Ruim vijftien jaar na 9/11 is Afghanistan nog steeds geen stabiel land. Wat ging er mis? Wat is de Afghaanse kant van het verhaal? En hoe ziet de toekomst er uit? Drie experts blikken terug op hun tijd in een moeilijk land: een journalist, een oorlogsfotograaf en een ontwikkelingswerker.
Ton Koene (1963) werkte zestien jaar lang Voor Artsen zonder Grenzen, waarvan twee jaar in Afghanistan. Hij onderhandelde in de jaren negentig met lokale Talibanleiders over het verlenen van medische noodhulp. In 2006 maakte hij de overstap naar fotojournalistiek. In zijn fotoreportages blijft Koene de humanitaire onderwerpen opzoeken. Hij won een World Press Photo Award, voor zijn portretten van politieagenten in Afghanistan.
Hoe vrij was je als fotograaf in Afghanistan?
‘Ik werkte drie jaar lang in Afghanistan samen met journalist Natalie Righton. Wij waren een van de weinige journalisten die unembedded door Afghanistan reisden. De meeste journalisten werkten onder begeleiding van het Nederlandse leger. Maar als je met een konvooi gewapende mannen rondreist, ben je enorm beperkt. Wij konden gaan waar we wilden en de verhalen vertellen die wij belangrijk vonden. In alle uithoeken zijn we geweest. Dan zie je pas hoe divers de bevolking van Afghanistan is: zo is het Hazaravolk uit de centrale berggebieden heel anders dan de Oezbekische minderheden in het noorden.’
Wat voor een land laten jouw foto’s zien?
‘Ik wil een ander Afghanistan laten zien, ongecensureerd door de politiek of de communicatieafdeling van Defensie. We zien vooral beelden van militairen, officiële bezoeken van regeringsleiders en westerse compounds. Maar tijdens mijn reizen door het land vond ik een heel ander beeld. Ik wil laten zien welke impact het conflict heeft op het leven van de gewone Afghaan. Want daar, buiten de luxe van Kabul, vind je de grote problemen: werkloosheid, armoede, corruptie.
Heb je een voorbeeld?
‘Op een dag maakte ik een foto van een mullah die voor zijn moskee zat. Dit is voor mij Afghanistan in één beeld. Het laat zien hoe bepalend de islam is. Religie is zo’n overheersend aspect in de maatschappij. Dit laten de westerse media niet zien. Veel mensen denken dat het een land is vol Afghanen en dat een handjevol terroristen de boel verzieken. Dat de Taliban slecht is. Maar de realiteit is veel complexer: een groot deel van de bevolking sympathiseert met de Taliban. Vijf keer per dag bidden, vrouwen in een burka, de meisjes niet naar school, de maatschappij is echt ultraconservatief.’
Hoe kijkt de Afghaanse bevolking naar de Taliban?
‘Ik heb als hulpverlener veel onderhandeld met Talibanleiders en ben altijd met groot respect behandeld. Het is geen klein groepje terroristen zoals de Islamitische Staat, maar een filosofie die gesteund wordt door heel veel mensen. Dat is niet altijd zo geweest. Nadat de Taliban in 1996 de hoofdstad Kabul innamen, voerden zij onder leiding van Mullah Omar een streng islamitisch bewind. De Afghanen waren dat na een tijdje helemaal zat. Ze waren dan ook blij toen de Amerikanen in 2001 de Taliban verdreven. Maar die hoop maakte snel plaats voor teleurstelling. ‘
Maar wij brachten toch democratie?
‘Dat is onze kijk. Zij hebben andere waarden en normen. En ze zijn er ook niet zo mee bezig. Afghanen willen vooral veiligheid, niet een of ander politiek systeem dat zij niet kennen. Democratie brengen gaat tien bruggen te ver. Eerst een veilige leefomgeving creëeren.’
Zijn we daarin wel geslaagd?
‘Nee, integendeel. We hebben een chaos gecreëerd. De Amerikanen hadden na 9/11 een oorlog nodig en vonden in de Taliban een perfecte vijand. Onder het mom van humanitaire beloftes vielen we het land binnen. We beloofden stabiliteit en veiligheid, maar dat is niet gelukt. De bevolking is teleurgesteld. De haat naar het westen is toegenomen. Veel Afghanen vinden dat wij boter op ons hoofd hebben. We moeten dat durven erkennen als westerse wereld.’
Hoe zie jij de toekomst van Afghanistan?
‘Ga nou eens gewoon met die Talibanjongens zitten en praten. Ik begrijp de problemen van veel Afghanen. Zij willen graag veiligheid en rechtvaardigheid. In december 2015 was ik op de veemarkt in Kabul. Een man met een tulband en een lange baard zat verdrietig op een steen voor zich uit te staren. Wat is er met je?, vroeg ik hem. ‘Ik ben veehandelaar en vannacht hebben criminelen al mijn koeien gestolen. Alles is weg. Wat moet ik nu doen? Ik kan niet naar de politie want die zijn corrupt. Waren de Taliban er maar, dan had ik morgen mijn vrachtwagen weer terug. Die vent moet worden opgehangen!’ Ik dacht: vent, ik zou dat ook zeggen als ik jou was. Ik begreep hem helemaal.’
