Onderwijsmanager Bert Dekker heeft altijd hard gewerkt om de vele scholen die onder zijn hoede vielen zo goed mogelijk te laten presteren. In zijn eigen woorden valt er altijd wel wat te ‘door te schoffelen’ in het onderwijs.
Vage onzin had in ieder geval geen plek in het onderwijs, kinderen moesten gewoon zo goed mogelijk taal en rekenen leren. Gedurende zijn veertigjarige loopbaan werkte hij zich op van onderwijzer tot schooldirecteur en uiteindelijk bestuurder.
In die laatste hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor het uitvoeren van nieuw beleid, waarin lessen uit het bedrijfsleven werden losgelaten op scholen. Scholen werden massaal samengevoegd in onderwijskoepels. Dat zou immers efficiënter en goedkoper zijn.
De scholen moesten vervolgens met elkaar gaan concurreren op prestatiescores. Onder het motto 'meten is weten' werd de citotoets ingezet als meetinstrument om scholen te kunnen vergelijken. Daarmee werden onderwijzers en leerlingen in een strak keurslijf gesnoerd van taal- en rekenvaardigheden.
De onderwijsinspectie keek steeds strenger over de schouders van onderwijzers mee om te checken of de centraal gestelde leerdoelen wel behaald werden. Veel leraren maar ook schooldirecteuren kwamen in opstand tegen de doelstellingen van de onderwijskoepel en het beperken van de vrijheid van de professional.
Onderwijsmanager Bert Dekker had op zijn beurt weinig geduld met personeel dat in zijn ogen rebelleerde tegen een onontkoombare trend. Hij greep hard in bij te zwak presterende scholen. Wie zich weigerde te conformeren, moest zijn biezen pakken. Die aanpak leverde hem de bijnaam 'de slager van Friesland' op.