Toen hij hoorde dat de striptekenaar van Asterix, Albert Uderzo, in het museum was, beende conservator prehistorie en archeoloog Flemming Kaul zijn kantoortje uit, spoedde zich over de binnenplaats van het Deens Nationaal Museum in Kopenhagen en tikte de striptekenaar op zijn schouder.
‘We hebben in onze collectie iets wat u beslist moet zien,’ zei hij, ‘een ketel om precies te zijn. Er staat een afbeelding op, die u moet interesseren.’
‘Natuurlijk ken ik de ketel,’ zei Uderzo. ‘Ik ben hier omdat ik hem nu eens met eigen ogen wilde zien.’
‘Laat me u voorgaan,’ zei Kaul.
Even later stonden beide mannen bij de Ketel van Gundestrup en staarden in het binnenste. De prehistorische ketel is zowel aan de binnen- als de buitenkant overgroeid met voorstellingen: beesten, goden, mensen, voorwerpen. Natuurlijk ging de aandacht van Uderzo vooral uit naar de scène van Keltische strijders die in een rij staan te wachten voor een ketel. Een godin dompelt de een na de ander onder in de ketel, en degenen die de onderdompeling hebben ondergaan zijn veranderd in onoverwinnelijke krijgers.
Net als Obelix.
‘Dit is de ketel die ons op het idee heeft gebracht van de ketel in het Gallische dorp,’ zei Uderzo.
De ketel, die op z’n vroegst rond 150 voor Christus is gemaakt, is een van de meest omstreden voorwerpen uit de late ijzertijd. Hij lijkt gemaakt in Thracië; het grensgebied tussen Bulgarije en Roemenië. Maar een belangrijk deel van de voorstellingen zijn Keltisch, dat wil zeggen: er zijn Kelten in de ketel afgebeeld, zij het op een Thracische manier. Dat alleen al is voldoende voedingsbodem voor archeologische controverse. Wie waren die Kelten? En hoe kwamen ze terecht op een Thracische ketel?
Wat het raadsel compleet maakt is dat deze ketel in 1891 door Deense turfstekers is aangetroffen in het veen van Jutland, in het noorden van Denemarken dus. Hier waren Kelten noch Thraciërs ooit geweest. In Jutland woonden in 150 voor Christus mensen die in de oudheid de Cimbri werden genoemd. Wie wil weten hoe die eruit zagen kan in Denemarken terecht bij de veenlijken, zoals de man van Tollund.
De ketel van Obelix blijkt een vat vol raadsels. Volgens Flemming Kaul is de ketel gemaakt als een bezegeling van een bondgenootschap tussen Thraciërs en Kelten, maar geroofd door de Cimbri, die door Europa zwierven en plunderden, omdat een natuurramp ze uit Denemarken had verjaagd. Tussen 113 en 101 voor Christus raakten ze met de Romeinen in gevecht. Rome sidderde. Het gerucht ging dat ze snel waren als water, gevaarlijk als bliksem en dat ze ketels meevoerden waar ze onuitsprekelijk barbaarse dingen mee deden.
Voor OVT maakte Mathijs Deen een reconstructie van de omzwervingen van de ketel van Obelix. Luister op NPO Radio 1, 11.25-12.00 uur
Tekst: Mathijs Deen. (VPRO Gids 2017 #9)