Bette Dam (1979) is als onderzoeksjournalist gespecialiseerd in Afghanistan en de oorlog tegen terreur. Na een studie internationale betrekkingen in Amsterdam vertrok ze in 2007 naar het centrum van Kabul. Vanuit Afghanistan deed zij verslag voor onder andere meer voor het NRC en de internationale media. In 2009 verscheen haar boek Expeditie Uruzgan. Momenteel werkt ze aan een boek over de Taliban ‘Een vijand die wij creëerden” dat eind dit jaar uitkomt. Ze geeft les over Afghanistan aan Sciences Po in Parijs.
Hoe was het om journalist te zijn in Afghanistan?
‘De mooiste tijd van mijn werkende leven. Ik hoor vaak: het is er gevaarlijk, je wordt als vrouw slecht behandeld, zonder zware beveiliging kun je niks. Dan moet ik altijd lachen, want dat beeld klopt niet. Ik heb mij altijd relatief vrij kunnen bewegen. Met de witte Toyota reden we naar alle uithoeken van het land, behalve als het echt te gevaarlijk werd. En net zoals ik hebben zoveel Nederlanders ongewapend buiten de compounds gewoond.’
Welk beeld krijgen wij van het land?
Dit beeld van Afghanistan is bedacht in Washington. De Verenigde Staten hebben na 9/11 een war on terror gecreëerd en daarmee de veiligheidssituatie in Afghanistan zwaar overdreven.’
Waarom klopt dat niet?
‘Tijdens het onderzoek dat ik voor mijn boek deed kwam ik er achter dat Amerikanen Afghanistan nauwelijks kennen, maar dat ze toch de koers bepalen in het land. Dat is gevaarlijk. De VS zet graag een land uit of aan. Karzai is goed, de Taliban zijn slecht. Dus die moet je uitschakelen. Als je zo zwart-wit naar de werkelijkheid kijkt, dan verlies je. Je mist dan een groot grijs gebied. Maar blijkbaar willen we -als de verhalen over deze landen gaan - alleen maar een spannend verhaal met veel tromgeroffel. De pers heeft hier een grote verantwoordelijkheid.’
Wat moeten we dan?
‘Laten we inzien dat veiligheid ook maar een perceptie is. Ik probeer dit dominante verhaal te nuanceren door te laten zien dat de werkelijkheid veel complexer is, maar daarmee ook begrijpelijker wordt. Het dehumaniseren van een land schept zo’n grote afstand, dat oorlog altijd geoorloofd is. Maar laten we ons inleven in het verhaal van de Afghanen. Luisteren naar de mensen in Kabul. Afghanen zijn heel respectvol. In Beiroet, Libanon en Caïro werd ik op straat nagefloten, maar dat is in Kabul nooit gebeurd. Ik heb mij er in de eerste jaren altijd prettig gevoeld. Vanaf 2013 werd de sfeer wel grimmiger. Eén keer werd er een steen naar mij gegooid. Het geduld onder de Afghanen is bijna op.’
Hoe kijken Afghanen naar de westerse aanwezigheid?
‘Er is niet één Afghanistan zoals er ook niet één Nederlandse mening is. Maar ik zou willen zeggen dat er in de eerste jaren na 2001 hoop was. Ze hadden een hoge pet op van het Westen. Met onze luxe en kennis konden wij scholen en ziekenhuizen bouwen, instituties opzetten en verkiezingen organiseren.’
Hoe kijk je naar de toekomst?
‘Ik ben niet hoopvol als ik zie dat de Verenigde Staten weer meer troepen willen sturen. Vergis je niet: ook al zijn er minder boots on the ground, we zijn momenteel niet minder gewelddadig bezig dan tien jaar geleden. Amerikaanse drones cirkelen iedere dag door de lucht. Maar na vijftien jaar is het nog steeds lastig voor het Westen om in te zien dat vechten niet echt werkt. Ook al bungelt Afghanistan aan de afgrond, we blijven naar de wapens grijpen. De afgelopen jaren zag ik af en toe bij Europese diplomaten de neiging om het met praten op te lossen. Die kant moeten we op. Pas dan kunnen we met z’n allen een georganiseerde staat opbouwen waar burgers op vertrouwen. Er zijn zoveel verschillende groepen en stamverbanden. Zo lang er geen sterke staat is, vertrouwen mensen liever op hum familie of stam. Want dat is waar het uiteindelijk om draait: stabiliteit en vertrouwen.'
