De Italiaanse en Spaanse gastarbeiders waren laagopgeleid en waren afkomstig uit de armste gebieden van hun land. Zij werden in dienst genomen door grote Nederlandse bedrijven waar ze aan de slag gingen als fabrieksarbeiders. Bij bedrijven als Hoogovens, Philips, de Rotterdamse havens, de Twentse textielindustrie en bij de Demka staalfabrieken in Utrecht.
In Hotel Europa zien we dat de vraag naar het type arbeid door de jaren heen verschoven is. De nieuwe gastarbeiders zijn zowel laag- als hoog opgeleid en komen diverser terecht dan hun voorgangers in de jaren zestig. De Spaanse Ana komt hier werken als bejaardenverzorgster. De zorg is een sector waarin er grote vraag is aan personeel. Door de vergrijzing van onze samenleving zal de behoefte aan extra werkkrachten op onze arbeidsmarkt alleen nog maar gaan groeien.
De Italiaanse Simone ging aan de slag bij ASML. Door het Nederlandse tekort aan technologie-studenten is er een groeiende vraag naar hoger opgeleide technici. Arbeidsmigranten vullen dus nog steeds tekorten op. Zij doen het werk waar veel vraag naar is. In de jaren zestig was het tekort aan Nederlandse arbeiders de aanleiding voor arbeidsmigratie; nu is de vraag naar nieuwe werknemers (in zorg en techniek) er vooral omdat Nederlanders bepaalde soorten werk liever niet meer willen doen.