O'Hanlon laat ons kennismaken met zijn helden uit de negentiende eeuw, de tijd waarin hij zelf het liefst geboren had willen zijn. In de tweede aflevering van het eerste seizoen reist O'Hanlon de ondekkingsreiziger Paul du Chaillu (1831 - 1903) achterna. Chaillu was de eerste blanke die het bestaan van de gorilla, pygmeeën en kannibalen beschreef.

Tekst en foto's: Caroline Ligthart

Op zoek naar kannibalen

We reden op de evenaar en van noord naar zuid en ook weer terug. Langs de kant van de weg was het groen bedekt onder een laag roodoranje stof, veroorzaakt door de te hard rijdende vrachtwagens, die opvallend vaak in de greppel eindigden. Op zijn kop of kant. Bruggen op instorten en bochten die hoe dan ook te krap genomen werden. Hier heeft elke bereikte eindbestemming een verbazing in zich. En al die mensen die je altijd, zelfs in de hoofdstad, vriendelijk groetten. Zo nu en dan stromend water, een gebruikte zeep compleet met krul. Beestjes op de wc.

We kregen geen brood omdat de gist die dag heel toevallig niet gerezen was. Ontmoetten een man die het hart van een hond aan zijn vrouw gaf om haar trouw te houden of te laten zijn, maar haar daarna nooit meer kon verlaten omdat ze dan zou sterven van verdriet. We zagen de gespierde lijven van mannen die zich wasten in wit schuim bij de rivier en het sloffen van de vrouwen, alsof elke afstand per definitie een lange is. En nog altijd, nog altijd zijn er de sorcerers die hun sporen achterlaten.

Wij waren in het zwarte middelpunt, waar we op een matje onder een laken de geluiden van de jungle door het tentzeil lieten komen, terwijl veertien zwarte mannen ons omringden met kaartspel en gegiechel. En even na middernacht, toen we dachten te slapen, kwamen de Fang en Pygmeeën aan ons bed om te verhalen over kannibalisme en fetisj en witte energie waarvoor de dood het offer was. 

We reden uren over, en op, en door de gaten van de wegen die ons klein kregen, wat we niet wilden toegeven. We hoorden het gekuch van een luipaard, geschreeuw van gorilla’s en liepen het olifantenpad.
We waren in Afrika. Het Afrika van Du Chaillu.

Gabon: West-Afrika
Hoofdstad: Libreville – in 1849 gesticht door de Fransen. Tot 1960 Franse kolonie.
Bevolking: grootste etnische groep Fang  (33%).
Oorspronkelijke bewoners: Pygmeeën (nu 1%)
Talen: Frans en nog veertig talen, waaronder Fang, Pounou, Kota, Téké Myene, Nzebi,  Bapounou/Eschira, Bandjabi
Godsdienst: 60% Christen, 39% Animisme
Regeringsvorm: republiek
President: Ali Ben Bongo Ondimba
Oppervlakte: 267.667 m2. (6,5 keer Nederland)
Kustlijn: 885 kilometer
Zon in juli: vijf uur per dag
Gemiddelde dagtemperatuur: 24° c
Gemiddelde vochtigheid: 81%
Regen: 0 mm per dag

natuurlijke historie

Paul Du Chaillu (1831-1903), een slippertje van zijn Franse vader en een moeder die een vierde zwart was, werd in Reunion geboren. In plaats van problemen te voorkomen, nam zijn vader zijn bastaardzoon mee naar Parijs en later naar Libreville, waar hij opgroeide. Vader Chaillu zat in de handel en tijdens de eerste vier jaar in Gabon ging Paul mee op de commerciële reizen die hij maakte. Dus toen Du Chaillu jr. op zijn vierentwintigste zijn eigen expedities begon, was hij gewend aan het klimaat en sprak hij de talen van de stammen die aan de kust leefden. Aanvankelijk werd hij gezien als een bedreiging. Men was ervan overtuigd dat hij ivoor wilde inkopen en alleen uit was op commercieel gewin. Het tegendeel was het geval. Du Chaillu was geïnteresseerd in Natural History en nieuwsgierig naar de manier van leven van de diverse stammen. Maar omdat blanken nooit geïnteresseerd waren in de bevolking, werd hij gewantrouwd. Afgezien van zijn interesse wilde Du Chaillu de eerste zijn. En dat was hij. Hij was de eerste blanke die een gorilla zag, hij was de eerste blanke die in aanraking kwam met de pygmeeën en hij was de eerste die schreef over kannibalisme. Redenen genoeg dus voor Redmond om Du Chaillu als held te beschouwen en meer van hem te weten willen komen.

