In de jaren 70 was elk klaslokaal een koninkrijkje. Elke onderwijzer bepaalde zelf een beetje wat er gebeurde in zijn of haar klaslokaal. Dat veranderde in de loop der jaren. Onderwijzers moesten leerlingen steeds meer toetsen en ze alleen nog maar opgelegde nuttige zaken leren. En dat met steeds minder tijd en aandacht. Want de klassen werden vaak groter en de leerdoelen die de onderwijzers moesten bereiken groeiden in aantal.
Volgens de buurman van Geert Mak, Douwe de Bildt, die zelf lang een bevlogen leraar was op een basisschool in het piepkleine Friese plaatsje Easterwierrum, is het onderwijs zo langzaam een wasmachinefabriek geworden. Alle kinderen worden volgens dezelfde methode, en hetzelfde stramien afgeleverd als producten met eenzelfde soort kwaliteit.
Onderwijzers kunnen in dit systeem steeds minder de individuele kwaliteiten van een kind de ruimte geven. Er blijft volgens Douwe weinig tijd over voor spontaniteit en toeval in de les, want dat draagt niet bij aan de ‘effectieve lestijd’, zo kreeg hij keer op keer te horen.