Petja
Zoals Poetins aanhangers hun man hebben gevonden in het personage Danila Bagrov, zo hebben tegenstanders van de oorlog een eigen fictioneel karakter geadopteerd. En dat is Petja, de jongste zoon van de adellijke Rostov-familie in Leo Tolstojs roman Oorlog en vrede uit 1869.
Petja zelf is niet erg vredelievend. Oorlog en vrede speelt tijdens de oorlog tussen Rusland en het Frankrijk van Napoleon begin 19e eeuw. Als Tolstojs verhaal begint is Petja pas acht, maar hij wil niets liever dan meevechten tegen de Fransen. Als hij vijftien is krijgt hij eindelijk zijn zin en krijgt een positie in het leger. Maar het loopt slecht voor hem af.
Tolstoj beschrijft Petja’s laatste momenten in het vierde en laatste deel van het ruim 1200 pagina’s tellende Oorlog en vrede. Het moment waarop Petja sterft is in een paar zinnen voorbij. Onbezonnen rijdt hij voor de troepen uit in de hoop zijn eerste Fransman te doden, loopt in een hinderlaag en wordt neergeschoten. Maar dat abrupte einde krijgt juist lading door de voorgaande pagina’s, waarin de lezer wordt meegevoerd in Petja’s belevingswereld.
Petja is een tiener, een kind vol dromerige fantasie. De avond voor het gevecht kan hij niet slapen van de spanning. Hij sluipt zijn tent uit, gaat bij het kampvuur zitten en vraagt een ervaren soldaat om zijn sabel voor hem te slijpen. Terwijl de soldaat brommend het werk klaart, ziet Petja figuren in de vlammen. Hij hoort een heel orkest in de omgevingsgeluiden en beeldt zich in dat hij de dirigent is. Hij droomt van de dappere strijd die hij gaat leveren als de ochtend aanbreekt. In de voortzetting van zijn roes jakkert hij de volgende dag zijn paard aan en ligt enkele seconden later levenloos in de modder.