wild getoeter

We zijn in Libreville aangekomen en rijden dwars door de stad langs winkels volgepropt met gekleurde plastic spullen, er zijn horden mensen op de been. Op een hoek staan mensen te schreeuwen bij een taxi. Hier zit je nooit alleen in een auto. De eerste bepaalt de richting en anderen sluiten zich aan, maar onderhandelen eerst over het bedrag en dat kan blijkbaar niet op een normale geluidssterkte. De taxi’s hangen standaard laag op de weg door al dat gewicht at er in zit. Op het kruispunt loopt het verkeer vast, wild getoeter dat niets uithaalt, en mensen die tussen al die auto’s door lopen, gebarend dat we in moeten houden. Veel Vlisco dat voorbij komt. Veel primaire kleuren. Voorin de Jeep klinkt gebrom, Redmond geniet. Hij laat de warme tropenwind door zijn whiskers waaien en is gelukkig.

In het hotel ontmoeten we onze tolk Daniël Boungou Mayengue. Hij heeft zich voor ons uitgedost. Een zwart pak, stropdas met strepen die interfereren en glanzende schoenen met bijpassende glimmende witte tanden. Hij is een vrolijke uitgave van Mandela. Zijn Engels is perfect. Hij studeerde in Engeland, was onder andere journalist voor de BBC, werkte op de Amerikaanse Ambassade en is nu freelance reporter in Gabon. Hij zal Redmond ondersteunen met het Frans. Ook ontmoeten we Christian Ella. Hij is chauffeur van het Wereld Natuurfonds en rijdt ons de komende dagen rond. Onderweg zal hij veel vertellen over de gebruiken van het land. Hij is de perfecte gids.

feticheur

Wij reizen Du Chaillu achterna, alleen dan per jeep. Dat is nogal een verschil vergeleken met zijn manier. Hij ging te voet, met een kapmes in zijn hand om zich een weg door het oerwoud te banen. Wij stuiven het land door en vinden dan nog dat het allemaal lang duurt. Maar voordat we het land intrekken moeten we ervoor zorgen dat Redmond beschermt wordt tegen onheil en rampspoed. Dus gaan we naar een feticheur, iemand waar je naar toe gaat als je problemen hebt, van welke aard dan ook, maar ook iemand die het goede over je afroept en het kwade op afstand houdt. Die moeten we hebben. In Gabon kennen ze namelijk ook de sorcerer, die ingeschakeld wordt om kwaad te doen. Daniël vertelt me dat zijn broer naar een sorcerer ging om te klagen over zijn buurman. Nog geen twee dagen later was de buurman dood. De broer ging weer terug naar de sorcerer om hem te melden dat dat dan toch niet de bedoeling was geweest, maar hij moest wel oppassen, anders werd hij zelf als lastpak beschouwd en wie weet hoe het lot dan zou zijn gelopen. De sorcerer had totaal geen boodschap aan de klacht van de broer. Had hij maar niet moeten komen.

We zijn bijna bij feticheur Assosa, maar plotseling gaat de weg over in een meertje dat te diep is om met de Jeep te doorkruisen, dus moeten we door het water lopen om hem te bereiken. Daniël roept nog naar Redmond dat hij zijn pijpen moet opstropen. ‘Yeah, yeah,’ zegt Redmond en loopt met zijn broek in zijn sokken het water in. Er zijn een paar regels die O’Hanlon nooit zal overtreden: zijn bakkebaarden afscheren of in het buitenland rondlopen zonder dat zijn broek in zijn sokken zit gepropt. Hij is bang voor bloedzuigers, teken of ander klein spul dat omhoog kan kruipen naar de vochtige warme plekken van zijn lijf.

