Eindelijk gelukt: een overzicht van de vaderlandse geschiedenis in een museum. Het Nederlands Openluchtmuseum presenteert, in samenwerking met het Rijksmuseum, de hele geschiedenis van ons land. Van hunebed tot heden.

Willem de Zwijger

‘Geen trots, geen schuld,’ zegt Hubert Slings, die als regisseur programmering van het museum verantwoordelijk is voor de toon en inrichting van de tentoonstelling. Digitale media en authentieke objecten vormen samen de kern van de permanente tentoonstelling, en in een aparte zaal verdiept een wisselende tentoonstelling telkens een aspect van de geschiedenis. Slings: ‘We gaan met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis, we laten zien dat de historische personen ook maar mensen waren.’

Hij staat in het paviljoen van de zestiende eeuw. Om hem heen de symbolen van de strijd waarmee de Lage Landen zich losmaakten van Spanje. Op een muurvullend beeldscherm staat de oude Oldenbarnevelt in z’n hemd op het schavot. Het is een filmpje van zijn einde, dat steeds opnieuw wordt afgespeeld, als een gruwelijke Groundhog Day. Steeds opnieuw gaat hij z’n onthoofding tegemoet.

‘We hoeven niet trots te zijn op onze geschiedenis, maar we hoeven er ons ook niet schuldig over te voelen,’ zegt Slings geruststellend. ‘Die trots-schulddiscussie, daar blijven we hier verre van. Onze rol in de slavernij, om maar wat te noemen, is ons nu niet meer persoonlijk aan te rekenen. Onze taak is hier nu te laten we zien wat er gebeurd is. Daarna kan je het er met elkaar over hebben.’

Slings doet een stapje opzij en onthult daarmee de geschilderde portretten van Alva en Willem de Zwijger, die broederlijk, schouder aan schouder zijn tentoongesteld. Willem, de sporen van een mislukte moordaanslag nog in zijn nek, kijkt met licht opgetrokken wenkbrauwen naar de toeschouwer. Je hoort hem denken: had je wat? ‘Willem de Zwijger heeft ook slachtoffers gemaakt in z’n strijd tijdens de Opstand,’ zegt Slings. ‘Er zijn in de Meierij van ’s-Hertogenbosch heel wat mensen gecrepeerd. We laten hier beide kanten van het verhaal zien.’

waardevrij

Boven Slings hangt, bladstil, de prinsenvlag; oranje, wit, lichtblauw. Het was de driekleur van de prins, die de geuzen 445 jaar geleden meedroegen toen ze Den Briel innamen. Dezelfde vlag heeft vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw nogal eens gewapperd bij optochten of bijeenkomsten van NSB’ers, rechts-extremisten en andere aanhangers van de Groot-Nederlandse gedachte. Mensen voor wie de schuld geen rol speelt, maar de trots des te meer.

Hier hangt de vlag dus niet als een heet hangijzer, maar als een waardevrije constatering, een aanzet tot discussie, een natuurgetrouwe reproductie van een voorwerp dat ooit op eigen bodem op een gewichtig moment gebruikt werd en betekenis had. Er had ook een strop kunnen hangen natuurlijk, of Alva’s bril of een of andere heroïsche hellebaard. Geen enkele keuze spreekt voor zich, niets is ooit vrijblijvend. Door het ene object te kiezen en het andere weg te laten, kan je, hoe waardevrij ook, toch een toon zetten. Zelfs over de vraag of de geuzen die Den Briel innamen wel zuiver op de graat waren kun je, als je dat wil, sterk met landgenoten van mening verschillen. Waren het helden die Alva een hak zetten, waren het losgeslagen vrijbuiters die op een verzetje uit waren, of misschien wel schurken die uiteindelijk negentien katholieke religieuzen mishandelden en ophingen.

