De Artificial Intelligence Act (AIA) gaat over kunstmatige intelligentie in de breedste zin van het woord. De Europese Commissie heeft een officiële definitie opgesteld, die veel vormen van AI omhelst. Niet alleen in de toepassing bij platformen, maar in ons hele leven. Denk aan toepassingen als gezichtsherkenning, zorgrobots, zelfrijdende auto’s en gedragsvoorspelling door overheden, banken en verzekeraars.
De vier verboden
Voor AI met een hoog risico op schade aan mensen is een aantal verboden opgesteld. Zo is er een verbod op schadelijke ‘onzichtbare’, subliminale AI, waar mensen zich niet bewust van zijn. Daarnaast mag AI geen misbruik maken van kwetsbare groepen, mensen met een fysieke of mentale beperking. Ook mag AI geen oordeel vellen over de betrouwbaarheid van mensen op basis van persoonsgegevens en mogen persoonsgegevens niet direct ‘in real time’ worden gebruikt ter identificatie.
Toepassingen met een lager risico
Bij AI waarvan het geschatte risico beperkt is, bijvoorbeeld deepfakes, hebben burgers in het kader van transparantie het recht om te weten dat ze interactie hebben met een AI-toepassing.
Een andere set met regels is gemaakt voor AI die te maken heeft met de directe veiligheid of fundamentele rechten van mensen. Denk bijvoorbeeld aan AI die wordt gebruikt in ziekenhuizen, in het verkeer of in het onderwijs. Deze moet onder andere voldoen aan transparantie (zodat burgers weten dat ze te maken hebben met een AI-toepassing), risicomanagement en menselijk toezicht. Wanneer de regels niet worden nageleefd, kan dat een boete opleveren.
De AIA is van toepassing op alle AI die in Europa is ontwikkeld en wordt aangeboden, en geldt ook wanneer alleen de output (bijvoorbeeld de voorspelling op basis van een algoritme) in de EU wordt gebruikt.