Assosa vroeg van te voren aan de redacteur of hij zijn speciale kleding zou aantrekken: zijn rieten rok en veel sierraden, of  ‘gewoon’. De redacteur koos voor ‘gewoon’. Dus ontvangt hij ons in een glimmend synthetisch mouwloos shirt waar Heat opstaat. We weten waar we aan beginnen. Ik krijg een handkus.

Het pad dat naar het huis van de tovenaar leidt is steil. Er liggen tientallen kledingstukken op de grond te drogen. Als we bij de hutten aankomen, krioelen de kinderen meteen om ons heen. Redmond moet zijn overhemd uitdoen, krijgt oranje poeder op zijn voorhoofd gesmeerd, moet even lekker manlijk brullen - alleen het op de borst kloppen ontbreekt - en wordt dan in een bladeren hutje gezet waar hij boven een vuurtje moet hangen. De damp kringelt langzaam omhoog.  Dan ontploft er iets in het vuur. De cameraman vraagt of dat nog een keer kan. De feticheur is verontwaardigd. ‘Natuurlijk niet. Dat zijn de geesten, daar heb ik niets over te zeggen. Het was een teken van goedgezindheid.’

Na het stoomhutje wordt er fetisj voor Redmond gemaakt, bestaande uit een pluk van zijn eigen haar en nagels. Redmond zet er zijn vraagtekens bij omdat hij ervan overtuigd is dat je nooit je eigen materiaal moet gebruiken om kracht te genereren. Het wordt spannend. Maar volgens Asossa zal Redmond niets overkomen, als hij zou willen kan hij zelfs wilde beesten op zijn schoot nemen. Ze zullen zich mak als een lammetje tegen hem aanvlijen. Wellicht had Redmond het ook zonder dit bezoek gered, want hij heeft al een fetisj waarvan overigens niet helemaal duidelijk is wat het is. Er zou een stukje van een kindervinger in het smoezelige zakje kunnen zitten. Een kootje van een aap behoort ook tot de mogelijkheden. Redmond heeft het in ieder geval altijd bij zich omdat het volgens hem appelleert aan het onderbewuste, en je weet tenslotte maar nooit. ‘Het is een gekke gewoonte, want je weet niet wat het met je doet totdat je dat ding kwijtraakt. Dan komt de paniek en weet je pas hoeveel waarde je eraan hecht.’

We dragen een kruis om onze nek, dat is een fetisj. Elke zondag drinken we het bloed en eten we het lichaam van God. Dat is kannibalisme. Ook ons geloof is gebouwd op een ritueel offer.

Redmond O'Hanlon

missionarissen

Na ons bezoek aan de feticheur rijden we naar Guy Rossatanga Rignault, docent aan de universiteit en adviseur van de president Ali Bongo Ondimba. We ontmoeten hem in Baraka Mission, waar de eerste kerk van Gabon staat. Ik krijg meteen een goed beeld van de werkwijze van missionarissen. De neef van Rossatanga vangt me op, terwijl de anderen een interview opnemen in de auto. De neef negeert mij volkomen als ik zeg dat hij even moet wachten omdat hij anders de opnamen verstoort, en loopt linea recta op de auto af. Daar wordt hij meteen weer weggestuurd, maar zodra hij zijn kans schoon ziet, drijft hij ons allemaal de kerk in en krijgen we een eindeloos verhaal over de missionarispost, waarbij Christian ostentatief zijn hoofd in zijn nek legt en met open mond in slaap valt. Maar de zendeling is niet te stoppen. Het woord moet doorgegeven worden. Redmond doet net alsof hij luistert naar de vertalingen die Daniël in zijn oor fluistert. Het is maar goed dat hij niet weet dat Redmond missionarissen verafschuwt.