Foto's: Joel van Houdt en Daan Posthouwer
Wali Hashimi is een Nederlands-Afghaanse journalist en leidde onafhankelijke journalisten op in Afghanistan. Hij is geboren in de provincie Parwan, ten noorden van Kabul en getogen in Kabul. Toen het oorlogsgeweld van de moedjahedien oplaaide in 1992, vluchtte hij naar Nederland. Daar studeerde hij journalistiek in Zwolle. Sinds 2002 is hij veel in Afghanistan geweest om het land weer op te bouwen.
Waar kom je vandaan?
‘Ik ben geboren in een vredig dorpje ten zuiden van Hindokush bergen, vijftig kilometer ten noorden van Kabul, tussen fruitgaarden en groene velden. Daar ontstond mijn liefde voor Afghanistan die ik nog steeds koester. Toen ik met mijn ouders naar de hoofdstad Kabul verhuisde, ging er een wereld voor mij open. Ik maakte kennis met een vrijheid die ik op het platteland nooit had gekend. Meisjes en jongens gingen samen naar school. Er waren goede scholen, iedereen kon sporten en we genoten van onze vrije tijd. Alles was in Kabul wat losser. Toch gold dit vooral voor een kleine, hoogopgeleide elite. Op het platteland was alles veel conservatiever.’
Een half jaar na 9/11 keerde Hashimi voor het eerst sinds zijn vlucht terug naar Afghanistan om de mensen daar te helpen. ‘Het deed me veel pijn om te zien hoe mijn land in puin lag. Zo verdrietig.’ Eigenlijk was er weinig veranderd: in zijn jeugd waren het de Russen en moedjahedien, nu zag hij Amerikanen en Taliban. Hetzelfde concept in een nieuwe verpakking. ‘De Amerikanen doen hetzelfde als de Russen: ze komen hier en willen het land opbouwen, maar laten het in een puinhoop en onveilig achter.’ In 2002 zocht hij zijn oude vrienden weer op. Die waren dolblij dat ze Hashimi weer terugzagen. En hoopvol over het vertrek van de Taliban. Het huis in Kabul waar hij was opgegroeid stond nog overeind, zij het onder een flinke laag stof. ‘De stad was uitgestorven. De meeste bewoners waren weggevlucht, maar keerden langzaam en voorzichtig weer terug.'
Wat heb je de afgelopen vijftien jaar in Afghanistan gedaan?
‘Ik was betrokken bij het ontwikkelen van onafhankelijke media en het ondersteunen van de civil society. Vóór 2001 was er één radiostation: SharioRadio, ultraconservatief en gecontroleerd door de Taliban. Nu, vijftien jaar later, zijn er tientalen radiozenders en kranten. Dat voelt zo goed. Vanuit de ontwikkelingsorganisatie Internews van de United States Agency for International Development (USAID) hebben we alles vanaf de grond opgebouwd. Ik heb persagentschappen getraind, locals tot journalisten opgeleid en televisieprogramma’s gesteund of opgezet. Zoals de talkshow Arena of Mind, of een jeugdjournaal dat werd gefinancierd de Nederlandse organisatie Free Voice (tegenwoordig Free Press United). In deze programma's wordt gediscussieerd over nieuws en maatschappelijke thema’s.’
Hoe heb jij het land de afgelopen vijftien jaar zien veranderen?
‘In Afghanistan zijn veel goede dingen gebeurd: de infrastructuur is enorm verbeterd, het land heeft nu een grondwet, een rechtssysteem en een mediasysteem. Maar ik vraag me af of deze vooruitgang duurzaam zal blijken, nu de Taliban het land weer proberen over te nemen. Je zou kunnen zeggen dat ze nu de helft van het land weer onder controle hebben. De internationale gemeenschap kan vrijwel onmogelijk nog hulp verlenen. Tot 2006 ging het goed, maar daarna is het de verkeerde kant op gegaan.’
Hoe dan? Wat ging er mis?
‘Hoe we oorlog hebben gevoerd, is één grote grap. Het is alsof je geld gooit in een zak waar geen bodem in zit. Alles verdwijnt in een groot, corrupt zwart gat. Weet je hoe rijk de Afghaanse elite daarvan is geworden? Die bewonen nu luxe villa’s in Dubai. Samen met het westen hadden we de Taliban makkelijk kunnen verslaan, maar we hebben nooit serieus gevochten en niet goed met Pakistan en ander Talibansupporters onderhandeld. Want de Taliban opereert vanuit Pakistan: daar zit de organisatie, de logistiek, vanuit daar lanceren zij hun aanvallen. Als het in Afghanisten te moeilijk wordt, keren ze terug naar hun veilige havens in Pakistan. We hebben gefaald. We wilden veiligheid creëren, maar dat is niet gelukt. Integendeel: we hebben het terrorisme juist versterkt.’
Hoe kijk je naar de toekomst van Afghanistan?
‘Het land heeft absoluut toekomst. Het is het hart van Azië, de rotonde in de regio. Als er een goede regering onder met het juiste leiderschap komt en een rechtssysteem waar mensen op kunnen vertrouwen, kan Afghanistan een mooi en belangrijk land worden in de regio.’