Lang niet iedereen vindt het aanvaardbaar om de mens te verbeteren. Maar wat aanvaardbaar is, hangt mede af van waar en wanneer je leeft.

In De volmaakte mens hebben we de afgelopen weken kunnen meekijken naar een toekomst waarin de mens zichzelf mooier, gezonder, slimmer en ouder kan gaan maken. Een toekomst waarin het steeds moeilijker wordt om daarover géén beslissing te nemen. Sommigen zijn daarover optimistisch, of ze zien het zelfs als onze morele plicht om de nieuwste technieken te gebruiken om de mens te verbeteren en te vervolmaken. ‘Onze kleinkinderen zullen niet snappen hoe wij durfden te leven zónder de kennis uit ons dna, over onze talenten en de aanwezige gevaren,’ verwoordde genoomtechnoloog Johan den Dunnen dat sentiment onlangs nog. Anderen zijn sceptisch en voeren aan dat de mens ondanks alles zichzelf zal blijven, met al zijn goede maar vooral ook slechte eigenschappen.
Hoe je tegen zulke dingen aankijkt en welke waarden je belangrijk vindt, hangt mede af van de plek waar je leeft. In de laatste Tegenlicht van dit seizoen was nog te zien hoeveel Japanners weinig moeite hebben met een robot die sprekend op een mens lijkt, terwijl de gemiddelde westerling daar eerder afwijzend tegenover staat. Maar het hangt ook af van de periode waarin je leeft. Dit voorjaar verscheen het boek Foragers, Farmer and Fossil Fuels van de historicus Ian Morris, waarin hij betoogt dat de mens er in het verleden elke keer andere waarden en normen op na ging houden op het moment dat hij zijn energie ergens anders vandaan haalde. 
 
Morris maakt niet het postmoderne punt dat alles relatief is. Hij benadrukt dat er wel degelijk een aantal universele morele waarden zijn, zoals rechtvaardigheid, eerlijkheid, liefde en loyaliteit. Hij ziet die als ‘adaptaties,’ een soort evolutionaire aanpassingen die je ook bij andere dieren terugvindt. Maar tegelijkertijd benadrukt hij dat de mens in de afgelopen 20.000 jaar zijn eigen draai heeft gegeven aan die universele waarden, en dat de invloed van energie daarbij onontkoombaar is.

Onstilbaar

Energie speelt een cruciale rol in ons leven. De essentie van een nieuw en spraakmakend boek over de oorsprong van het leven, The Vital Question van Nick Lane, werd onlangs door The Guardian zelfs kernachtig samengevat als ‘It’s the energy, stupid!’. Het leven op aarde kwam pas echt op gang toen cellen de beschikking kregen over energiefabriekjes – mitochondriën genaamd – en de stofwisseling kun je nauwelijks anders dan in energietermen beschrijven. En een fenomeen als informatie is zinloos zonder energie – trek de stekker maar uit je computer.
Het aardse leven kwam dus pas goed op gang toen het steeds meer energie tot zijn beschikking kreeg, zodat meercellig leven zich in al zijn variatie kon ontwikkelen, van planten, vissen en vogels tot de mens. Die energiehonger van het leven lijkt wel onstilbaar te zijn, en de mens heeft zich ontwikkeld tot een absolute meester in het stillen van die honger, zodat we zo ongeveer alles steeds sneller, intensiever en efficiënter kunnen doen, of het nu eten, bewegen, werken of feesten is.
Wat heeft dit nu met normen en waarden te maken? Zoals gezegd, elke keer dat de mensheid overstapte op een nieuw energieregime, werden andere waarden en normen belangrijk. Tot zo’n tienduizend jaar geleden leefden mensen vooral in kleine groepen jager-verzamelaars, die gelijkheid hoog in het vaandel hadden staan, maar conflicten met andere groepen niet zelden met veel geweld uitvochten. Met de opkomst van de landbouw gingen mensen in grotere groepen leven, waardoor mensen meer gingen hechten aan hiërarchie, terwijl gewelddadigheid in minder hoog aanzien kwam te staan. Sinds de Industriële Revolutie is gelijkheid weer belangrijker geworden, terwijl geweld nog verder afnam.
Elke keer dat de mens veranderde van voornaamste energiebron had dat dus invloed op wat men aanvaardbaar en wenselijk vond. Wat betekent dat voor de toekomst? Tel het klimaatprobleem en de voorspelling dat de menselijke energiebehoefte bij elkaar op, en het zal geen verbazing wekken dat Morris speculeert over een tijdperk waarin fossiele brandstoffen niet meer de hoofdrol spelen.

Verbonden

Wat dat precies voor gevolgen zal hebben voor onze normen en waarden? Aan die voorspelling waagt Morris zich niet, maar energiedeskundige – en vertrouwd Tegenlicht-gezicht – Jeremy Rifkin heeft daar uitgesproken ideeën over. Hij beweert al een aantal jaren dat de mens in de loop van zijn culturele evolutie er niet alleen andere waarden en normen op na ging houden, maar dat we zelfs op een andere manier in de wereld komen te staan als een nieuw energieregime de combinatie aangaat met een nieuw communicatieregime. 
Jager-verzamelaars bijvoorbeeld communiceerden met spraak en gebruikten vooral hun spierkracht, en hadden een ‘mythisch’ bewustzijn. Opeenvolgende regimes – de combinatie van schrift en landbouwproducten, steenkool en de drukpers, olie en de telefoon – leidden volgens Rifkin steeds tot een nieuw soort bewustzijn. Zijn voorspelling – of misschien beter: hoop – is dat wij met de verdere verspreiding van internet en duurzame energiebronnen een soort ‘biosfeer-bewustzijn’ zullen ontwikkelen; dat we ons niet alleen verbonden voelen met onze directe familie en vrienden, en zelfs niet alleen met ons land of volk, maar met alle mensen, ja met alle leven op aarde.
Het mag duidelijk zijn dat het hier hogere koffiedikkijkkunde betreft, bepaald niet gespeend van het nodige utopisme. Duidelijk is wel dat we over een aantal jaren wel eens heel anders zouden kunnen denken – en voelen – over de mogelijkheden die nieuwe technieken ons bieden om onszelf te vervolmaken. Zoals Japanners nu al veel makkelijker een robot in hun midden accepteren, zo kan het ook heel goed zijn dat ons toekomstige zelf heel anders aankijkt tegen de mogelijkheid om de mens slimmer, ouder en gezonder te maken.