Voor zijn omgeving lijkt zijn karakter veranderd of sommige eigenschappen uitvergroot. Hoe zag zijn leven eruit voordat het noodlot toesloeg?
In de laatste aflevering van Stuk ontmoet je Niels Kentie. Hij kreeg te maken met een zware hersenbloeding, waarna hij buiten bewustzijn raakte en een deel van zijn schedel verwijderd moest worden.
1. gouden tijden op het bakkie
‘Ik was vrij bijdehand toen ik 15 was.’ Niels zou zichzelf niet snel een echte puber noemen, maar mensen op de kast jagen vond hij wel leuk. En dan vooral via zijn bakkie, de radiozender waarmee hij met (bijna) heel Castricum in contact kon komen. ‘Dan zat ik tot diep in de nacht te ouwehoeren met mensen. Soms wel tot zes uur ’s ochtends. We maakten dan ook onze eigen piratenzenders. Gewoon live slap gelul.'
'Ik had een sterke zender, dus dat kon inderdaad heel Castricum horen, iets van 20.000 mensen. Mijn moeder kreeg dan wel eens commentaar van de buren, zo van: joh, hij komt bij ons binnen. Maar ik praatte ook gewoon met mijn vrienden, of mijn vriendin toen, die in Heemskerk woonde. Je kunt ze dan niet zien, maar met die stemmen… je hebt er toch een beeld bij. Dat was een gouden tijd.’
2. als een vis in het water
Op zijn twintigste begon Niels aan een interne opleiding aan Duin en Bosch in Castricum, richting psychiatrie. ‘Mijn ouders zijn allebei psychiatrisch verpleegkundige, maar ik wilde daar eerst niets van weten. Ik was eigenlijk begonnen met een programmeursopleiding, maar dat zag ik mij toch niet mijn hele leven doen. De motivatie voor psychiatrie was eigenlijk dat het makkelijk was. Het was een gratis opleiding, je kreeg geld toe en kon er ook nog wonen. Uiteindelijk heeft die opleiding mij helemaal gevormd.’
‘Toen ik ging werken op de afdeling acute opname voelde ik mij als een vis in het water. Dat was echt iets voor mij. Wel heftig natuurlijk: er werd veel gevochten, er pleegden mensen zelfmoord. Maar daardoor ben ik wel anders tegen de dingen aan gaan kijken, minder zwartwit. Ik heb veel geleerd over hoe mensen in elkaar zitten.’
3. mag ik je kussen opkloppen?
Tijdens zijn opleiding ontmoette Niels ook zijn toekomstige vrouw, Marja. ‘We hebben elkaar eigenlijk heel snel leren kennen,’ vertelt zij. ‘In de eerste week hadden we een soort kennismaking, waar Niels dus ook bij was. Hij zat al gelijk van die flauwe grapjes te maken. Heel fout. Mag ik je pijpen wassen? Mag ik je kussen opkloppen? Toen dacht ik eigenlijk nog: wat een sukkel, haha. Wat ik wel leuk vond: hij was niet stoer of iets, maar hij had wel schijt aan wat de ander de norm vindt. Dan deed hij expres iets aan waarvan je wist, dat gaan mensen stom vinden.’
‘Uiteindelijk zaten we dus dicht op elkaar in de klas en ook nog allebei op korfbal. Ik ging toen een keer met hem mee naar een training, bij hem achter op de fiets. Hij had eerst nog een ander vriendinnetje, maar dat was toen net uit. En maar vissen naar wie ik dan leuk vond. Nou, ik vind jou eigenlijk wel leuk. En toen was het aan. Soort van aan. Nu zijn we ruim 25 jaar verder.’
‘Ze is super,’ stelt Niels op zijn beurt. ‘Betrouwbaar. En lief en sterk.’ Inmiddels heeft het stel drie kinderen, 14, 13 en 12. ‘Na de eerste was het hek van de dam. Ik zei altijd: ik wil er twaalf, lijkt mij gezellig met het barbecueën, maar drie is wel genoeg. De eerste jaren zaten we ook alleen maar in de luiers, duizenden luiers. Toen hebben we het wel even pittig gehad. Nu ze groter zijn, is het leuker. Al kan ik ze af en toe natuurlijk ook afmaken…’
4. kak
Niels heeft verhalen ten over, als het gaat over zijn tijd als verpleegkundige. ‘Maar of dat leuke anekdotes zijn? Ik heb vaak genoeg met een plamuurmes stront van de muur moeten bikken. Zo stond ik ook een keer met een vriend in de keuken tijdens de nachtdienst. We gingen gourmetten en hij stond balletjes gehakt te maken. Ik zei: ik ga een rondje lopen. Er was een oude man opgenomen. Toen ik daarbij de deur open deed, zat hij op zijn rollator zijn bril in te smeren met stront. Ik zei: meneer, uw bril is beslagen. Echt de hele kamer zat onder. Ik terug naar die vriend: moet je eens komen, er zit nog iemand balletjes te draaien. Toen heeft hij die meneer onder handen genomen en ik de kamer. Het was een grote explosie, niet normaal.’
Naast poep en pies, zag Niels vooral ook agressie. ‘Er zat er eens eentje te eten in de voorruimte, die plots de tafel omgooide en een tafelpoot afbrak. Toen ging hij door het raam naar buiten en fietste hij zo weg. Een grappig gezicht eigenlijk. Je moet er wel tegen opgewassen zijn. Ik had daar nooit last van. Ze zetten je onder druk en confronteren je. Ik ben gelukkig de kleinste niet, dus ik kon mijn mannetje wel staan.’
5. er zal altijd over je geluld worden
‘Ik ben eigenlijk altijd heel relaxed, maar zeker over mezelf ben ik niet altijd geweest. Het beste advies dat ik ooit heb gekregen, komt van de manager van de jeugdpsychiatrie. Ik had dat net van hem overgenomen en vond dat best moeilijk. Van de vloer naar manager. Dat kun je of dat kun je niet en daar moet je ook doorheen. Toen dacht ik: je doet het nooit goed, ongeacht wat je doet. Waarop hij zei: als manager sta je altijd ter discussie. Dat vond ik een mooie uitspraak en daar had ik ook echt wat aan. Je bent altijd met je kop boven het maaiveld, er zal altijd over je geluld worden. So be it. Inmiddels ben ik wel een relativeermeester.’
benieuwd hoe het nu met Niels is?
Heb je de serie gezien en wil je weten hoe het met Niels na de uitzending is gegaan? Luister dan nu naar Stuk - de thuiskomst.