Programmamaker Nicolaas Veul (34) heeft er sinds kort een huisgenoot bij, Otto. Otto is een ouderwetse speelgoedpop, een soldaat met alle attributen die je daarbij kunt verwachten: een helm en een pistool natuurlijk, maar ook een groter machinegeweer en zelfs twee verschillende soorten camouflagekleding. O ja, en een ss-pet. Otto (blond haar, blauwe ogen, made in China) komt namelijk direct van het front, meldt de doos: ‘Kharkov 1943’. De miniatuur-Totenkopf is uitsluitend om zo waarheidsgetrouw mogelijk te zijn, leert het opschrift en het is ‘op geen enkele manier een goedkeuring’ van daden die met dit of enig ander symbool geassocieerd worden.
Otto is voor dertig euro op de kop getikt op een militariabeurs, waar Veul nog wel meer gekke dingen zag, vertelt hij. ‘Bijvoorbeeld een poster van Hitler, of een echte ss-riem. Propagandaboekjes ook, waarin staat dat Joden ratten zijn: als je dat ziet en leest, word je niet goed.’ Veul stond op een gegeven moment nog met een trommel in zijn handen die 200 euro kostte. Die was namelijk van de Hitlerjugend geweest.
Luguber, morbide, je kunt er veel typeringen op plakken, maar de verkopers en verzamelaars zagen er geen kwaad in. Veul: ‘Die zeiden consequent: “Het is maar geschiedenis.”’
‘Het is maar geschiedenis’, kunnen we dat zeventig jaar na dato dan zeggen over de Tweede Wereldoorlog? Wat betekent die oorlog eigenlijk nog als we hem kunnen naspelen, met poppen, in games of ‘in het echt’ – en wat zegt de populariteit van nazizombies over onze omgang met de geschiedenis? Dat zijn de vragen die Veul stelt in de nieuwe vierdelige serie Nicolaas op oorlogspad, een zoektocht naar sporen in het heden van de Tweede Wereldoorlog.
In de vierdelige VPRO-serie Nicolaas op oorlogspad onderzoekt Nicolaas Veul in hoeverre de Tweede Wereldoorlog vandaag de dag nog leeft.
escape room
Daarvoor reist de televisiemaker onder meer af naar Normandië, waar een jaarlijkse re-enactment van D-Day plaatsvindt, gaat hij op pad met een groepje bunkergravers, bezoekt hij de première van de game Call of Duty: World War II en kijkt hij rond in de zogeheten Anne Frank-escape room.
Ook praat hij met overlevenden en Joodse jongeren – die ieder op hun eigen manier worstelen met de oorlog – duikt hij in de archieven van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (Niod) en ontmoet hij hedendaagse antifascisten en activisten.
Nicolaas op oorlogspad is daarbij vooral een persoonlijke zoektocht geworden, vertelt de maker, zelf van kinds af aan gefascineerd door de oorlog. Veul: ‘Ik speelde vroeger de hele tijd oorlogje en was dol op de game Wolfenstein. Rat-tat-tat, lekker nazi’s schieten. Ik weet ook nog wel dat ik altijd Hitler tekende in mijn schoolboekjes, of Anne Frank, toen het over haar ging.'
'Daar werd ik enorm door geraakt, vooral omdat ik het toen eigenlijk niet kon bevatten. Kijk, je kunt op die leeftijd wel begrijpen dat Anne Frank een lief meisje was en Hitler een slechterik, en lezen over al die mensen die vermoord zijn, maar het is zo groot dat bevatten niet lukt.’
Thuis werd er, zoals in veel Nederlandse families, eigenlijk niet of nauwelijks over de oorlog gesproken. Of in ieder geval niet écht: ‘Mijn oma moest bloembollen halen op de fiets en mijn opa vertelde alleen maar dat het verschrikkelijk was en dat we het niet mochten vergeten. Maar ja; hoe kan ik me iets herinneren dat zelf niet heb meegemaakt? Als kind probeer je die geschiedenis in te kleuren, haal je overal puzzelstukjes vandaan om grip te krijgen op die oorlog.'
'Alleen: wat word je dan aangeboden? Al die games en Hollywoodfilms hebben meer weg van oorlogspropaganda dan van de oorlog zelf. Ze gaan alleen maar over heldendom aan het front, over goed en kwaad en hoe het beste in de mens naar boven kan komen. Ook jíj kan een held zijn. Het is compleet losgezongen van hoe het toen echt was.’