‘Waarom zou je aannemen dat het christelijke geloof beter is dan Animisme en Fetisjisme, wat is er zo superieur aan? Wij dragen een kruis om ons nek, dat is een fetisj. Elke zondag drinken we het bloed en eten we het lijf van god. Dat is kannibalisme. Ook ons geloof is gebouwd op een ritueel offer.’ Daniël denkt heel anders over de missionarissen. Zodra we in de auto zitten, haalt hij zijn bijbelwerkboek uit zijn toilettas, leest volkomen geconcentreerd en doet hij de opdrachten die erin staan. Hij staat om vier uur op omdat dat zo’n vredige tijd is. ‘Je hoeft nergens anders aan te denken. Alleen maar aan god. Ik wil van god horen.’ Daniël is ervan overtuigd dat de missionarissen veel goeds hebben gebracht. De mensen die gewelddadig en agressief waren werden zachter. Dankzij de bijbel, want daar staat in dat je vredelievend moet zijn. Maar de missionarissen hebben inderdaad waardevolle dingen afgepakt, dat hadden ze niet moeten doen.

Toch is negentig procent van het werk van de missionarissen goed.’ Daniël gaat er ver in. Zijn grootmoeder had goed landbouwgereedschap en dat leverde haar een rijke oogst op. De missionarissen hebben het afgepakt omdat ze er te veel in geloofde. Hij vindt dat een goede zaak want ze werd Christen.  

duiveluitdrijving

We houden het nog even bij het geloof en wonen een kerkdienst bij waar een duiveluitdrijving zal plaatvinden. De bezoekers bestaan voor negentig procent uit vrouwen, die zich prachtig hebben aangekleed. In de hoek van de kerk zitten een paar muzikanten te trommelen. Het is een prettig druk en lawaaierig geheel, onvergelijkbaar met onze kerkdiensten. De dominee, groot en dik, laat de gemeente een rij vormen. Alle gelovigen hebben spullen bij zich: een fles water, eieren, ananas, wc-papier, cola, gecondenseerde melk. Als ze hun product afgeven worden ze gezegend. Daarna zijn de kinderen aan de beurt. Ze staan gehoorzaam te wachten, en schuiven langzaam op naar voren. Eenmaal vooraan wordt hun hoofd naar achteren getrokken en krijgen ze een smak water in hun gezicht wat de dominee met een takkenbosje over ze uit slaat. De muzikanten trommelen er heftig op los. De dikke dominee schreeuwt, zingt en danst. ‘Ik ken een man die overal pijn heeft, maar in het ziekenhuis vonden ze niets, dus ging hij naar de sorcerer. Maar het is allemaal hekserij. Daarom zijn we hier om het op te lossen. Amen?’ En de gemeente antwoordt: ‘Amen!’

Er komen drie vrouwen naar voren om alle narigheid die ze in zich hebben uit te laten drijven. De dominee vraagt dreigend: ‘Ben je er klaar voor, want ik ga bij je binnentreden.’ Doodse stilte in de kerk. De vrouwen worden onwel, raken in trance, en worden geslagen met een rozenkrans. Het bolle vriendelijke gezicht van de dominee staat strak. Eén vrouw zit geknield voor zijn voeten en maakt golvende bewegingen met haar bovenlichaam terwijl op de achtergrond een koortje zacht zingt.

Voor de dominee is het eenvoudig. De mensen moeten noch naar een sorcerer, noch naar een feticheur. Daar is de kerk tegen. Als god soms niet meteen reageert, moet je gewoonweg vertrouwen. En over de vinger in Redmonds zakje is hij heel duidelijk. ‘Het is heel gevaarlijk want de duivel doet niets voor niets. Hij moet naar de kerk.’ Ik geloof niet dat Redmond echt oplette.  