De hertog van Alva

canon

Het zijn de dilemma’s die onmiddellijk links en rechts uit het struikgewas opdoemen voor wie met zevenmijlslaarzen over de lange weg van de vaderlandse geschiedenis beent: alles heeft betekenis, elk verhaal heeft meerdere kanten. Waar laat je de geschiedenis beginnen, hoe komen de Oranjes eraf, wat vertel je over de koloniën, de slavenhandel, de Holocaust, Srebrenica, welke conclusies kun je daaruit trekken over wie we zijn en hoe we onszelf moeten zien? En hoe voorkom je dat de geschiedenis een gruwelkabinet wordt met voorbeelden van het eigen falen. Hoe zorg je dat je laat zien dat geschiedenis, ondanks alles, een onuitputtelijke bron is van zelfkennis en verhalen die nooit vervelen?

‘Het is hier toch in de eerste plaats voor kinderen en hun ouders, of grootouders,’ relativeert mijn gastheer Boris de Munnick, die me de tentoonstelling laat zien. ‘En we hopen dan maar dat de ouders die over de schouders meekijken ook het een en ander meekrijgen van wat de kinderen allemaal herkennen van geschiedenis op school,’ zegt hij terwijl hij me monter voorgaat door de geschiedenis.

Want zo is het wel opgezet. De tentoonstelling draagt de naam de Canon van Nederland (u weet wel, die vijftig thema’s, zoals Floris V, Rembrandt, de eerste spoorlijn en Aletta Jacobs, die een speciale commissie in 2006 presenteerde als de ‘vensters’ op onze nationale geschiedenis), maar het centrale plein van de tentoonstelling is niet omgeven door vijftig thema’s maar door tien halfopen paviljoens die samenvallen met de tien tijdvakken die scholieren nu allemaal krijgen onderwezen: van jagers en boeren tot aan televisie en computer.

Tekst loopt verder onder de afbeelding.

Trijntje, het oudste in Nederland gevonden skelet

'Bij Trijntje begint alles, 7500 jaar geleden: het oudste skelet dat in Nederland is gevonden, bij de aanleg van de Betuwelijn.'

gastheer Boris de Munnick

Trijntje

‘Vijftig was wat veel,’ legt de Munnick uit. ‘In elk tijdvak komen wel een paar vensters aan de orde, maar wie ze allemaal op een rij wil zien, van de hunebedden tot Europa, die kan terecht in een aparte zaal. Gaan we zo naartoe. Maar eerst dit. Kijk, hier begint alles, dit is Trijntje.’

Hij blijft staan bij een vitrine waarin onder glas een skelet languit in het zand ligt, als Doornroosje die door een misverstand 7500 jaar vergeefs op een prins heeft gewacht. ‘Het oudste skelet dat in Nederland is gevonden, bij de aanleg van de Betuwelijn,’ zegt de Munnick. We kijken even in stilte.

‘Ze is het echt,’ zegt hij dan. Daar ligt ze, hier begint alles, 7500 jaar geleden. Ze is weliswaar omgeven door in het oog springende installaties die taferelen en sensaties uit de late steentijd oproepen, maar dat Trijntje er zelf bij is, en dat er in de vitrine even verderop een handvol echt neolithische gebruiksvoorwerpen zijn uitgelicht, dat geeft de tentoonstelling een echtheid die nergens door te vervangen is.

De Munnick troont me mee naar een enorm beeldscherm waarop kanotaferelen uit het dagelijks leven van het Neolithicum te zien zijn en apparaten met games waarin je virtueel een hert kan najagen of op de bosgrond de schijf van vijf van de late steentijd bij elkaar kan verzamelen.

Tekst loopt verder onder de afbeelding.

Virtueel door de geschiedenis swipen

virtueel

Ik moet denken aan die ene vergadering die ik een jaar of zeven geleden mocht bijwonen van de conservatoren in spe van het mislukte Nationaal Historisch Museum, dat er nooit gekomen is. Het was een initiatief van Jan Marijnissen en Maxime Verhagen uit 2006, dat na veel onenigheid, ruzie, getouwtrek en historisch verantwoord gemuggenzift een voortijdige dood is gestorven. De arme uitvoerders hadden geen collectie tot hun beschikking en geen welwillende medewerking van de andere musea. Het verhaal van onze geschiedenis zou in dit gedroomde museum dan ook vooral virtueel moeten worden verteld. Ik herinner me een opmerking van een van de directeuren dat het ook wel zonder toelichtende teksten zou moeten kunnen, en al helemaal zonder chronologie. Het was zoeken geblazen in die ene vergadering, de verbeelding maakte overuren, uitleg leek ballast.

