‘Als de titelsequentie van je documentaireserie door Erwin Olaf is gemaakt, verraadt dat ambitie inzake esthetiek en originaliteit,’ opent een van de eerste Stuk-recensies, in De Groene Amsterdammer. Erwin Olaf als meetlat voor kwaliteit, de fotograaf zelf is er door gevleid. Zijn lach buldert door de telefoon: ‘Natuurlijk, er kunnen niet genoeg veren in mijn kont, haha. Er zit al een hele bos in, maar er kan nog altijd meer bij.’
De titelsequentie van Stuk werd speciaal gemaakt door fotokunstenaar Erwin Olaf. In dit interview vertelt hij over zijn inspiratie en de dienstbaarheid van leaders.
Toch wil Olaf zijn rol in het geheel niet belangrijker maken dan het is. Integendeel: ‘Als je aan zo’n project begint, ga je nadenken: wat kan ik bijdragen zonder dat er teveel van mijn eigen ego in zit? Ik werk in dienst van de documentaire, die andere Erwin Olaf komt dan wel terug in mijn eigen werk.’
Het maken van een titelsequentie is daarbij per definitie dienstbaar, stelt hij: ‘Dat is zelfs zo met de internationale leaders die je tegenwoordig ziet. Dat zijn allemaal hoogwaardige producties, die ieder ook nog een eigen verhaal vertellen, maar toch blijven ze ondergeschikt aan wat je daarna gaat zien.’
De sterfotograaf kreeg, vanzelfsprekend, al beelden van de documentaireserie te zien voordat hij aan het werk ging. ‘Ontzettend mooi, het grijpt je gelijk naar de strot. Tegelijkertijd zit er een soort tongue in cheek-humor in die het buitengewoon luchtig maakt. Het is geen eindeloze put depressiviteit waar je naar kijkt. Het heeft poëzie.’
De kwaliteit die hij zag was een belangrijke reden om mee te doen, stelt Olaf, maar niet de enige: ‘Nee, ik heb natuurlijk ook een zwak voor het onderwerp. Je weet wat er kan gebeuren in het leven, het is een hele draad waar we op balanceren. En in een klap kan het anders zijn. Ik denk ook dat dat voor iedereen herkenbaar is.’
figurantenrol
Een ervaring die hij deelde met zijn moeder, vormde de directe aanleiding voor de titelsequentie. ‘Twee jaar geleden kwam voor haar het onherroepelijke moment: de rolstoel. Je bent patiënt en ineens staat hij voor je neus. Dat betekent zoveel.’ Olaf merkte dat zijn relatie met zijn moeder (on)natuurlijk veranderde. ‘We waren altijd huggers, maar opeens kwam daar een stuk ijzer tussen. Onze hele routine, de intimiteit, werd anders. Je merkt het ook als je met iemand gaat lopen, dan loop je ineens achter iemand aan. Je praat de hele tijd tegen een achterhoofd.’
Het viel hem op dat dergelijke instrumenten in ieder shot van Stuk wel terugkomen. ‘Ze zijn de belangrijkste figurantenrol. Je ziet ze of hoort ze altijd. Daar besloot ik mij op te concentreren. Het moment dat je in een ziekenhuis ligt en er je wordt verteld dat je nooit meer kan bewegen, dat de rolstoel dan je in leven komt. Je grootste vriend en je ergste vijand.’
Als laatste element voegde Olaf een soort vissenkomeffect toe. ‘Ik wilde eigenlijk een soort zeepbelsymboliek, dat die uiteenspat, maar dat vond ik toch te dun, te letterlijk. Toen ben ik door gaan associëren, tot ik bij de vissenkom uitkwam. Ik zag daar wel iets surrealistisch in, met een soort van een Dr. Caligari-lens, dat die kom – en je leven – uiteenspat. Tijdens de voorbereiding liep er daarbij een druppel over het beeld heen. Alsof het een traan was. Die kan ik wel laten zitten, dacht ik. Een traan is ook wel op zijn plaats.’