rituele moorden

O'Hanlon wordt door Rossatanga meegenomen naar het kerkhof van Baraka. De graven liggen grotendeels bedolven onder stapels plastic bloemen. Het gesprek gaat van kannibalisme over op rituelen moorden in deze tijd. Rossatanga: ‘Alle politici gebruiken witchcraft. Voor de verkiezingen is het aantal rituele moorden hoger dan normaal. Het zijn vooral kinderen van een tot twintig waar men op uit is, meisje of jongen, maakt niet zoveel uit. Men is ervan overtuigd dat door het eten van bepaalde lichaamsdelen aan kracht gewonnen wordt, dat ze energie krijgen. Energie die je zelf niet kunt opladen. Elke maand worden er kinderen gevonden. Het probleem is dat het idee dat dit noodzakelijk is om een hoge positie te bereiken, verankerd zit in het denken van de Gabonezen. Er is geen ontwikkeling omdat mensen niet in werken geloven. Ze geloven in fetisj. ’

Wij ontmoeten een aantal mensen die een kind hebben verloren aan deze praktijken. Samen met Bika Germain en Jean Elvis Ebang Ondo zit ik op een boomstronk op het strand. Het is een adembenemende locatie, en ik kan me niet voorstellen dat ik op een plek ben waar kinderen zijn afgeslacht. Een paar meter van waar we zitten, heeft Bika haar zoon van negentien teruggevonden. Zijn tong, lippen en oren afgesneden, zijn hoofd kaalgeschoren, zijn voeten opengesneden om het bloed af te tappen. Het gebeurde in 2008. Haar zoon kwam op een avond niet thuis en ze was onmiddellijk doodongerust. Bika heeft de hele buurt afgezocht, ziekenhuizen gebeld, politiebureaus, maar niemand wist waar hij was. Na twee dagen zag ze toevallig een item op de lokale tv waarbij ze lieten zien dat er kinderen op het strand waren gevonden. Ze ging er heen en vond haar zoon. Opgezet door het water. Onteerd.

Ze herkende hem aan zijn tatoeage. ‘Ik bid elke dag naar de heer om het beeld te laten verdwijnen van mijn zoon hier op het strand. Ik krijg het niet weg, ik leef op tranquilizers. Er is geen onderzoek geweest, en ik wil gerechtigheid. Elke dag ga ik naar het politiebureau. Die zeggen: “We hebben zoveel gevallen als dit.” Ze zeggen: “Leg het in Gods handen.”’ Bika wil weg uit Gabon en vraagt mij haar mee te nemen naar Nederland. Ze wil een man. Ze heeft geen werk, maar ook geen beroep. Ze schrijft haar nummer voor me op.

Ik dacht dat ze alleen doden gebruikten voor fetisj. Dat ze kinderen daar speciaal voor doodmaken om krachtiger te worden is te afschuwelijk voor woorden.

Redmond O'Hanlon

te afschuwelijk

Ebang Ondo vertelt dat er tot voor kort geen regels waren. ‘Vier jaar geleden is er een ministerie van Human Rights opgezet, maar mensen trekken zich niets van de wetgeving aan. Het maakt ze niet uit. De wet is een stuk papier. Het rituele slachten is erger geworden want de competitie is groot en mensen geloven er echt in.’ Hij duwt een boek onder mijn neus met een foto van zijn zoon toen hij nog leefde. Dan slaat hij de pagina om en zie ik hem liggen, op het strand. Naakt, met afgehakt geslachtsdeel. Twaalf jaar.

In het boek staan niet alleen de meest afschuwelijke foto’s van slachtoffers, ook staan er cijfers:

Aantal doden per jaar:                       Leeftijd:

2003 – 9                                             0 -6      32

2004 – 3                                            7-12     39

2005 – 15                                           13-18   19

2006 – 18                                           19-38   38

2007 - 10                                            39-58   23

2008 – 20                                           59+      14

Ebang Ondo heeft een vereniging opgezet met andere ouders van slachtoffers. Ze zijn er tot nu toe niet in geslaagd om ook maar iets te veranderen.

