argentinië te helpen – ondanks de beperkingen die het uitleveringsverdrag oplegde.

Zo is inmiddels gebleken dat het omstreden plan om Poch in Spanje te arresteren, uit de koker kwam van een Nederlandse officier van justitie. Het verdrag tussen Spanje en Argentinië maakte het namelijk wél mogelijk om Poch naar Buenos Aires uit te leveren. Nederland leverde zelfs datum en tijdstip van Poch’ laatste vlucht naar Valencia, zodat de autoriteiten daar wisten wanneer ze hem konden aanhouden. Volgens diverse deskundigen werkte Nederland op die manier mee aan een verkapte uitlevering – wat volgens het internationaal recht verboden is.

Ambtenaren van het ministerie van Justitie hebben toenmalig minister Hirsch Ballin erop gewezen dat hij vanwege het mogelijke verwijt van een verkapte uitlevering een politiek risico liep, blijkt uit een interne nota. Dit weerhield de bewindsman er niet van dit glibberige paadje te bewandelen. Uit dezelfde nota blijkt dat het ministerie van Justitie in een eerder stadium zelfs bereid was om de Rijkswet op het Nederlanderschap aan te passen, zodat Poch rechtstreeks aan Argentinië kon worden uitgeleverd. Dit plan werd uiteindelijk terzijde geschoven omdat verandering van de wet te veel tijd zou kosten. De vraag is waarom Nederland al deze vergaande stappen wilde zetten, terwijl Poch ook in Nederland berecht had kunnen worden.

4. Waarom leverde het Nederlandse Openbaar Ministerie over Poch alleen belastend materiaal aan Argentinië, en geen ontlastende verklaringen, die er ook waren?
De beschuldiging dat Poch zou hebben meegedaan aan de Argentijnse dodenvluchten, stond in een mail die een collega bij Transavia in 2006 naar de politie stuurde. Maar daarin stond ook nog iets anders: er was mogelijk sprake van een misverstand.

De leiding van Transavia had de beschuldigingen namelijk voorgelegd aan Poch zelf. En die had verklaard wat jaren later de rechters in Argentinië ook vaststelden: de mensen die dachten te hebben gehoord dat Poch persoonlijk betrokken was bij de dodenvluchten, hadden hem dit nooit letterlijk zo horen zeggen. Het Engelse ‘we’ gebruikte Poch overdrachtelijk. Hij bedoelde daarmee ‘de Argentijnse overheid’ en niet zichzelf. En toen de Nederlandse collega’s lieten blijken hoe erg ze het vonden dat hij daaraan had meegedaan (‘…that you had to do this’), bedoelden zij met ‘you’: ‘jij’. Terwijl Poch dit vermoedelijk opvatte als: ‘jullie’, oftewel ‘de overheid’ – een subtiel maar belangrijk verschil.
Nederland meldde de ontkenning van Poch en de ontlastende conclusie van het interne Transavia-onderzoek aanvankelijk niet aan Argentinië. Integendeel.

Justitie wekte tegenover Buenos Aires juist vooral de indruk dat ze een grote vis had gevangen: een oud-marinepiloot die vermoedelijk oppositieleden van de toenmalige Argentijnse junta uit het vliegtuig had gegooid. Let wel: Justitie informeerde Argentinië zónder eerst zelf te hebben gesproken met de Transavia-piloten die daadwerkelijk met Poch aan tafel hadden gezeten. Een goed, kritisch verhoor van deze getuigen had vermoedelijk al in een vroeg stadium blootgelegd dat de verdenkingen tegen Poch waren gebaseerd op een spraakverwarring. Vraag is waarom Nederland ervoor koos om deze getuigen niet eerder zelf te horen. Ook andere ontlastende verklaringen werden pas na lang aandringen opgenomen in het Poch-dossier.

5. Wat is de rol van het Koninklijk Huis geweest in de zaak-Poch?
Verreweg de spannendste vraag in deze affaire. Er speelden in de zaak-Poch ‘hogere belangen’. Dat verklaarde de onlangs overleden oud-directeur van Transavia, Michiel Meijer, onder ede tegenover de rechter. Er speelden hogere belangen, hoorde ook emeritus hoogleraar Theo van Boven uit Argentijnse diplomatieke kring. Die hogere belangen hadden te maken met de positie van het Koninklijk Huis.

Alles zou samenhangen met die andere spraakmakende zaak: het verleden van Jorge Zorreguieta, de vader van toen nog prinses Máxima. Als minister in het regime van generaal Videla was Zorreguieta medeverantwoordelijk voor de misdaden van de junta, zeggen critici. Zij deden in Nederland twee keer aangifte tegen hem, maar beide keren zag het Openbaar Ministerie af van strafvervolging. Dáárom wilde Nederland waarschijnlijk liever niet dat Poch in Nederland zou worden vervolgd, vermoedt emeritus hoogleraar Van Boven. Dit zou immers meteen hebben geleid tot protest van mensen die vinden dat Nederland met twee maten meet: de piloot komt voor de rechter maar de vader van de toekomstige koningin krijgt vrije doorgang.

Lange tijd kon de betrokkenheid van het Koninklijk Huis worden afgedaan als hersenspinsels van wantrouwige geesten. Totdat VPRO-programma Bureau Buitenland en RTL Nieuws dit voorjaar inzage kregen in een vertrouwelijk politiedocument. Daarin schrijft de Nederlandse politieliaison in Zuid-Amerika dat het Koninklijk Huis al in een vroeg stadium op de hoogte was van het strafrechtelijk onderzoek naar Poch. Uit de datum van het document valt af te leiden dat Willem-Alexander en Maxima al eind 2007, begin 2008 zijn geïnformeerd – toen de politie de zaak nog maar net serieus had opgepakt en zelfs de latere getuigen nog van niets wisten.
De Tweede Kamer wil dit politieverslag hebben, om te kunnen controleren wat de precieze rol van het Koningshuis in deze zaak is. Maar al maanden weigert minister Grapperhaus dit stuk aan de Kamer te geven. Zelfs een aangenomen motie waarin de Kamer een beroep doet op artikel 68 van de Grondwet (een artikel dat de minister verplicht om het parlement de gevraagde documenten te geven) brengt Grapperhaus niet in beweging. De Commissie Dossier J.A. Poch (in de volksmond: de commissie-Machielse, genoemd naar de voorzitter, oud-advocaat-generaal Ad Machielse) heeft het politieverslag wel onder ogen gehad. Mogelijk kan zij precies vertellen of er hogere belangen in het spel waren, en welke rol die hebben gespeeld in deze hachelijke affaire.

Rechtsstaat

6 items

Voor een open en democratische samenleving is een goed functionerende rechtsstaat een basisvoorwaarde. Zijn burgers voldoende beschermd tegen de macht van de staat? Werken wetten en regels wel zoals ze zijn bedoeld? En zo niet, wie controleert dat?

Dossier