Van een afstand lijken het wel mieren, de honderden mannen die holen graven in de puinhellingen van een oude kopermijn in Zambia. Ze zoeken kopererts in de wanden van de enorme put, zonder helmen te dragen en zonder de wanden van hun holen te verstevigen. Levensgevaarlijk natuurlijk. Maar ze vinden genoeg om van te leven. Is het legaal, vraagt Bram. Ze lachen erom. Nee, natuurlijk niet. Maar de Chinese inkoper vraagt heus niet waar ze hun erts vandaan halen. Je moet alleen wel wegwezen als de bewakers van de mijn eraan komen.
Hoe anders gaat het eraan toe in een reusachtige kopermijn in vol bedrijf. Enorme machines rijden af en aan. Regelmatig klinken sirenes, gevolgd door ontploffingen. Hier wordt 300.000 ton steen per dag verplaatst, en het kopererts daaruit levert een winst van honderden miljoenen dollars per jaar op. Maar het is wel een buitenlandse onderneming die dat geld opstrijkt. En als de productiviteit na een jaar of twintig te laag wordt, trekken de investeerders verder.
Vanuit de lucht is goed te zien hoe ingrijpend het allemaal is. De mijn neemt grote happen uit het land en verandert enorme vlakten in een soort maanlandschap. Maar er zijn ook andere veranderingen zichtbaar. Huizen, scholen, een golfbaan. Welvaart dus, benadrukt een mijnbaas. Zeven jaar geleden was dit nog een suf provinciestadje, en kijk nu eens!