Het stierf onvermijdelijk in de knop, en in plaats daarvan is er nu deze tentoonstelling gekomen, waaraan wél allerlei musea meedoen, en waarin wel allerlei mooie historische stukken te zien zijn. De nadruk ligt hier veel meer op het inlevingsvermogen dan op de verbeelding. Het openluchtmuseum heeft geprobeerd om de bezoekers een idee te geven wat het voor henzelf zou betekenen om in de verschillende tijdvakken te moeten leven.

Tekst loopt verder onder de afbeelding.

In het huis van Willem Blaeu

identificatie

Zo is er een kieswijzer die je helpt om in 1574, het jaar van het Beleg van Leiden, te besluiten of je de kant van de Opstand of die van Spanje zou kiezen. In het paviljoen over de jaren dertig loodst een stemwijzer met sympathiek-populistische vragen de argeloze bezoeker zo maar in de armen van de NSB. En een ruilspel van inheemse tegenover Romeinse producten maakt duidelijk dat de komst van de bezetter uit Rome destijds ook z’n lichte kanten had.

‘Ik heb vijgen, olijfolie en een kip,’ zegt De Munnick, ‘heb jij alleen die vis?’

En overal zijn kleinigheden aan de tentoonstelling toegevoegd om je te laten voelen wat eerst gebeurde en wat daarna, hoe lang alles geleden is, hou oud de dingen zijn. Om de identificatie te bevorderen toont elk tijdvak in een soort magische spiegel een driedimensionale projectie van je historische evenbeeld. Zo leer je hoe je er, je geslacht en leeftijd in aanmerking genomen, aan toe zou zijn in het tijdvak van het paviljoen waar je je op dat moment bevindt.

'Alles zet je aan het denken. Geen enkele gemaakte keuze is zonder achtergrond en zonder effect.'

Mathijs Deen over de tentoonstelling

Dit is wat de tentoonstelling wil; dat je tegen de achtergrond van de geschiedenis, bij jezelf te rade gaat. En alle van schuld en trots ontdane bedoelingen ten spijt, betekent dat ook dat je je geneert als je een negentiende-eeuws gezelschapsspelletje ziet, een soort halma, waar je onbekommerd op opstandelingen uit Atjeh kan schieten, of dat je als toeschouwer van een slavenkeuring op Curaçao bevangen wordt door ongemak, schaamte of boosheid. De tot slaaf gemaakte mannen die er ter keuring zij aan zij op een verhoging staan, zien er overigens niet uit als slachtoffers, maar als mooie sterke mannen in de kracht van hun leven. Alles zet je aan het denken. Geen enkele gemaakte keuze is zonder achtergrond en zonder effect.

De vijftig vensters van de canon zelf prijken in een aparte zaal op de canonwand; breed als een zaal, lichtgevend als een kermistent, en te bepotelen als een iPad. De aangetikte vensters rollen uit, verwijzen naar elkaar, tonen foto’s en teksten.

‘Marijnissen heeft deze al gezien,’ zegt De Munnick. ‘Hij schoot meteen op het venster Srebrenica af en begon alle teksten aan te toetsen en te lezen. Natuurlijk schudde hij z’n hoofd en vond hij het allemaal net niet goed of te kort geformuleerd. Hij heeft er een boek over geschreven, dus ja, doe het dan maar ’ns precies goed. Dat kan je bijna niet voorkomen. Dat zal heus nog wel vaker gebeuren, met andere specialisten die andere boeken geschreven hebben,’ besluit hij.

Op weg naar de uitgang blijf ik nog even drentelen bij het paviljoen waar het huis en atelier van de zeventiende-eeuwse cartograaf Willem Blaeu zijn nagemaakt. Ik zie met warmte hoe hij de wereld in kaart bracht, de aarde op papier ontsloot. Ik geef een zwengel aan z’n drukpers en even, heel even, ik kan het niet tegenhouden, voel ik toch echte bewondering en trots.

Ik kijk om me heen of iemand het gezien heeft. Niemand. Gelukkig maar.