Later die dag rijden we langs een groot reclamebord: ‘Est-ce qu j’ai l’air de manquer de force?’ Zie ik eruit alsof ik kracht mis? Na de gesprekken op het strand pakken we stil onze spullen bij elkaar en draaien de weg op naar het noorden. Dit is in ieder geval een ontdekking die Redmond liever niet had willen doen. ‘Ik dacht dat ze alleen doden gebruikten voor fetisj. Dat ze kinderen daar speciaal voor doodmaken om krachtiger te worden is te afschuwelijk voor woorden.’

mensenvlees

Du Chaillu heeft het niet over kindermoord in zijn boeken, wel schrijft hij uitgebreid over kannibalisme, en natuurlijk over de pygmeeën en de gorilla. Zijn gedetailleerde beschrijvingen van hetgeen hij had gezien en meegemaakt werden echter niet serieus genomen. Het werd beoordeeld als vals en zijn reis naar het binnenland was volgens zijn tijdgenoten pure fictie. Hij kreeg zo’n slechte pers omdat hij geen wetenschappelijke achtergrond had, onontbeerlijk om in die tijd serieus genomen te worden. Toch had Du Chaillu genoeg bewijzen. Hij stuurde huiden van gorilla’s naar Engeland, hij slaagde er zelfs in om een levende mensaap naar Londen te verschepen. En het bestaan van pygmeeën werd al heel snel door andere ontdekkingsreizigers bevestigd.

Vreemd genoeg was het kannibalisme in zijn tijd geen controversieel onderwerp, heden ten dage des te meer. Niemand wil het onderkennen. Nu claimen de mensen die we erover spreken dat de kustvolkeren dat verhaal hebben verzonnen om mensen te verhinderen naar het binnenland te trekken om handel te drijven. Maar wat moeten we dan met alle verhalen uit de boeken van Du Chaillu? Hij weigerde te eten uit de kookpot van de stammen omdat hij bang was dat er mensenresten in zouden zitten. Hij beschrijft dat hij in een dorp een vrouw ziet lopen met een deel van een heup onder haar arm. En dit zijn slechts twee voorbeelden. Redmond is ervan overtuigd dat ze mensenvlees aten zoals wij varkensvlees. Hij hoopt een oude man te vinden die zich kan herinneren dat zijn opa mensen at.

hobbelen

Eigenlijk zijn er maar twee wegen die Gabon doorkruisen, een van noord naar zuid en een van Oost naar West. De rest is slecht begaanbaar, zandwegen met eindeloos veel kuilen om te omzeilen, wat een onmogelijke opgave blijkt. We gaan met de auto omdat de vliegtuigen om onduidelijke redenen niet opstijgen. In de Jeep is het proppen: de crew van vier man, Christian, Daniël en Redmond en dan nog een deel van de apparatuur die ons voortdurend in de weg zit. Halverwege de route komt er nog iemand bij. Als ik de onze oerwoudgids zie moet ik even slikken. Sosthène NdongEbiang die als Conservateur bij het National Parc Minkébé werkt, weegt minimaal 125 kilo. Met z’n zessen lekker dicht en warm tegen elkaar aan achterin de Jeep, rijden we zo’n negen uur en dan zijn we nog niet op de plaats van bestemming. Het doet een aanslag op onze karakters, die we graag mooi willen houden. Dus raken we in trance van het hobbelen. De geluidsman, geplet tussen twee mannen, zegt tegen niemand in het bijzonder: ‘Ik sluit gewoon een deel van mijn persoonlijkheid af omdat ik hier niet wil zijn.’ We reageren niet. We begrijpen precies wat hij bedoelt. 

Het land is prachtig en zeer dun bevolkt. Slechts veertig procent van de Gabonezen woont op het platteland. Als we bij een redelijk groot dorp komen stoppen we om wat te eten. In een donker café hangt boven elk tafeltje een opener aan een touwtje. Heel handig voor het openen van de Cola die ze hier mengen met rode wijn uit een kartonnen pak. Nootjes krijg je in een klein plastic zakje dat helemaal opgedraaid is. Om er bij te komen hou je het hoog in de lucht zodat het zakje vanzelf tegengesteld om zijn as draait om zich weer uit te wikkelen. Er staan overal plastic stoelen, twee op elkaar gestapeld en het is niet de bedoeling om die van elkaar halen. Dan is het geheel steviger. We rekken en strekken en zijn weer tevreden.