‘Ik ga niet hypocriet doen, want ik speel ook gewoon de nieuwste Wolfenstein. En Call of Duty en Battlefield.’
doodsangst
Dat zijn perceptie van de oorlog en de beleving van mensen die hem hebben meegemaakt ver uiteenlagen, ontdekte Veul onder meer in een gesprek met meneer Moerman, die in mei 1940 tegen de Duitsers vocht. ‘Als hij naar een officiële gelegenheid gaat, neemt hij altijd een bordje mee met daarop de namen van gevallen collega’s. Ik had daar iets heel romantisch van gemaakt: dit zijn de mannen van Saving Private Ryan, of van Band of Brothers.'
'Dat sprak mij ook erg aan, die verhalen over heldendom en broederschap, dat het front het beste in de mens naar boven kan halen. Maar die romantische kant bleek er natuurlijk helemaal niet te zijn. Meneer Moerman draagt dat bordje niet uit kameraadschap, maar uit piëteit, vertelde hij. “Het waren mijn vrienden niet, het was oorlog, mensen schreeuwden, er was geen tijd voor praatjes of diepe banden.” Dat voelde echt als een klap in mijn gezicht. Wat had ik al die tijd wel niet gedacht?’
Veul pakt er een boek bij, War Is a Force that Gives Us Meaning van Chris Hedges, voormalig oorlogscorrespondent voor The New York Times. ‘Dit is het mythische idee dat films ons voorhouden: oorlog geeft betekenis aan je leven. Tja, wie wil dat nou niet? Maar wat Hedges ook schrijft: op het moment dat er geschoten wordt, verandert alles. Dat veroorzaakt een diepe doodsangst, er komen dingen naar boven die geen film kan laten zien, geen foto kan tonen en geen boek echt kan beschrijven.’
trauma
Veul vertelt met lichte gêne over zijn ontmoeting met meneer Moerman, die hem deed inzien dat de oorlog nog steeds moeilijk te bevatten is. Voor mensen die na de oorlog geboren zijn, maar ook voor degenen die hem meegemaakt hebben. ‘Heel veel verdriet uit die tijd komt nu pas naar boven. Meneer Moerman droomt er nog steeds over. En een andere man die ik sprak, zei dat de pijn alleen maar groter was geworden. Hij realiseerde zich eigenlijk nu pas dat hij zijn vader was verloren in een oorlog.’ Veul spreekt de laatste twee woorden nadrukkelijk uit om aan te geven hoe onwerkelijk dit eigenlijk is.
Het is ook een pijn die doorwerkt, stelt hij. In de laatste aflevering ontmoet hij concertpianist Iris Hond, wier Joodse opa als enige overlevende van de familie terugkeerde na de oorlog. Thuis werd daar nooit over gesproken, maar het verdriet werd wel degelijk gevoeld.
‘Het was een magneet, vertelde ze, waar ze continu naartoe getrokken werd: wat gebeurde daar toen? En zo verhuist het verdriet eigenlijk stilletjes mee en staat dat kind uiteindelijk met lege handen, want dit weet niet meer waar het precies vandaan komt. Trauma creëert trauma. Je moet echt van goeden huize komen, wil je dat doorbreken. Er zijn nu nog therapieën voor de derde generatie na de oorlog, mensen van mijn leeftijd, om dit te verwerken. Daar had ik vóór deze serie nooit bij stilgestaan.’
'Ik vind dat we wel beter mogen nadenken over wat we met de oorlog doen, besef dat die bij veel mensen nog altijd pijn doet.'
verketteren
Kortom, het is dus niet ‘alleen maar geschiedenis’. Dan toch even terug naar Otto, Wolfenstein en nazi’s beschieten. Kan dit allemaal wel in goed fatsoen bestaan naast de pijn en het verdriet van de oorlog? Veul wijst naar zijn verzameling boeken en films en de playstation, die prominent in zijn woonkamer staat.
‘Ik ga niet hypocriet doen, want ik speel ook gewoon de nieuwste Wolfenstein. En Call of Duty en Battlefield. Ik zit in de bioscoop op de eerste rij bij Dunkirk en vind Inglourious Basterds nog steeds hartstikke vet, maar ik kan mij er nu beter toe verhouden.’
Hij vervolgt: ‘Ik geloof niet dat we al die dingen ineens niet meer moeten doen, maar ik vind wel dat we beter mogen nadenken over wat we met de oorlog doen. Besef dat die bij veel mensen nog altijd pijn doet en dat veel van de mechanismen uit de Tweede Wereldoorlog daarna echt niet verdwenen zijn.'
'Dat verketteren van anderen, dat diepgewortelde racisme van de nazi’s, maar ook de volkswoede en hoe snel iedereen erin meeging: dat is altijd al zo geweest en dit zal waarschijnlijk nooit veranderen. Het zit in de mens. Maar hoe meer je van de oorlog vervreemd raakt, hoe groter het gevaar dat je die mechanismen ook niet meer herkent.’