In Nederland is afgelopen augustus de discussie over de vergoeding van geneesmiddelen opnieuw opgelaaid nadat het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) in een conceptadvies aankondigde de vergoedingen voor dure geneesmiddelen voor zeldzame ziekten (de zogenaamde 'weesgeneesmiddelen') zoals Pompe en Fabry te willen stoppen. Het CVZ beoordeelt voor Nederland of medicijnen 'kosteneffectief' zijn. Het AMC in Amsterdam en het Erasmus MC in Rotterdam stelden daarop voor dat EU-landen dit soort medicijnen zelf gaan ontwikkelen en produceren. Zo zou de rol van de farmaceutische industrie bij het bepalen van de prijzen kunnen worden teruggedrongen. De ziekenhuizen riepen verder de minister van Volksgezondheid, Edith Schippers (VVD) op tot een discussie over de kwaliteit en toelating van de medicijnen op de markt.
Precies twee maanden na de stembus presenteert Tegenlicht 'Expeditie beter Nederland'. Met de deregulering van de Nederlandse gezondheidszorg en de invoering van het preferentiebeleid in 2006, ligt de beslissing welk medicijn wordt verzekerd bij de private zorgverzekeraars.
Minister Schippers zei in een reactie (op Radio 1) dat zij met farmaceutische bedrijven om de tafel wil om te onderhandelen over een 'eerlijke prijs' voor dure medicijnen. Voorwaarde is wel dat die medicijnen werken.
Bert Boer, lid van het bestuur van de CVZ, zei in september in een interview in de Volkskrant dat niet alleen medicijnen tegen de ziekten van Pompe en Fabry, maar veel meer dure geneesmiddelen de komende tijd door het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) 'tegen het licht zullen worden gehouden'. Die medicijnen zouden dan uit het basispakket verdwijnen. Boer noemt in het interview ook de mogelijkheid van een no-cure-no pay-afspraak met de fabrikant, zoals het geval is bij het middel Xolair, dat gebruikt wordt bij ernstige astma: alleen als een specifieke patiënt baat heeft bij het middel betaalt de verzekeraar, als het niet werkt betaalt de fabrikant.
In de hele zorg gaat in Nederland 70 miljard om, waarvan we ongeveer 6 miljard uitgeven aan geneesmiddelen.
Het Kiwi-model in Nederland?
In 2006 stelde PvdA Kamerlid Khadija Arib naar aanleiding van de gedeeltelijke overname van het Nieuw-Zeelandse kiwi-model in België vragen aan toenmalig minister van VWS, Hans Hoogervorst. Uit zijn antwoord:
'In Nederland bestaat sinds enkele jaren een systeem met vergelijkbare elementen: het zogenaamde preferentiebeleid. Een belangrijk verschil met Nieuw-Zeeland en België is dat het preferentiebeleid wordt uitgevoerd door zorgverzekeraars, en niet door de centrale overheid. Daarnaast is er geen sprake van aanbesteding maar wijzen zorgverzekeraars op basis van objectieve criteria de preferente geneesmiddelen aan.
Doel van het preferentiebeleid is het bevorderen van prijsconcurrentie in plaats van de huidige margeconcurrentie. Momenteel voer ik een evaluatie uit van het preferentiebeleid. Ik zal de Kamer hierover op korte termijn schriftelijk informeren.
Op zich zelf zou toepassing van het kiwi (-light) model in Nederland mogelijk zijn. Desondanks vind ik dit niet wenselijk, om een aantal redenen. De belangrijkste reden is dat (centrale) invoering van het kiwi-model niet past in het ingezette beleid in de geneesmiddelenvoorziening. Dat beleid is, zoals bekend, juist gericht op deregulering, het bevorderen van prijsconcurrentie en de totstandkoming van een nieuw modulair tariefsysteem voor apotheekhoudenden. Het voorziet in een grotere rol voor zorgverzekeraars onder andere via toepassing van het preferentiebeleid. Met het Geneesmiddelenconvenant worden kortingen en bonussen vervangen door structurele prijsverlagingen. In aanvulling daarop kunnen met het preferentiebeleid en het contracteerbeleid lagere prijzen (en dus lagere kortingen en bonussen) worden verwezenlijkt. De achterliggende gedachte voor fabrikanten en leveranciers van geneesmiddelen om hun prijzen te verlagen is bij het preferentiebeleid dezelfde als bij het kiwi-model: het veiligstellen van hun omzet cq. deze te vergroten.
Het is mijn verwachting dat een systeem waarin partijen in een concurrerende omgeving opereren, uiteindelijk een grotere en voor de toekomst beter houdbare doelmatigheid en kwaliteit zal opleveren, vergeleken met een systeem op basis van centrale regulering. Invoering van een nieuw centraal gereguleerd systeem, zoals het kiwi-model is, past niet in deze visie.'
Geciteerd uit de schriftelijke antwoorden van toenmalig minister van VWS Hans Hoogervorst op de vragen van Kamerlid Arib (PvdA) over het model dat in Nieuw-Zeeland wordt gehanteerd ter beperking van de kosten van geneesmiddelen (2006).