sterk en trots

Hier in de noordelijke regio zitten we midden tussen de Fang, die zo’n drieëndertig  procent van de bevolking uitmaken. Ze komen oorspronkelijk uit Noord-Oost-Afrika en trokken oorlogvoerend naar het zuiden. Ze hadden fantastische wapens, speren en messen. Ze staan te boek als vechters, maar ook als menseneters. Een reden dat het nog steeds lastig is voor een Fang om niet-Fang vrouw te vinden. Dus toch? ‘Nee,’ zeggen onze oerwoudgids en chauffeur: ‘Het zit in de hoofden van de mensen. We waren er niet bij, dus zeker weten doen we het niet, maar het is niet waar.’ Afgezien van de gewoonte al dan niet mensen op te eten, hebben de Fang meer tradities. Het is gebruikelijk een bruidsschat te betalen voor de vrouw. Als de man overlijdt, hoeft ze niet uit de familie. Ze gaat simpelweg naar een broer, ook al is die getrouwd. Is die er niet, wordt een neef de gelukkige. Als er helemaal geen opvolger is, dan is ze vrij, maar als ze hertrouwt moet ze de bruidsschat aan de familie terugbetalen.

Christian en Sosthène hebben tot nu toe één vrouw. Verder hebben de Fang een sterke band met hun voorvaderen. Om die te eren moeten de kinderen de hele familiestamboom kennen. Tot de vijftiende generatie. De achternaam van Christian bestaat uit alle namen van zijn voorouders. In vroeger tijden was het de vader van de man die bepaalde hoe het kleinkind genoemd werd, maar die gewoonte hebben ze losgelaten. Wat kenmerkt de Fang nog meer? Sosthène: ‘We zijn sterk en trots en solidair omdat we denken dat je er alleen niet komt. Alle dorpen hebben een plek waar de mannen zich terugtrekken om belangrijke beslissingen te nemen voor de hele gemeenschap. Daar wordt de informatie overgebracht.’ We spreken een oude man die een beetje moet lachen als hem gevraagd wordt naar het kannibalisme van de Fang. ‘Dat waren de pygmeeën. De Fang vochten, maar aten geen mensen.’

bedankt

Op een bank voor een café zit de dorpsgek, een oud-onderwijzer die naar eigen zeggen op de Sorbonne in Parijs heeft gestudeerd. Hij praat op zeer luide toon en hij maakt zich bezorgd om ons. Hij schreeuwt elke keer dat de informatie die wij krijgen niet klopt. ‘Du Chaillu heeft de gorilla helemaal niet ontdekt. Nee, nee, de gorilla’s waren er al lang voor Du Chaillu.’ Redmond wil graag weten hoe het met de kannibalen zit. ‘Vroeger aten ze mensen, maar toen hebben ze gezegd: doe dat nou maar niet meer, eet liever eieren of wild. Maar toch doen ze het nog steeds: in corned beef zit mensenvlees. Ze zijn er helemaal niet mee gestopt. En je mag best mensenvlees eten, het is alleen verboden om ze dood te maken.’

Met deze relevante informatie op zak lopen we terug naar ons hotel. Heeft Redmond de afgelopen dagen iets nieuws ontdekt? ‘Ik dacht dat ik veel wist van Du Chaillu, maar dat is toch niet helemaal waar. Ik wist bijvoorbeeld niet dat hij een quadroon was. Maar het was natuurlijk om zijn eigen zwarte roots dat hij zoveel sympathie had voor de mensen.’

We komen langs een man die we interviewden. Redmond bedankt hem nogmaals waarop de man iets schitterends antwoordt: ‘Ik moet u bedanken dat u helemaal hierheen bent gekomen om achter dingen van vroeger te komen.’

kijk meer

Bekijk hier het tweede deel over Paul du Chaillu:
Op zoek naar King Kong (seizoen 1, aflevering 3)