Hoe een poepende roboteend ooit het filosofische debat op scherp stelde, is vandaag te horen in Tijdgeest, de OVT-serie over vreemde ideeën uit het verleden.
“De eend strekt zijn nek uit om de maïskorrels uit je hand te pikken, slikt ze door, verteert ze en via de gebruikelijke passage verdwijnen ze in zijn ontlasting. Je ziet al deze acties….gekopieerd van de Natuur.” Dat schreef de Zwitserse uitvinder Jacques de Vaucanson (1709-1782) over zijn beroemdste creatie. De mechanische eend kon ook drinken, een gorgelend geluid maken en met zijn vleugels fladderen.
In 1739 stond deze ingenieuze automaat tentoongesteld in het Hôtel de Longueville in Parijs. Links van de eend stond een mechanische trommelaar, rechts een mechanische fluitspeler. Maar automaten die muziek konden maken, bestonden al eeuwen, zowel in Europa als in China en in de Arabische wereld. Echt nieuw was een automaat die niet alleen kon bewegen, maar zelfs kon eten, spijsverteren en poepen. Dat konden toch alleen dieren van vlees en bloed? Vaucanson had er bewust voor gezorgd dat de bezoekers het inwendige van de roboteend konden zien, zodat ogenschijnlijk niets verborgen was.
Natuurlijk had de eend helemaal geen echte spijsvertering. De uitwerpselen waren natuurgetrouwe nabootsingen die via een verborgen holte uit de eend werden geduwd. Maar de eend zette een filosofisch debat op scherp. In de 17e eeuw had de filosoof René Descartes beweerd dat dieren niets anders dan machines waren. Ze deden alleen wat voorgeprogrammeerd was. Vaucanson wilde met zijn eend het omgekeerde demonstreren: je kunt een mechanische machine bouwen die in alles lijkt op een echt dier.
Maar waarom ophouden bij een dier als machine of een machine als dier? De Franse arts en filosoof Julien Offray de La Mettrie, geboren in hetzelfde jaar als Vaucanson, ging dan ook een stap verder. Hij beweerde dat ook de mens niet meer dan een machine was. En hij schreef dat hij hoopte dat een groot uitvinder als Vaucanson in de toekomst zoiets zou kunnen bouwen als een mechanische mens: “Een machine die niet langer voor onmogelijk gehouden moet worden, zeker niet onder de handen van deze tweede Prometheus.”
Wanneer we de hedendaagse hoop en angst over robots en kunstmatig intelligente computers willen begrijpen, dan moeten we beseffen dat zowel deze hoop als deze angst diep geworteld zijn in de menselijke cultuur. Robots hebben mensen al drieduizend jaar gefascineerd. Dromen over robots in werken als De Ilias van Homerus werden in vele eeuwen daarna eerst omgezet in speelgoedachtige automaten. Later volgden praktische automaten zoals automatische weefmachines, die menselijke handarbeid vervingen. Al deze automaten zijn voorlopers van de uitvinding van de programmeerbare robot halverwege de 20e eeuw. Het zit diep in ons: we proberen machines te bouwen die menselijke, ja liefst bovenmenselijke capaciteiten hebben, maar tegelijkertijd zijn we bang dat deze machines niet ondergeschikt aan ons blijven.
‘Vaucancons poepende roboteend’ is deel 1 van een zesdelige reeks radioverhalen over vreemde ideeën uit het verleden. De serie, getiteld Tijdgeest, is gemaakt door Julie Blussé. In de eerste aflevering praat ze met dierfilosoof Erno Eskens en hoogleraar geschiedenis van de psychologie Douwe Draaisma over de filosofische betekenis van de poepende eend. Waar ligt de grens tussen mechanisch ding en levend wezen?
Bennie Mols