In uw nieuwe boek De zevende functie van taal tapt u uit een heel ander vaatje: in deze virtuoze, satirische roman vertrekt u opnieuw van historische feiten, ditmaal het kringetje van Franse filosofen van de jaren zeventig en tachtig met figuren als Roland Barthes en Michel Foucault, maar hier fantaseert u er juist lustig op los!
‘Haha, dat is waar, ik had nu zin om iets anders te doen dan in HhhH. Het boek is wat mij betreft niet een pure satire maar ook een liefdesverklaring aan de semiologie, de nieuwe tak van wetenschap die toen in zwang was met Barthes en Umberto Eco als boegbeelden. Neem nu deze huiskamer: hieruit kunt u al zoveel afleiden over wie ik ben. Daarom gaat de detective in mijn boek, die moet onderzoeken wie Roland Barthes vermoord heeft, op pad met een jonge semioticus die de tekenleer en het duiden van tekens zo goed verstaat dat hij meteen alles van iemand weet: waar hij woont, wat voor werk hij doet, wat zijn vader en moeder voor mensen waren en ga zo maar door.’
De vraag was eigenlijk: waarom doet u in uw tweede boek iets wat u in uw eerste boek zegt te verfoeien: fantaseren op basis van historische feiten.
‘Nee, ik zeg ook in HhhH dat ik hou van what if-scenario’s: stel dat Hitler de oorlog had gewonnen, hoe had de wereld er in de jaren zestig dan uitgezien? Of: stel dat Roland Barthes vermoord zou zijn, wie zou het dan gedaan kunnen hebben en waarom? In mijn nieuwe boek is duidelijk dat het uitgangspunt fictief is.’
Maar het gaat wel over bestaande personen die deels nog leven, zoals filosoof Bernard-Henri Lévy en schrijver Philippe Sollers. Die worden flink belachelijk gemaakt.
‘Haha ja, vooral die twee. Maar zij kunnen wel tegen een stootje hoor.’
U behoort samen met Emmanuel Carrère en Michel Houellebecq tot de mensen die de Franse literatuur uit een zeker elitarisme getrokken hebben en internationaal terug op de kaart hebben gezet.
‘Dank u wel.’
Wat doet u anders dan een vorige generatie schrijvers?
‘Nou, het heeft misschien te maken met de mix van feit en fictie die je ook bij Carrère en Houellebecq wel ziet. En ik heb zowel in HhhH als in De zevende functie van taal geprobeerd om ritmisch te schrijven en taaiere gedeelten af te wisselen met wat luchtiger passages.’
Dat lukt wonderwel.
‘Ja, dat is nou net de hele uitdaging en daarom duurt het ook zo lang voordat zo’n boek af is!’
U werkte tien jaar aan uw eerste boek, vijf jaar aan uw tweede boek. Is er alweer een nieuw boek op komst?
‘Zeker, ditmaal gaat het over de zestiende eeuw. Ik ben er alweer twee jaar mee bezig en heb net vorige week de eerste pagina’s geschreven.’
Ah, wederom iets historisch dus. Bent u nou eigenlijk een historicus of een romanschrijver?
‘Ik zie geen tegenstelling tussen die twee. Ik heb geschiedenis en Franse literatuur gestudeerd. Het gaat om het vertellen van een verhaal en hoe je dat doet.’
Aan het einde van HhhH citeert u Roland Barthes die ooit zei: ‘probeer vooral niet volledig te zijn’. Wist u toen al waarover uw volgende boek zou gaan?
‘Nee, dat is puur toeval. Maar zoals ik ook in HhhH laat zien: de geschiedenis hangt ook grotendeels van toevalligheden aan elkaar.’