In mei 2001 publiceerde de toenmalige Amerikaanse vicepresident Dick Cheney een rapport over een alarmerend probleem: de Verenigde Staten zagen zich in dat jaar geconfronteerd met het grootste energietekort sinds de olie-embargo’s uit de jaren zeventig, stond daarin geschreven. De afhankelijkheid van olie en gas afkomstig uit het buitenland zou in de komende twintig jaar schrikbarend gaan toenemen.
‘Het woord “schalie”’ valt niet in dat rapport van Cheney,’ zegt Coby van der Linde. Zij is directeur van het Clingendael International Energy Programme. De vicepresident van George W. Bush had op dat moment kennelijk nog geen idee van wat ruim tien jaar later de Amerikaanse ‘schalierevolutie’ genoemd ging worden.
Al sinds eind jaren zeventig werd in de Verenigde Staten geprobeerd om uit de diepe schaliegesteentelagen, drie tot vier kilometer ondergronds, olie en gas te halen. Pogingen om dit te doen waren kostbaar en werden daardoor gehinderd door de lage olie- en gasprijzen van ongeveer 1985 tot 1999. Na 2003 trokken de energieprijzen aan, maar alsnog werd weinig van schalie verwacht. ‘Als je kijkt naar cijfers van de Amerikaanse overheid uit 2008 en 2009, dan verwachtte ze in die tijd dat ze voor binnenlands gebruik ongeveer achttien procent van het gas moest gaan importeren. Ook werden er LNG-terminals gebouwd om vloeibaar aardgas uit het buitenland te kunnen ontvangen. Die terminals waren bijna klaar, toen er ineens geen vraag meer naar was.’